Schrijfsel 7: Geheimen van Gaston

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Ditkorte verhaaltje, eigenlijk een proloog, had ik geschreven voor deschrijfwedstrijd van @BooksbyNikita. Het was de bedoeling dat je een geheel verhaal ging schrijven, alleen bij hoofdstuk 1 liep ik al vast. Om die reden ben ik ook gestopt met de wedstrijd.

Maar... omdat ik het verhaaltje toch al geschreven had, vind ik het leuk om hem online te gooien zodat jullie het kunnen lezen!

(Als je ideeën hebt of dit verhaaltje verder af wilt maken, mag dat van mij. Gelieve het dan wel even te melden! Je mag dan dingetjes aanpassen et cetera.)

Geschreven op: 10 februari 2017

Aantal woorden: 794

~

~flaptekst~

Geheimen spelen zich af in en rond het stadje Gaston. Niemand weet ervan en dat moet ook zo blijven.

Als Callem op een dag een mysterieus meisje ontmoet, wordt zijn leven volledig op zijn kop gezet. Het meisje lijkt de jongen op een manier compleet te vertrouwen en laat hem haar grootste geheim zien. Een geheim waar de rest van de stad niets van af weet en wat ook niemand mag weten.

Na achter het geheim van het meisje te zijn gekomen, worden Callem en het meisje heel erg close. Ze zijn elke dag samen en proberen meer van het geheim te ontrafelen.

Maar als op een dag een familielid van het meisje komt te overlijden en Callem last begint te krijgen van vreemde hallucinaties, begint de vriendschap uit elkaar te vallen. Er is alleen een nadeel. De twee mensen hebben zich onopzettelijk gemengd in een vreemde en duistere strijd, er is geen weg meer terug...

~Proloog~

~20 januari 1517~

Het was een koude winternacht. De straten van het stadje Gaston waren bedekt met een laagje sneeuw en geen enkel teken van leven was er door de kou te bekennen.

Tot er plots een donkere schim, in het licht van een flikkerende lantarenpaal, opdoemde.

Het was een vrouw van een jaar of dertig. Ze droeg een zwarte mantel, waarmee ze bijna haar hele lichaam bedekte. Alleen haar verkleumde handen staken nog net onder de stof uit. Het leek erop dat de vrouw iets verbogen hield onder haar verkleumde handen en onder de zwarte stof. Schichtig keek de vrouw om zich heen. Kleine wolkjes, gevormd door de kou, kwamen uit haar mond, doordat ze gespannen en onregelmatig in en uit ademde. Angst was in haar ogen te zien, het leek alsof ze bang was om gevolgd te worden.

Uiteindelijk besloot de vrouw om verder te lopen. Gehaast stak ze de weg over, richting het bos waar met mos bedekte bomen gevestigd waren. Ze liep naar de bomen toe en tikte drie keer, met de buitenkant van haar hand, tegen de ruwe schors van een grote boom aan. Op een magische wijze ontstond er een ingang in de boom.

De vrouw keek nog een paar keer schichtig om zich heen en stapte daarna door de ingang in de boom. De ingang verdween als sneeuw voor de zon, niemand kon nu nog zien dat er een ingang geweest was.

De vrouw bevond zich nu in een, met fakkels belichte, trappenstelsel. Ze liep voorzichtig over de oude en krakende traptreden heen. Ze zuchtte diep, een van de traptreden had het begeven en bijna was de vrouw erdoorheen gezakt. Gelukkig kon ze zich nog net op tijd vastpakken aan de trapleuning.

'Als iemand deze trap nou eens zou maken.' Mompelde ze in zichzelf, maar ze wist al te goed dat dat niet kon. Niemand mocht namelijk van de plek afweten waar ze zich momenteel bevond. Zelf had ze ook niet zoveel zin om te trap te maken, ze bleef daarom alleen maar op het ding mopperen en deed voor de rest niets.

Eenmaal de krakende en uit elkaar vallende trap gepasseerd te hebben, kwam de vrouw aan in een enorm gangenstelsel. Een gangenstelsel waar onbekenden nooit levend uit zouden komen. Gelukkig was de vrouw geen onbekende, op haar gemak vond ze de weg door het doolhof.

Het einde van haar tocht was bijna in zicht. Je kon het licht al door een klein spleetje in de verte zien komen. De vrouw ademde diep in en uit en vervolgde haar weg naar haar eindbestemming.

'Je bent er eindelijk...' zei een zware mannenstem. De vrouw liep door de opening aan het einde van de gang en kwam in een grote, verlichtte ruimte terecht. In het midden van de ruimte stond een man met roodachtig kroes haar.

De vrouw knikte gespannen en liet haar handen langzaam onder haar mantel vandaan glijden.

'Heb je alles bij je?' vroeg de man. Hij keek de vrouw strak aan en een klein glimlachje vormde rond zijn lippen, nadat hij met zijn ogen langs haar handen was gegaan. 'Heel goed gedaan.' De man liep naar de vrouw toe en greep naar het voorwerp in haar handen.

'Waarom moest ik dit precies doen?' vroeg de vrouw. Haar stem klonk angstig en iets in haar zei dat ze dit niet mocht vragen. Haar vermoedens klopten want de man keek haar geïrriteerd aan.

'Dat gaat je niets aan, mens.' bromde hij geïrriteerd. 'Nu wegwezen! Vertel niemand, maar dan ook echt niemand over deze plek. Ook mag je niemand vertellen over de duistere kant van de stad boven ons en de geheimen die zich hier, op deze plek en in dit voorwerp in mijn hand, schuilhouden. Alleen jij en je vrouwelijke nakomelingen mogen van deze plek afweten. Als een ander van deze plek te weten komt, zult hij of zij last krijgen van zeer vervelende visioenen, visioenen die misschien wel zouden kunnen lijden tot de dood. Is dat afgesproken?' Hij keek de vrouw doordringend, bijna kwaadaardig, aan.

De vrouw knikte alleen maar en maakte dat ze wegkwam. Zo snel als ze kon rende ze weer door het gangenstelsel, terug naar de irritante, krakende trappen en haastte ze zich terug naar de ingang. Ze wist al te goed dat ze zichzelf in een gevaarlijke positie had gebracht en daarmee ook haar vrouwelijke nakomelingen.

De man bleef alleen achter in de grote, verlichtte ruimte. Hij streelde met zijn lange vingers over het voorwerp dat hij in zijn handen had gekregen en een schaterlach verliet zijn lippen. Daarna draaide hij zich met een ruk om, vormde een vreemde ingang in de muur, liep erdoorheen en ging terug naar zijn eigen wereld, de wereld die zich nog verder onder de stad bevond...

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro