donker

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Het was jaren geleden toen het gebeurde, jij was nog maar een kleine jongen.
We waren met zijn drieën in de stad voor een verplichte oproep bij het stadskantoor.
Het was niets belangrijks en ik weet alleen nog dat het over één van je vaders ouders ging.
Op de terugweg ging ik nog even een winkel in om een paar spullen te kopen.
De mensen in de stad hadden het niet zo op donkere dus was het beter voor jullie om buiten te blijven.
Maar op het moment dat ik niet meer bij jullie was ging het fout.
Er kwam een groepje mensen op jullie af die jullie bedreigde en vernederde.
Je vader wist zichzelf rustig te houden maar toen probeerde één van hen aan jou te komen.
Ik kwam net naar buiten en zag wat er gebeurde.
Jij was zo belangrijk voor hem dat hij niet anders kon dan jou beschermen.
Uit woede liet hij een grote rookwolk om jullie heen verschijnen.
Even kon ik niets binnen de wolk zien en ik haastte mij naar jullie toe.
Maar een toezichthouder was mij voor en hij stormde de wolk binnen.
Toen de wolk deels weggetrokken was zag ik dat mijn grootste angst uit was gekomen.
Je vader was half bewusteloos onder de arm van de toezichthouder geklemd en om hem heen lagen meerdere mensen half verstikt of bewusteloos op de grond.
Terwijl ik er naartoe rende realiseerde ik mij nog iets veel ergers, ik kon jou nergens vinden.
De omstanders hielpen de anderen en ik zag de toezichthouder je vader willoos meevoeren.
En toen zag ik jou liggen, half verstopt onder een jas die ik niet herkende.
Snel pakte ik jou op voordat iemand zijn jas zou gaan zoeken en toen liep ik weg.
Eenmaal thuis heb ik jou in bed gestopt en uren gewacht op een bericht.
Toen kwam de brief aan waarin stond dat je vader gevangen was genomen in de rotsbot gevangenis.
De rede "aanval van onschuldige omstanders", van binnen wist ik dat deze omstanders alles behalve onschuldig waren en dat hun dreigingen over jou heel ernstig waren geweest.
Na al die jaren heb ik er nog nooit met iemand over kunnen spreken maar nu wil ik jou eindelijk vertellen dat het heel slecht is wat de mensen hebben gedaan.
Natuurlijk was het ook een beetje je vaders schuld maar hij heeft al vaker zulke bedrijgingen gekregen.
Nog nooit heb ik hem er op zien reageren, tot die ene dag.
Nu weet je het, nu ik jou ook kwijt ben.
Het ga je goed mijn jongen en ik hoop je ooit nog een keer terug kunnen zien.

Liefst, je moeder.

Met tranen in mijn ogen stop ik de brief diep in mijn broekzak en begraaf ik mijn gezicht in het deken.
Ik laat de tranen gaan en huil geluidloos.
Niet alleen om mijn vader, mijn moeder en mijzelf maar ook om alle andere donkeren die zoveel lijden.
En dat alles door die domme regels, wie zou er ooit bedenken dat mensen minder waard zijn alleen door hun kleur.
Het is niet eerlijk, er is niets eerlijks aan deze stad.
De leiders en hun manieren zijn oneerlijk, waarom kan niemand er wat tegen doen.
Dan merk ik iets op, er voelt iets... anders.
Het gevoel, dat wat mij al die tijd terughoud is verdwenen.
Iets in de brief heeft mij vrijgemaakt van de overheersing over mijn eigen acties.
Mijn ademhaling versnelt, ik kan ontsnappen.
Maar hoe doe ik dat zonder gepakt te worden.
Er zijn waarschijnlijk duizenden wakers buiten om de ontsnappers te vangen.
Ik kijk op van onder het deken, het is buiten al lang donker.
Langzaam begint er een plan in mijn hoofd te vormen, ik weet hoe ik kan ontsnappen.
Er is alleen een probleem, hoe krijg ik de deur open.
Ik ga langzaam rechtop zitten en strek mijzelf uit alsof ik net wakker geworden ben.
Dan bedenk ik mij dat slaapwandelaars zich niet uitstrekken en laat ik mijn armen weer zakken.
Voorzichtig sta ik op en door spleetjes in mijn ogen probeer ik de omgeving in de gaten te houden.
Ik strompel naar de muur toe om er dan tegenaan te leunen.
Met mijn handen voel ik aan de wand, hout.
Waarschijnlijk staat dit pakhuis er al een tijdje, ik glimlach.
Dan strompel ik rustig weer terug naar mijn bed waar ik neerkniel en mijn hand om mijn tas sluit.
Ik maak vuisten van mijn handen en knijp mijn ogen dicht.
Al mijn kracht focus ik op duisternis en langzaam begin ik het om mij heen te vormen.
Door mijn oogleden heen zie ik het donker worden, nog een seconden hou ik het vast.
Dan open ik mijn ogen en zie ik alleen donker om mij heen.
Op gevoel loop ik naar de deur toe, stap voor stap.
Soms voel ik een matras onder mijn voeten en doe ik zo snel mogelijk een stap opzij, niemand mag wakker worden.
Steeds verder loop ik zonder de deur te voelen, zou die er nog wel zijn.
Of heeft het donker mij nu eindelijk opgeslokt.
Ik schud de dwaze gedachte van mij af, misschien ben ik langzamer dan ik zelf doorheb.
Wie weet hebben ze de deuren al open gelaten en ben ik al buiten.
Nee, de deuren waren net dicht en ik heb ze niet open horen gaan.
Het donker weghalen zou nu nog te gevaarlijk zijn, zelfs al voel ik mijn armen zwaarder worden.
Waar blijft die deur nou, de ruimte ging niet oneindig door.
Ik haal diep adem en loop verder.
Dan voel ik mijn hand tegen iets aanstoten, de deur, eindelijk.
Met mijn hand zoek ik de hendel en ik maak mij klaar om er met mijn volle kracht tegenaan te stormen.
Ik druk de hendel naar beneden en tot mijn verbazing geeft de deur mee.
Hij was niet eens op slot, ze hebben hem gewoon open gelaten.
Dat betekent dat het buiten vol staat met bewakers.
Snel glip ik door de kier van de deur die ik daarna achter mij sluit.
Ik volg de wand en loop zo snel mogelijk de andere kant op van de weg waarlangs we kwamen.
Dan eindigt de muur en ik moet verder schuifelen.
Nog even hou ik het zo vol en dan lukt het niet meer, het donker begint te verwijnen.
Ik haal diep adem en begin te rennen.
Eerst struikel ik een paar keer en raak ik een paar bomen maar dan komt de grond langzaam in zicht.
De bomen om mij heen zijn nu ook zichtbaar en ik kijk even om.
Er is niemand, niet achter mij en ook niet op het terrein, het lijkt helemaal leeg.
Ik hoor ook niemand maar toch weet ik dat ze achter mij aan zitten en dat ze mij elk moment kunnen pakken.
Dus ik blijf doorrennen, verder en verder de nacht in.
Na een tijdje beginnen de bomen steeds dunner te worden en uiteindelijk kom ik uit bij een veld.
Nog steeds blijf ik doorrennen, door het grasveld.
Zelfs al schreeuwen al mijn spieren dat ik moet stoppen, ik ga door.
Dan zie ik een steen voor mij liggen, ik ga te snel om te kunnen ontwijken en ik val op de grond.
Even probeer ik mijzelf nog omhoog te krijgen maar dan wordt alles zwart.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro