Opdracht 2 ~ De treinreis

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Ik draaide me om en keek weer naar buiten. Ruw veegde ik de tranen weg; tranen waren niet goed. De Hongerspelen waren mijn tranen niet waard. Ik wilde zoveel mogelijk van ons district in mij opnemen. Ik wilde het niet vergeten.

Ik dacht aan thuis. Thuis. Waar iedereen nu verdrietig was. Waar het waarschijnlijk een enorme puinhoop was, omdat Océane het huishouden niet alleen kon doen en Constantin niks deed. Waar mijn broertje zich af zou vragen waar ik was. Waar Lorrèn op zou groeien zonder mij. Nee. Zo mocht ik niet denken. Ik had nog altijd een kans om te overleven, een kleine kans weliswaar, maar het was toch een kans.
Ik had iedereen belooft dat ik terug zou komen, dus ik kon nu niet opgeven. Ik ging vechten. Vechten voor mijn familie en vrienden. Vechten om mijn belofte waar te maken. Om terug te komen.

"Ah daar zijn jullie. Ik kwam jullie halen voor het diner. Lopen jullie mee?" vroeg Mathew toen hij de coupé binnenkwam. Ik reageerde niet en bleef naar buiten staren. "Adélyne, kom jij ook?" vroeg hij nog een keer.
Weer reageerde ik niet. Ik wilde niet eten, ik wilde niet bij andere mensen zijn. Ik moest alles nog een beetje laten bezinken.
"Dan niet." Blijkbaar stond Mathew nog steeds in de coupé en had hij zojuist besloten dat het lang genoeg geduurd had. Ik verroerde me niet en bleef strak naar buiten kijken. De omgeving vloog in een snelle vaart voorbij. Ik had niet door dat Wout niet met Mathew mee was gegaan en dat hij dus nog steeds bij mij stond.

Ik mocht Mathew nu al niet. Hij was zo opdringerig en met zijn stomme Capitoolaccent werd het niet veel beter. Hij ging vast zo'n stomme tactiek voor ons bedenken, die we dan per se moesten gebruiken, omdat we anders geen sponsors zouden krijgen. Dacht het niet. In de arena zou ik vanzelf wel zien wat de handigste tactiek was. Dat hoefde hij niet voor mij te bepalen.
Toen Mathew nog een keer verscheen, was ik het zat. Hij moest niet zo opdringerig doen! Ik begon te schreeuwen dat hij niet zo irritant moest zijn en dat hij me met rust moest laten. Ik wilde op hem afstormen en had dat ook gedaan, als Wout niet had ingegrepen. Hij pakte me stevig vast en zorgde dat ik niet los kon komen.
"Adélyne, rustig aan. Dit lost niets op," zei hij.
Ik luisterde niet. "Laat me los!"
Wout bleef me vasthouden, terwijl ik wild schopte en allerlei verwensingen schreeuwde. "LAAT. ME. LOS!" riep ik nog een keer. "Ik wil hem duidelijk maken dat hij eens normaal moet doen."

Mathews ogen waren donker geworden en hij zag er op dit moment niet heel aardig uit. "Volgens mij ben jij degene die hier normaal moet doen, Adélyne," zei hij, met een verbazingwekkend rustige stem. Ik was zo verbaasd over die toon dat ik even niets terug kon zeggen.
"Mathew, waar is de wagon waar we kunnen eten?" vraagt Wout. "Dan komen we zo wel."

"Je loopt deze wagon uit, dan loop je drie wagons door en dan kom je in de restauratiewagon waar het diner klaarstaat." Mathew draaide zich om en liep de coupé uit. "Maak het niet te lang, anders wordt het eten koud," riep hij nog.

Zodra hij uit het zicht was, verslapten mijn spieren enigszins en Wout liet me voorzichtig los. "Kom, ga even zitten," zei hij, terwijl hij me naar een purperkleurige, zachte bank. Gedwee ging ik zitten en keek glazig voor mij uit. Wout kwam net als zo net op zijn hurken voor me zitten en keek me aan. Hij zou het vast niet goedkeuren, maar in tegenstelling tot wat ik dacht, keek hij me alleen bezorgd aan en veegde hij een verdwaalde traan van mijn wang.
"Gaat alles goed?"
Geen reactie. Hij keek me onderzoekend aan. Ik verkeerde in een shock, alles ging langs me heen. Ik staarde stil voor mij uit, niet wetend waar ik naar keek. Mijn gedachten waren een rommeltje. Ik snapte er niks meer van.

"Is er contact te krijgen met Adélyne Montagne?" vroeg een stem.
Verschrikt keek ik op, zoekend naar de eigenaar van de stem. Hij was van Wout. Ik glimlachte toen ik doorkreeg wat hij gevraagd had. "Ja," kwam er met een dun stemmetje uit mijn mond.

"Ben je niet boos?"
"Waarom zou ik boos zijn?" vroeg hij.
"Volgens mij was ik zonet niet heel aardig."
Wout grinnikte. "Dat was je inderdaad niet, maar waarom zou ik dan boos zijn?"
Ik haalde mijn schouders op. Eigenlijk wist ik het niet.
"Wat gebeurde er zonet?" vroeg hij na een kleine aarzeling.
"Zag je dat zelf niet?!" viel ik uit.
"Sorry, ik had er niet naar moeten vragen," mompelde hij. Wout keek me gekwetst aan en maakte aanstalten om weg te lopen.

"Wout! Wacht!" Ik sprong op en pakte hem bij zijn arm. Hij draaide zich om en keek me gekwetst aan. "Sorry, ik-" ik kwam niet uit mijn woorden. Wout draaide zich al weer om, maar ik hield hem stevig vast aan de dunne, grijze stof van zijn mouw.
"Wout, sorry. Ik-" begon ik opnieuw. "Ik had niet zo moeten uitvallen, sorry." Ik keek naar de grond.
Hij keek me aan en zei niets. Helemaal niets. Langzaam liet ik zijn mouw los en zakte verslagen terug op de bank.
"Laten we maar gaan eten, we praten later wel." Ik knikte, stond op en liep achter hem aan.

Onderweg naar de restauratiewagon keek ik door de blinkend schone ramen. We raasden met grote snelheid door het land. Ik zag water, heel veel water. Iets verderop bestuurde een man een kar met een grote berg glanzende, soms nog spartelende vissen en roze krabben die wel zo groot als je hand waren. De gebouwen en huizen zaten onder een groenige laag alg en overal hingen netten. Dit was duidelijk district 4.

Wout deed de deur van de volgende wagon open en een geur van gekookte groente en gebakken vlees kwam mijn neus binnen. Het rook heerlijk. Nu pas merkte ik dat ik best wel iets wilde eten.
De restauratiewagon was al net zo mooi als die waar we de trein binnenstapten. De wanden hadden een frisse, blauwe kleur en de tafel en stoelen waren helderwit.
Mathew wenkte ons om te komen zitten.

Het eten was heerlijk. Er was rijst en vlees, pasta en groenten en nog zo veel meer. Zoveel eten bij elkaar had ik nog nooit gezien. Ik dacht aan thuis. Daar hadden we bijna alleen maar graanproducten. Groente, vlees en zuivel waren bijna niet te betalen. Mijn broertjes en zusjes zouden nu een karige maaltijd hebben. Op slag hoefde ik dit eten niet meer. Het was niet eerlijk. We konden van al dit eten wel een maand eten en hier is het voor één maaltijd. Één maaltijd, niet eens voor één dag, nee voor één maaltijd. Bizar.
"Heb je geen trek?" Mathew keek me onderzoekend aan. Ik haalde mijn schouders op.
"Het is wel goed om genoeg te eten voor je de arena ingaat. Daar is lang niet altijd genoeg te eten." Nog steeds raakte ik mijn eten niet aan.
"Adélyne, ik weet dat je het niet eerlijk vind, maar eet toch maar wat. Dat is echt beter," voegde Wout er aan toe.

Zuchtend pakte ik mijn vork en begon te eten. Direct klaarde ik op. Dit was echt lekker! Ik bleef maar eten. Één bord, nog een bord, nog één.
"Rustig aan, meisje. Je maag is hier niet aan gewend hè," glimlachte Mathew. Ik knikte en schoof mijn bord weg. Ik had ook eigenlijk wel genoeg. Misschien was hij nog niet de ergste begeleider. Ik heb gehoord dat die van district 12 nog veel erger moet zijn. Zo zag ze er ook uit op televisie. Verschrikkelijk.

Ik stond op. "Waar kan ik slapen?"
"Ik breng jullie wel even. Wout, loop jij ook mee?" Mathew stond op en Wout volgde.

Ik kreeg mijn coupé toegewezen en liep naar binnen. Ook al zo mooi. De muren waren zachtgroen geverfd en meubilair had een crèmekleurige kleur. Voorzichtig liep ik verder de kamer in. Aan de linkerkant waren nog twee deuren. Ik deed de eerste open en zag een enorme hoeveelheid aan kleren. Mijn mond viel open. Broeken, t-shirts, rokken, jurken en schoenen in onvoorstelbaar veel kleuren, soorten en maten.
Achter de andere deur was een badkamer. Ik stapte onder de douche en zag een paneel met enorm veel knopjes. Welke moest ik gebruiken? Na een tijdje naar de knopjes gestaard te hebben, besloot ik om gewoon op een aantal willekeurige knopjes te drukken. Water stortte over mij heen en masseerde mijn vermoeide spieren. Ik kon hier wel uren blijven staan. Na een tijdje draaide ik de kraan dicht en liet mij droog föhnen door de vele föhns aan de muur. Moe kroop ik mijn bed in, met de verwachting snel in slaap te vallen.

Hoewel ik enorm moe was, kon ik de slaap niet vatten. Ik bleef maar nadenken en probeerde mijn gedachten te ordenen.
Hoe kom men leven in deze enorme luxe? Alles werd voor je gedaan. Wat moest je dan zelf de hele dag doen? Ik zou het thuis best wat breder willen hebben, maar zo luxe hoefde nou ook weer niet.

En dan had je Wout nog. De jongen die mijn medetribuut was. Mijn vijand. Als ik wilde overleven, moest ik hem doden. Hoe zou ik dat ooit kunnen doen? Hoe zou ik überhaupt iemand kunnen doden? Wout was zo zorgzaam en aardig voor mij. Ik mocht hem graag. Het moeilijke was om ervoor te zorgen dat ik hem niet te dichtbij liet komen. Dan kon ik hem straks helemaal niet meer doden. Ik zuchtte en draaide me om. Morgen zien we wel verder.

De volgende ochtend stapte ik uit mijn bed en nam ik een snelle douche. Ik trok de kledingkast open en zocht iets om aan te trekken. Niets was goed en dus trok ik mijn eigen blauwe spijkerbroek en rode trui weer aan.
Er was nog niemand in de restauratiewagon toen ik binnenkwam. Ik pakte snel wat willekeurig eten en ging zitten. Niet veel later kwamen ook Wout en Mathew binnen. We aten in stilte.
"De trein komt ongeveer over een uur aan in het Capitool aan," vertelde Mathew. "In die tijd kunnen jullie doen wat je wilt. Over tactieken en dat soort zaken praten we wel in het Capitool."

Ik stond op en liep naar de coupé met de dieprode wanden en de purperkleurige bank. Na ongeveer vijf minuten kwam Wout naast me zitten. "Kunnen we praten?" vroeg hij zacht. Ik knikte. Het was even stil, maar toen begon ik met vertellen.
"Er gebeurde gisteren zo veel tegelijk. De Boete, het afscheid, de trein. Het was gewoon te veel." Ik slikte en keek naar Wout. Hij gaf me een geruststellend knikje. "Ik kan daar niet goed tegen. Ik heb dan geen overzicht meer en kan niet meer goed functioneren. Ik wordt heel verdrietig of heel boos, of allebei. Dat gebeurde toen Mathew kwam. Het was goed dat je me tegenhield, anders was ik hem echt aangevallen. Daarna verkeer ik altijd in een soort shock. En ja..." ik was stil en keek Wout weer aan.
"Het is niet erg. Dat kan. En nu kan ik er ook rekening mee houden." Ik knikte, niet goed wetend wat ik moest zeggen.
"Hé, niet huilen. Het is niet erg." Wout trok mij tegen zich aan en veegde mijn tranen weg. Verbaasd keek ik hem aan.
"Huil ik dan?"
Hij glimlachte. "Ja, maar het is niet erg." We bleven zo een tijdje zitten zonder iets te zeggen. De stilte was genoeg.

Opeens werd het donker en ik zag niks meer. "We zijn er bijna," fluisterde Wout. "Dit is de tunnel naar het Capitool."
"Hoe weet jij dat?" vroeg ik, alweer verbaasd.
Hij haalde zijn schouders op. "Gewoon."
Oké. Raar.
Het werd lichter en ik rende naar het raam. Wout ging naast mij staan en samen keken we naar buiten. Voor ons strekte het Capitool, de hoofdstad van Panem, zich uit. De camera's hadden niet gelogen. Het was werkelijk prachtig. Enorme witte gebouwen die glinsterden in het felle zonlicht. Verlegen zwaaide ik naar de mensen. Ze zagen er niet uit. Enorme kapsels van een meter hoog, in alle kleuren die je maar kan bedenken. Rennende vrouwen op torenhoge hakken, onderweg naar een vergadering, geverfde gezichten en nog veel meer. Wout en ik keken onze ogen uit. Wow. Dit was wel even wat anders dan 9.
De trein minderde vaart en stopte uiteindelijk bij een station. We bleven wachten tot Mathew ons kwam halen. Geen haar op mijn hoofd die er aan dacht om alleen de trein te verlaten. Ik zou direct verdwalen.
We hoefden niet lang te wachten, want na ongeveer tien minuten kwam Mathew ons al halen.
"Klaar om mee te gaan, het Capitool in?"

~~~~~~~~

2151 woorden

MissFocus

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro