Hoofdstuk 1

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

De avond valt over het bos en de bomen kleuren zwart. Ik ben nu al een tijdje aan het lopen. Met mijn kattenogen kan ik goed in het donker zien. Ineens hoor ik iets ritselen achter me. Maar als ik me omdraai zie ik niks. Ik open mijn mond om de geuren in te ademen. Niet alleen de geur van het bos drijft om me heen, maar ook de geur van iets anders. Iets dat snel beweegt. Meteen ben ik op mijn hoede en schichtig kijk ik om me heen. De grond achter me trilt en ik spring opzij. Iets roods schiet langs me heen en ik zie twee gloeiende, rode ogen. Ik heb geen idee wat ik moet doen, dus ik besluit weg te rennen. De persoon rent achter me aan. Hij of zij is te snel voor een mens. Ik begin in paniek te raken. 

Wat als hij me te pakken krijgt? Ga ik dan dood?  Zal ik-

Ineens struikel ik over een boomstronk die boven de grond uitsteekt. Omdat ik zo was opgegaan in mijn gedachten had ik hem helemaal niet gezien. Ik val op de grond en schaaf mijn handen en mijn wang. Ik proef bloed in mijn mond en spuug het op de grond. Ineens landt er iemand op mijn rug. Mijn hoofd word tegen de grond gedrukt. Er komen aarde en naalden van de bomen in de wond op mijn wang en het prikt heel erg. 'D-Dood me alsjeblieft niet,' smeek ik de persoon. Het volgende moment voel ik hoe lange tanden zich in mijn nek boren. Ik voel bloed langs mijn nek en arm stromen. Het doet vreselijk veel pijn. Mijn hele lichaam wordt slap en ik kan niks anders voelen dan de tanden in mijn nek. Dan wordt alles zwart...

Ik word wakker in een groot, rond bed met een zwart, satijnen beddengoed. Mijn hoofd doet pijn. Ik kijk rond en zie dat ik mezelf in een grote kamer bevind. De muren zijn wit en er hangt een prachtige, kristallen kroonluchter aan het plafond met waxinelichtjes die aan en uit kunnen. Ik kijk naast me en zie witte gordijnen die waarschijnlijk voor een raam hangen. Verder staan er een bureau met een stoel, een kast en een kaptafeltje in de kamer. Ook staat er een nachtkastje naast mijn bed en hangt er een grote spiegel boven de kaptafel. Ik ruik verschillende geuren; mijn eigen geur natuurlijk, maar ook allemaal andere geuren. Van mensen en van voorwerpen. Dat betekent dus dat ik hier niet alleen ben. Waar ik dan ook ben... Ik stap uit het bed en trek de gordijnen voor het raam weg. Maar in plaats van waar het raam had moeten zitten staat er een bakstenen muur. Ik schrik en ren naar de deur. Als ik die open probeer te doen blijft hij potdicht zitten. In totale paniek ruk ik aan de deurknop en krab ik aan de deur. Houtsplinters vliegen in het rond en er ontstaat een kleine barst in de witte deur. Ik probeer erdoorheen te kijken. Het enige wat ik kan zien is een donkere gang met nog meer deuren. Ik bekijk wild de deur en zie dan dat er een luikje aan de onderkant zit. Het is net breed en hoog genoeg om er een dik boek doorheen te schuiven, maar niet groot genoeg om te kunnen ontsnappen. Ik schakel de lichtjes in de kroonluchter aan en loop naar de grote spiegel bij de kaptafel. Ik zie dat er veel verband en pleisters om mijn nek zitten. Er zit een pleister op mijn wang geplakt en ook eentje op mijn neus. Ik kijk naar mijn handen en zie dat daar ook verband omheen is gewikkeld. Mijn gezicht is nog steeds vies, net zoals mijn haren, oren en staart. Er zweeft een geur om het verband die ik ergens van ken. De geur komt vooral van het verband om mijn nek af. Als ik beter ruik herinner ik me de geur weer. Ik herinner me alles weer. Gisteren (of vandaag?) werd ik aangevallen door iemand. Die persoon had zijn tanden in mijn nek gezet. Maar waarom eigenlijk? De geur is onderhand sterker geworden en het maakt me duizelig. Ik voel me anders. Alsof ik gemarkeerd ben door iets of iemand. Zijn het mijn dierlijke instincten of komt het door de geur? Ik kijk weer in de spiegel en zie ineens dat er een andere deur is naast mijn bed. Ik draai me om en loop naar de deur. Ik twijfel geen moment en ruk hem meteen open. Het is een badkamer. Er is een douche en een bad. Naast het bad staat een wc en daar tegenover staat een marmeren wasbak. Eigenlijk heb ik echt een gloeiende hekel aan water, maar ik wil zo graag van de geur af dat ik nu geen andere keus meer heb. In een kastje onder de wasbak vind ik een paar witte handdoeken. Ik pak er een en leg hem naast het bad. Dan zet ik de kraan aan. Er staat geen shampoo op de badrand. Ik zoek overal en vind uiteindelijk shampoo en douchecrème in het kastje waar ik ook de handdoek heb gevonden. Ondertussen zit het bad vol en draai ik de kraan uit. Zodra ik mijn kleren uit heb en een voet in het water zet protesteren al mijn lichaamsdelen. Ik slik en ga dan snel in het bad zitten. Het water kleurt lichtbruin gemengd met wat rood. Zo snel mogelijk was ik mijn haar en mijn lichaam. Ook mijn oren en mijn staart. Als ik klaar ben is het water meer bruin dan rood. Ik klim uit het bad en wikkel de handdoek om me heen. Ik draai de knop in het bad om, zodat het leeg kan lopen en loop dan de badkamer uit. Ik ga naar de kast en zoek naar kleren. Ik vind schoon ondergoed en schone kleren. Als ik klaar ben met afdrogen en me aangekleed heb kijk ik in de spiegel. Mijn haren, oren en staart zijn weer sneeuwwit. Mijn gezicht is schoon, net zoals de rest van mijn lichaam. Ik heb een witte jurk aan met een strik aan de achterkant en een zwarte panty. Ik droog mijn haar af en gaap. Ik ben best wel moe eigenlijk. Ik plof op het bed en val in slaap. 


30 minuten later

Er wordt op de deur geklopt. Ik word wakker en knipper met mijn ogen. Mijn lichaam en mijn verwondingen voelen al een stuk beter dan daarstraks. Er wordt weer op de deur geklopt. Ik spring van het bed af en loop naar de deur. Ik kijk door de spleet die ik gemaakt heb en zie een jongen met een blauw masker waar zwarte gaten als ogen in zitten. Zwarte straaltjes lopen uit de gaten. Verder heeft hij een zwarte hoodie aan. Meer kan ik niet zien. Ik krabbel zachtjes aan de deur om de jongen te laten weten dat ik wakker ben. 'Ik heb wat te eten voor je,' hoor ik de jongen met een gedempte stem zeggen. Het luikje onderaan de deur gaat open en er wordt een bord met eten naar binnen geschoven. Er liggen twee boterhammen op het bord en een paar crackers met zout erop. Daarna wordt er nog heel voorzichtig een klein glas melk naar binnen geschoven. Het luikje gaat weer dicht. Ik kijk weer door de spleet en zie dat de jongen op het punt staat om weg te lopen. 'Wacht!' roep ik zachtjes. Hij blijft staan en draait zich om. 'Wat is er?' vraagt hij. Ik ga op mijn tenen staan om beter door de spleet te kunnen kijken. Zo groot ben ik namelijk niet. 'Waar ben ik?' vraag ik. 'Dat kan ik je nu nog niet vertellen,' antwoordt de jongen kalm. 'Mag ik naar buiten?' vraag ik. Hij schudt zijn hoofd. Een beetje teleurgesteld ga ik weer normaal op mijn voeten staan. 'Mag ik dan wel je naam weten?' vraag ik zacht. Daar krijg ik tot mijn verbazing wel antwoord op: 'Mijn naam is Eyeless Jack. En ik weet jouw naam ook al, Snow.' Verrast kijk ik op. 'Hoe weet je dat dan?' vraag ik nieuwsgierig. 'Wij weten veel meer over jou dan jij over jezelf weet,' zegt Eyeless Jack met een geamuseerde stem. Dan hoor ik hem weg lopen. 

We? Wie zijn hier dan nog meer?

Ik maak me eigenlijk een beetje zorgen. De jongen van daarnet was wel aardig, maar ik vertrouw het niet. Hoe zouden de andere mensen hier dan zijn? Ik krijg ineens heel erg de behoefte om buiten te zijn en om frisse lucht in te ademen. Het lijkt alsof de muren dichterbij komen en me insluiten. Ik wankel achteruit en struikel over het bed, waardoor ik op de lakens val. Ik krijg het benauwd en kijk naar het bord met eten dat zojuist naar binnen is geschoven. Bij het zien van het droge brood en de crackers knapt er iets in mijn hoofd. Woedend spring ik van het bed, pak het bord op en smijt het tegen de muur. De boterhammen blijven op de muur plakken, het bord is in stukken kapot gevallen op de vloer en de crackers liggen in stukjes bij de scherven. Ik schop het glas melk om en ren naar de badkamer. Snel draai ik de kraan van de wasbak open en ga vervolgens met mijn hoofd onder de straal koud water hangen. Het spoelt langs mijn gezicht en vult mijn mond. Mijn lichaam koelt af en ik kijk in de spiegel boven de wasbak, net op tijd om te zien dat ik rode ogen heb. Na een seconde worden ze weer blauw. Ik knipper met mijn ogen. Nog steeds blauw. Mijn hoofd voelt weer normaal aan. Ik voel geen woede meer. Wat gebeurd er allemaal? Ik draai me om en zie een schaduw wegschieten in het hoekje van de badkamer. Snel spring ik er naartoe om te kijken, maar de gedaante is verdwenen. Mijn maag rommelt. Ik besef nu pas hoeveel honger ik heb. Ik loop de badkamer uit en heb meteen spijt van wat ik gedaan heb. Ik loop naar het bord (nou ja, wat er nog van over is dan) en leg de scherven bij elkaar. De stukjes van de crackers leg ik op een scherf van het bord. Ik peuter de boterhammen van de muur af en leg ze zo fatsoenlijk mogelijk bij de rest. De melk ligt op de grond en het glas ligt naast de melk. Dat is gelukkig niet kapot. Ik slik en net als ik op het punt sta om een van de boterhammen te eten wordt er snel op de deur geklopt. Mijn oren komen overeind en ik loop naar de deur. 'Wat is er?' vraag ik, terwijl ik door de spleet in de deur kijk. Ik zie niemand staan. 'Je moet dat brood niet eten,' zegt een meisjesstem. 'Dat is toch helemaal niet lekker.' Was ze naar me aan het kijken? 'Hoe weet je dat ik dat wilde doen?' vraag ik. Het blijft stil. Ik zucht en vraag dan: 'Wat is je naam?' 'Ik heet Sally,' zegt het meisje. 'Wat een mooie naam,' antwoord ik. Ik hoor haar giechelen aan de andere kant van de deur. 'Ik heb nieuw eten voor je,' zegt Sally vrolijk. Ze duwt een nieuw bord met fruit erop door het luikje van de deur. 'Dankjewel,' zeg ik en ik begin te snorren. Dan krijg ik een idee. Dit meisje klinkt heel jong. Misschien kan ik ontsnappen... 'Zou je mijn oren en staart willen zien?' vraag ik met een zoete stem. Ik hoor haar heen en weer schuifelen. 'Ik weet niet of dat wel mag,' zegt Sally. 'Misschien wordt hij dan boos op me.' Ik trek met mijn oren en vraag: 'Wie wordt dan boos op je?' Weer krijg ik geen antwoord. 'Aw... Toe?' smeek ik. 'Ik beloof dat ik niet weg zal lopen.' Het blijft even stil, maar dan wordt de deurknop omgedraaid en de deur gaat langzaam open. Ik zie het meisje staan. Ze heeft een roze jurkje aan en ze is kleiner dan ik. Ze heeft bruine haren en groene ogen. Maar wat het meeste opvalt zijn de schrammen en de blauwe plekken op haar armen, en het bloed dat in straaltjes over haar gezicht loopt. Achter haar zie ik een donkere gang. 'Wat heb je schattige oren!' roept Sally uit. Ze wil ze aanraken, maar ik schiet langs haar heen en ren de gang op. 'Hé! Blijf hier!' hoor ik Sally achter me schreeuwen. Ik vlieg langs de deuren en ik ben bijna bij het einde van de gang. Ineens pakt iemand mijn haar vast en trekt me op de grond. 'Au!' roep ik en probeer te kijken wie me vast heeft. 'En waar dacht jij heen te gaan?' zegt een mannenstem. Hij begint me aan mijn haar door de gang te trekken in de richting van mijn kamer. 'Laat los!' snauw ik. Ineens ligt er een mes tegen mijn keel. Ik ben meteen stil en er springen tranen in mijn ogen. 'Dat dacht ik ook,' zegt de jongen. Het mes verdwijnt en ik word mijn kamer in gesmeten. De deur gaat dicht. Het bord met fruit is weg. 'I-Ik heb honger,' stamel ik. 'Jammer dan. Dat krijg je ervan als je probeert te ontsnappen,' zegt de jongen met een grinnik die doorklinkt in zijn stem. Ik kijk door de spleet in de deur maar ik zie niemand staan. Ineens verschijnt er een gezicht met grote, zwarte ogen. Ik schrik en deins achteruit. 'Vind je me niet mooi?' vraagt hij, terwijl hij begint te lachen. Ik word boos en begin woedend met mijn scherpe, puntige nagels over de deur te krabben. 'Hé! Stop daarmee!' roept de jongen. Maar ik luister niet. Ik krijg de behoefte om de jongen aan te vallen en mijn ogen worden weer rood. Ik begin steeds harder en sneller de deur kapot te krabben. Hout vliegt om me heen en er ontstaat een groot gat in de deur. Nu kan ik de jongen helemaal zien. Hij heeft zwart haar en een witte huid. Hij draagt een witte hoodie, zwarte jeans en zwarte gympen. Wat het meeste opvalt is de glimlach die uitgesneden is in zijn wangen. Ik breek nog een groot stuk hout af en nu is het gat groot genoeg. De jongen merkt het ook en haalt een mes achter zijn rug vandaan. Ik spring door het gat en vlieg hem aan voordat hij in actie kan komen. Ik hark met mijn nagels dwars door de hoodie heen en ik voel huid onder mijn vingers. Hij probeert weg te komen, maar ik ben hem te snel af. Mijn klauwen zinken diep in de huid en bloed spat over mijn hand. Ik schrik ineens en het lijkt alsof ik uit een trans kom. Ik laat de jongen meteen los en deins achteruit. De jongen zakt op de grond en kijkt me geschrokken en woedend aan. 'Wat ben jij voor een monster?' De vraag doet mijn bloed stollen. Ik krijg ineens een klap tegen mijn achterhoofd en ik val bewusteloos op de grond.

Wat ben ik voor een monster?...




Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro