Proloog

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Het enige wat ik me kan herinneren zijn de lichtflitsen die er waren. Het deed pijn aan mijn ogen. Daarna was alles zwart geworden. Ik werd wakker in mijn kleine, witte kamertje en keek in de spiegel. Het was best donker, maar ik weet nog goed wat ik gezien had. Ik had wit haar gekregen. Mijn ogen waren felblauw en ze gloeiden in het donker. Ik schrok toen ik zag dat ik witte oren had gekregen en een witte staart. Daarna ben ik in een hoekje van de kamer gaan zitten met mijn armen om mijn benen geklemd. De oren en de staart deden gelukkig geen pijn. Maar ik wilde hier weg. Ik wilde weg en nooit meer terugkomen. 

Ik kijk in de waterplas voor me. Mijn gezicht, oren en haren zijn vies. Er loopt een klein krasje over mijn neus. De onderkant van mijn witte T-shirt is weggescheurd en er zitten gaten in de zwarte broek. Schoenen heb ik niet. Ik hou niet van schoenen. Ik hoor schreeuwen en meteen daarna krijg ik een flats modderig water over me heen. Het brandt in mijn ogen en even zie ik niks. Als de modder uit mijn ogen is zie ik dat het de jongens zijn die er gisteren ook waren. Ze roepen dingen naar me en gooien met stenen. Ik krabbel op en ren weg door het steegje. Ik weet dat er even verderop een ijzeren trapje aan de zijkant van een gebouw hangt. Snel ren ik erheen en klim omhoog. Die jongens houden me nu toch niet meer bij. Even later kom ik op het vlakke dak uit. Er staat een klein hokje met een deur. Ik snuffel en ruik dat hier nog niet zo lang geleden mensen zijn geweest. Misschien willen ze me wel houden... Ik loop naar de deur en doe hem open. Een trap loopt naar beneden. Zodra ik eraf gelopen ben hoor ik stemmen in de gang en zie ik dat er een deur openstaat. Voordat ik op het geluid af kan lopen komen er twee mensen de gang op gelopen. Een vrouw en een man van ongeveer rond de dertig. Eerst merken ze niet dat ik er ben, maar zodra de vrouw mij ziet begint ze te gillen. De man kijkt geschrokken op en begint dingen naar mij te schreeuwen. 'Wát is dat voor een monster?!' roept de vrouw. 

Een monster?...

De man begint op me af te lopen met een boze uitdrukking op zijn gezicht. Ik wil iets zeggen, maar in plaats daarvan zie ik dat ik bijna een schop krijg. Ik draai me om en ren terug naar de trap en dan het dak weer op. Ik hoor de voetstappen van de man nog steeds achter me. Aan de overkant van dit appartement zie ik nog een ander gebouw en daarachter een bos. Zonder na te denken spring ik van dit gebouw af en land op het andere gebouw. De man heeft inmiddels zijn telefoon gepakt en hij staat te bellen. Ik hoor niet goed wat hij zegt, maar als ik mijn oren goed spits krijg ik een paar woorden mee. 'Dier.... Monster.... Weg....'

Waarom noemt hij me een monster?...

Ik draai me om en het bos komt weer in zicht.


Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro