20. Wat Cassidy Konings doet - of wie

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

2 december – Maren

Sam heeft me vandaag wel honderd keer gevraagd waarom ik zo vaag glimlachte, nerveus met mijn vingers op de tafels tikte of mijn telefoon checkte zonder er iets mee te doen. Mijn antwoord was altijd 'niets', maar ik weet dat mijn broer me goed genoeg kent om te weten dat het niet zomaar om 'niets' gaat.

Toch heb ik de dag overleefd zonder ook maar een woord over Cassidy of de kus te laten vallen.

Het had me gisterenavond al mijn wilskracht gekost om haar niet te bellen of te sturen. Vandaag keek ik eerder of zij me nog iets te vertellen had. Ik kreeg niks binnen.

Het is ook geen verrassing. Cassidy is niet de koningin van het communiceren.

Ik ben kapot wanneer ik me thuis in de zetel laat vallen en ik de televisie opzet. Er is een basketbalwedstrijd bezig op het sportkanaal. Hoewel het me niet echt interesseert, laat ik het opstaan. Het is een welkom achtergrondgeluid.

Ik trek mijn schoenen uit en gooi ze ergens bij de salontafel neer, om vervolgens met mijn ogen dicht te gaan liggen.

Mijn gedachten blijven maar teruggaan naar gisterenavond. Naar Cassidy's lippen en haar tong en haar handen en het complete gebrek aan afstand tussen ons in. Het maakt nadenken vrijwel onmogelijk.

Wanneer ik het hele gebeuren voor een derde keer aan het herhalen ben, gaat de bel. Mijn ogen gaan weer open. Ik kijk betrapt om me heen, voor ik besef dat ik alleen thuis ben. Anna is er pas volgende week zaterdag weer.

Op mijn sokken loop ik naar de voordeur.

De bel gaat nog een keer net wanneer ik mijn hand op de klink heb gelegd. Geduld is een schone deugd, zegt men dan.

Ik weet al dat het Cassidy is vanaf het moment dat ik het eerste stukje van haar blonde haar gezien heb. Ik ken niemand anders met zo'n bleke haarkleur.

'Hey,' zeg ik, terwijl mijn mondhoeken spontaan omhoog krullen.

Ik wil helemaal niet dat ze ziet dat ik blij ben dat ze hier is. Waarom kan ik niet net zo'n emotieloze uitdrukking hebben als zij? Ik heb er zo'n hekel aan dat alles altijd van mijn gezicht af te lezen valt.

'Hey,' antwoordt ze. Een zweem van een lach ligt op haar lippen, maar het valt nog niet echt een blij gezicht te noemen. 'Ik dacht dat je misschien nog niet thuis was, met training enzo.'

'O, nee, ik ben er net,' ik kijk naar mijn horloge, 'net tien minuten, dus je hebt geluk.'

'Goed.' Ze wrijft haar vingers over elkaar en kijkt voor een fractie van een seconde naar de grond, voor ze me weer aankijkt, onleesbaar. 'Mag ik binnenkomen?'

'Nodig jezelf maar uit, ja,' zeg ik met een plagende grijns. Ik voel mijn hoofd warm worden, maar ik blijf haar blik vasthouden en duw de deur verder open.

'Geen gin tonic vandaag,' zegt ze, terwijl ze langs me heen de gang in loopt.

'Is dat een stelling of een vraag?'

'Een stelling. Ik denk niet dat het verstandig is.'

Ik hang een van mijn jassen op een andere kapstok, zodat er een haakje vrij is voor haar jas en haar sjaal.

'Ik heb ook water in de koelkast zitten. Water, bruiswater, Ice Tea ook en Cola, als je iets non-alcoholisch wil drinken.'

'Ik kom wel toe voor nu.'

'Prima. Ik ga wel nog wat halen, dus euh- ga al maar naar de woonkamer, als je wil. Of je kan meekomen. Maakt mij niet uit.' Ik begeef me al naar de keuken voor ik uitgepraat ben. Van mijn ene been op het andere staan te wippen voor haar neus geeft me geen heel comfortabel gevoel.

'Ik kom wel mee. Misschien wil ik toch wel een glas Ice Tea, als dat oké is.'

'Tuurlijk.' Het komt er veel te hoog uit.

Cassidy's vingers glijden rond mijn arm. Ik stop met lopen en draai me om, zodat ik met mijn schouders tegen de muur aan sta.

'Maren,' zegt ze, met een mondhoek omhoog gekruld en een twinkeling in haar grijze ogen, 'stop met stressen, alsjeblieft. Ik ben niet hier om je te vermoorden, zelfs niet als je het heel lief vraagt.'

Ik open mijn mond, sluit hem weer en slik even. 'Sorry.'

Ze trekt een wenkbrauw op en laat haar blik langs mijn gezicht naar mijn arm glijden, waar haar vingers nog steeds losjes rond mijn pols zitten. 'Jij hoeft helemaal geen sorry te zeggen. Ik wel, denk ik.'

Omdat je me gekust hebt? Ik bijt op mijn tong.

Ze haalt heel diep adem en bolt haar wangen voor even op als een hamstertje, voor ze de lucht weer uitblaast en ze mijn pols loslaat. In plaats van me mijn hand gewoon terug te geven, pakt ze hem tussen haar vingers en begint ze de lijntjes erop te traceren.

Ze kijkt me niet meer aan, net nu ik haar blik wel wil zien.

'Ik weet dat ik gemeen ben, soms. Vaak. Vaker dan ik het wil zijn, waarschijnlijk. Ik ga niet zeggen dat dat me per se spijt. Niet alles in ieder geval. Ik ben nog steeds bo- niet blij, laten we het daarbij houden- niet blij om wat er in Beijing is gebeurd, maar dat is zo lang geleden. Ik kan het je moeilijk blijven kwalijk nemen.'

'Wat er-'

'Nee, laat me uitpraten alsjeblieft, anders- anders lukt het zo meteen misschien niet meer.'

'Wie ben je en wat heb je met Cassidy gedaan?' wil ik zeggen, maar ik hou wijselijk mijn mond. Ik wil niet dat ze stopt met praten. Het raspen van haar stem kalmeert me, waar haar vingerbewegingen op mijn hand mijn hart net tekeer doen gaan.

Ik druk mijn onderrug tegen de muur aan, op zoek naar enige houvast.

'Wat ik nog wilde zeggen was... dat ik gisteren dingen heb gezegd die ik niet had mogen zeggen, dat ik je had moeten kussen toen je het vroeg, in plaats van me te verstoppen achter belachelijke opmerkingen omdat ik niet wil toegeven dat ik je heel graag, maar echt echt echt heel graag tegen de muur zou willen pinnen en de kleren van je lijf zou willen trekken, om het nu maar even op een bijzonder onelegante manier te zeggen.' Ze kijkt me eindelijk weer aan en schenkt me 's werelds ondeugendste grijns. 'Dat is het lichamelijke. Ik weet niet of er meer aan is dan dat. Ik wil niet dat je dat aan me vraagt, nu nog niet, misschien ooit. Ik ben niet goed met emoties, dat weet jij, denk ik, net zo goed als ik, dus... dat was het.'

Ze laat mijn hand los, alsof ze nu pas doorheeft waar ze mee bezig was.

Ik kan niet veel meer doen dan haar aankijken en tot me door laten dringen wat ze net tegen me gezegd heeft. De vage paarse glittermist is terug. Er zit geen greintje orde meer in mijn gedachten.

Mijn handen trillen een beetje. Ze zijn stabiel wanneer ik één van de twee op Cassidy's schouder leg en met de andere haar gezicht langs een kant omlijst.

Ik weet niet wat te zeggen, dus zorg ik er maar voor dat ze haar hoofd buigt en ze dichterbij staat, zodat ik niet te veel op mijn tippen moet gaan staan om haar te kussen.

Het is niet zoals gisteren. Het is geen snelle "als ik het nu niet doe, doe ik het misschien nooit"-kus, niet ruw en hongerig en er prikt zeker geen deurklink in mijn rug. Het is loom en zacht en comfortabel en... vertrouwd, alsof we het al zo vaak hebben gedaan, maar we er toch geen genoeg van kunnen krijgen.

Ze duwt me helemaal tegen de muur aan, met een been tussen mijn benen. Ik verlies mezelf moeiteloos in haar vingers op mijn heupen en mijn handen in haar haar en haar tong tegen mijn tong. Er is niets meer in deze wereld dat ik liever wil doen dan dit.

Oké, misschien is er nog wel één ding.

Ik verplaats mijn hand naar haar borstkas en duw haar zacht weg, terwijl ik mijn mond losmaak van de hare. 'Dank je wel.'

Cassidy lacht en ik zou het bijna bestempelen als vrolijk. Het is een geluid dat ik nog nooit gehoord heb en ik denk dat dat van mijn gezicht te lezen valt. Ze blijft staan waar ze stond, alleen haar hoofd heeft ze iets verder weg gebracht.

Haar lach verandert in een grijns, maar haar ogen blijven twinkelen. Ik weet niet meer hoe ik ooit kon zeggen dat deze vrouw het niet verdiende om te winnen. Als je het mij vraagt, verdient ze de hele wereld.

'Dus, nog iemand anders thuis?' vraagt ze, met een onschuldige blik die niemand zou overtuigen en haar stem laag.

Ik ben me veel te bewust van haar been tussen mijn benen en haar handen nog steeds op mijn heupen, met een paar vingers onder de band van mijn broek en de rest van haar hand nog op de stof.

'Wie zou er zijn?' zeg ik, met mijn blik gericht op haar lippen eerder dan haar ogen.

Ze haalt haar schouders op. 'Vie.'

'Vie is terug naar huis. Toch voor even. Misschien komt ze nog wel terug. Ik weet het niet. Ze leek het hier in ieder geval leuker te vinden dan thuis.'

'Oké,' zegt ze, met wat lijkt op een poging tot een geïnteresseerde blik, 'laten we dan maar even doen alsof ik het niet heb aangehaald en teruggaan naar waar we gebleven waren...' Ze draait met haar vingertoppen een cirkel op mijn heupen en buigt voorover om haar lippen in mijn nek te planten.

Ik kantel mijn hoofd om haar de ruimte te geven en mompel ondertussen: 'Tot zover het niet willen kussen.'

'Als je gaat klagen, kan ik ook weer stoppen.'

Ik denk dat ik al lang genoeg droog sta om hoe dan ook niet te willen dat ze stopt. 'Ik hou mijn mond wel,' zeg ik onschuldig, met een vleugje heesheid en een tikje "ik doe alles wat je van me vraagt".

Vijf minuten later vind ik mezelf op mijn rug op mijn bed, met Cassidy half bovenop me en haar schoenen in mijn hand.

'Niet mee gooien,' zegt ze waarschuwend.

Ik trek mijn wenkbrauwen op.

'Kijk me zo niet aan. Die schoenen kostten mijn maandloon.'

Ik trek mijn wenkbrauwen nog iets hoger op.

'Oké, een maandloon is misschien wat overdreven,' ze trekt de stiletto's uit mijn hand en zet ze zorgvuldig op de grond, 'maar nog steeds. Trouwens, je bent heel onaantrekkelijk als je zo naar me kijkt.'

'Wow, de complimenten vliegen hier wel rond,' merk ik op, niet eens een beetje onder de indruk, terwijl ik aan de knopen van haar blouse begin te prullen.

'Ik heb nooit gezegd dat ik lief zou worden omdat ik seks met je wil hebben.'

'Je hebt ook nooit gezegd dat je seks met me wilde hebben, dus het is niet omdat je het niet zegt dat het niet zo is,' grijns ik zo onschuldig mogelijk.

'Gaat niet werken, Maren.'

Ik duw mezelf omhoog op mijn ellebogen, zodat ik mijn lippen op haar hals kan zetten. Met ieder knoopje dat mijn vingers losmaken plant ik een nieuwe kus op haar huid, waarbij ik langer blijf hangen bij haar borsten dan initieel de bedoeling was – dat mag niemand me kwalijk nemen.

'Ben je zeker?'

Ze kreunt, half gefrustreerd, half genietend. 'Zeker.'

'Er moet toch wel één lief ding zijn dat je kan zeggen?'

Zodra haar blouse op de grond beland is, trekt ze mijn T-shirt over mijn hoofd en pint ze mijn polsen met een stevige greep vast op het bed. 'Ik denk niet dat je je in de juiste positie bevindt om zo'n vragen te stellen,' fluistert ze bij mijn oor.

En daar heeft ze waarschijnlijk gelijk in.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro