Haastig

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Zwarte oogjes glinsteren in de opgaande zon en lange oren hangen naar beneden. Zijn bloed druppelt zoals de dauw op bladeren op het gras druppelt. De zachte vacht veranderd naar een naakt, in een gekropen mensen lichaam. 

Mijn houding zou als intimiderend gezien kunnen worden, want ik sta letterlijk als een jager voor haar prooi. Aan de ander kant gieren hormonen door mijn lichaam, wat zorgt voor een sterk ruikende angstzweet op mijn sporen. 

De transformatie van de haas naar de jongen is langzaam en gaat niet al te vlekkeloos. Er vormen soms foutjes, waarin opeens beginselen van klauwen weer verschijnen en verdwijnen. Waarschijnlijk is deze jongen maar net begonnen. Ik raak er verward van en probeert te concentreren op de telepathie.

"Wie ben je",  zeg ik
Mijn stem klinkt gejaagd en dreigend.

'Aan u ook goedendag', zegt de bruinharige jongen met een kort kapsel hardop wanneer zijn tanden zich  net hebben aangepast aan het menselijke formaat. Hij kan weer normaal kan praten, in tegenstelling tot mij. De blije toon klinkt tegenstrijdig met de grote open wond op zijn rechter been, waarin ik een paar seconden geleden in heb gebeten. Ik vraag me af hoelang  het duurt voordat hij kan rennen ook al voel ik me daar niet spijtig over. Er zijn ergere dingen in de wereld dan foutjes tijdens de toverlessen.

'Dus u bent een echte wolf?'

Ik ontbloot mijn tanden. Beantwoordt mijn vraag dan, mens. Ik heb geen zin om moeite doen om iets zinnigs te zeggen, of iets woordachtigs.  Ze zijn allebei rare dingen en ik besteed liever geen tijd aan dingen die mij te vreemd zijn nu.

"Vertel wie je bent, anders eet ik je alsnog op"

De jongen kijkt met groten ogen naar de grond om mijn blik te vermijden. Hij ziet zo zijn open wond en schrikt. Wat een kunstwerk is die wond toch ook. De haas trilt ondanks zijn beheersbaarheid met zijn stem: 'Ik heet Maarten,'

"En je bent een heks?"

'Ja-a-a,'

Mijn tanden laat ik weer bedekt als een bedankje.
"Laat mij jouw lerares zien"

Hij vouwt zijn armen over zich heen en kijkt weer naar zijn naakte lichaam. Aha, mensen en hun schaamte voor naakt. Ik snuif in de lucht. Ander wolven hebben mijn angstpad gevolgd. Ik moet hem en ik hier weg zien te krijgen via de mensen weg.








We lopen zo kalm mogelijk weg. Maarten hinkt met zijn verwonde been over het grasveld en laat een bloedspoor achter dat nog dagen lang zou blijven ruiken. Aan de overkant ligt een houten boerderij met daaraan een wat breder pad. Ik weet dat mijn moeder vaak van die boerderij gebruik maakte om schapen te vangen. Ze had me geleerd hoe ik onder een hek door kon kruipen door een gat graven. Daarna was het makkelijk. De schapen raken in paniek, maar kunnen uiteindelijk nergens meer heen. Moeder pakte dan een oud of jong schaap en at zoveel mogelijk van het kadaver.
Ze is nu dood. Daarom ben ik hier.

Het pad is gemaakt van platgetrapte en platgereden aarde en wordt aan de sporen te zien vaak gebruikt door paard-en-wagen. Moeder had me er met veel gruwel oververtelt. Ze vroeg zich af of de paarden dit wel vrijwillig deden. Moeder begreep de dominantie van mensen niet. Een paard is net als een hond; het zijn net mensen.

Achter de jongen aanlopend lopen we richting de zonsopgang. Het wordt lichter en bruine wolken, als stromend bloed, vullen de lucht. Het pad voelt steeds harder aan en in de horizon komen boerenhuizen en mensenzweet steeds dichterbij. De wolvengeur is daar in tegen steeds verder weg.

'Als u het goed vindt, dan gaan we naar het bos-huis van de heks. Dat is aan de andere kant van het pad.'

Maarten loopt zo van het pad af, de struiken in en verdwijnt dan net uit het zicht van twee werkende horigen. Slimme jongen, die Maarten. Een kei ten grote van een menselijke vuist stormt op mij af en ik kan nog net wegspringen in dezelfde struiken.

Op dat moment zie ik dat de jongen is weggelopen en dat de struik doornen in mij geboord heeft, maar ik ruik en zie Maartens bloed nog. Met moeite wring ik me uit de bramenstruik en loop ik achter het spoor van ijzer-ruikend bloed.

Achter de struiken wordt het steeds ruiger en steeds dichter begroeid. Maarten is door de dichte begroeiing misschien niet goed te zien, maar door zijn geur weet ik precies waar hij zich steeds bevindt. Drinkend van de meer en dan uitrustend achter een boomstam, ik volg hem tot hij het huis van heks heeft gevonden.

En dat heeft hij nu. Een duur van een klein houten huisje met keurig verzorgde bloemetjes aan de buitenkant gaat open. Een silhouet van een oud vrouwtje met krakende stem komt naar buiten en kijkt de haas-jongen bezorgd aan.

'Kom maar binnen, wat is er gebeurd?'

'Er was een grote wolvin. Groter dan ik ooit heb gezien,' hij laat met zijn hand grofweg 1 meter schofthoogte zien. 'Ze had twee ogen zo fel als vers geslepen smaragden. Mevrouw Cecily, volgens mij heeft geen enkele wolf zulke ogen.'

De heks stapt op zij en laat de jongen kalmerend met een hand op zijn schouder binnen, waarna ze uiteindelijk de deur dichtslaat.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro