Hoofdstuk 7

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Note: Als er inplaats van ''...'',  (sorry voor dit je ziet het heel slecht als er geen ruimte tussen zit)    '...' Staat word het gezegd over de radio. Zo is het ietsje makkelijker om het verschil uit te maken. 

Benoeming van bloed en/of geweld

''Ben je er klaar voor?'' Ik kijk mijn broer vragend aan en doe mijn haar in een hoge staart. Cassian ademt diep in en knikt dan voorzichtig. ''Zo klaar als ik kan zijn,'' Zegt hij. Ik glimlach bemoedigend. Met slechts een beetje zenuwen kijk ik op naar het voertuig voor ons. Het heeft een vierwielaandrijving zodat het overal kan rijden, en de ramen missen. Er zit wel een deur in, voor zover je een stuk metaal zonder raam een 'deur' kan noemen. Er kunnen in totaal vijf mensen in, twee voorin en twee achterin, maar voor deze missie gaan er maar vier mensen mee. Mijn blik glijd naar Lucian, mijn mentor. Hij knikt me bemoedigend toe. Dan stap in de hoge range rover die klaar is gezet voor deze missie en verlaten we de basis. 

Vanochtend zijn we vroeg wakker gemaakt zodat we tijd hadden om ons voor te bereiden op wat er te gebeuren staat. Om half vijf waren we klaar en moesten we tegen elkaar vechten om te trainen, natuurlijk mochten we elkaar niet te ernstig verwonden. Daarna werden we door Lucian opgeroepen naar de ruimte waar alle voertuigen staan. Het zijn allemaal dezelfde modellen, behalve de paar vliegtuigen die we tot onze beschikking hebben. Daar stonden Lucian en de Kapitein al te wachten op ons. De Kapitein meldde dat Mara en een andere jongen ook meegingen omdat hun al ervaring hadden met hoe de C.O.V werkt. Ze zouden ons advies kunnen geven hoe we moeten reageren in welke situatie als er iets mis zou gaan. Ik bestudeerde de jongen. Hij had een donkere huidskleur en zwart haar dat eruitziet alsof hij net uit bed is gestapt. Maar wat het me het meest opviel waren zijn bruine ogen, waarvan ik nauwelijks kon wegkijken. ''Ik ben Akir,'' Zei de jongen. Het was me niet opgevallen dat hij naar me toe was gekomen en ik schrok. ''Oh, sorry. Ik ben Cecilia,'' Zei ik. Ik kon voelen hoe mijn wangen langzaam warmer worden en draaide me naar mijn broer toe om zijn aandacht van me af te krijgen voor ik dingen ging doen die niet... Handig waren, in deze situatie. Lucian vertelde ons toen nog wat extra informatie over de missie. Zo weet ik bijvoorbeeld dat het ongeveer twee en een half uur duurt voor we er zijn, en dat er extra monitie in de zijvakken van de stoelen zitten. 

Het is nu half zes, en we zijn onderweg naar de locatie. 

In de auto hangt een doodse stilte, die alleen word onderbroken door gekuch of iemand die diep inademt. Ik staar het raam uit en kijk naar de omgeving. We rijden door een stad heen. Tenminste, dat was het vroeger. Tegenwoordig is er niet veel van over. De huizen zijn kapot, winkels leeggeroofd en achtergelaten. Brokken puin liggen midden op de weg en dieren jagen hier. Het zal niet lang meer duren voor de natuur zijn terrein terugneemt, te zien aan de planten waarmee de oude gebouwen bedekt zijn. Klimplanten op de muren, onkruid schiet tussen de stoeptegels uit, en bomen zijn veel groter als ze waren toen dit alles nog in volle glorie was. Ik zucht. Het is zonde, al dit. Ik wou dat ik kon zeggen dat ik ooit in een stad ben geweest die niet zo vervallen is, maar dan zou ik liegen. Nog nooit heb ik een stad gezien die niet verlaten is. Die niet overgenomen is door de natuur en door de dieren. Er zijn wel mensen die geprobeerd hebben om me uit te leggen hoe het eruitzag, hoe het leven er eruitzag, maar het is niet hetzelfde als het zelf meemaken. Lucian was een van die mensen. Hij vertelde me altijd verhalen over de tijd toen hij met mijn moeder in een stad woonde, en hoe mijn ouders elkaar toen weer vonden. Ik vind het altijd als iets uit een romantisch boek klinken, alsof het niet echt is. Maar dan dacht ik weer aan mijn ouders, en dan weet ik dat het echt kan gebeuren. Ik kijk naar Akir, die de auto bestuurd. In principe kan iedereen de auto besturen; het is immers deel van de basisopleiding samen met de vechttechnieken. Maar Akir heeft blijkbaar meer training erin gehad, dus hij rijd deze keer. In de achteruitkijk spiegel vang ik zijn blik, en hij glimlacht als hij me ziet kijken. Ik kijk blozend weg en doe alsof ik een zwerfkat bestudeer. Ookal probeer ik het niet te zien, toch merk ik dat de jongen naar me kijkt. Bijna automatisch reik ik naar mijn oor om mijn haar voor mijn gezicht te doen, maar aangezien ik een staart in heb lukt dat niet. Ik bloos nog erger en hoop dat we er snel zijn. Veel langer als dit en dan zal ik me niet meer kunnen focussen op de missie. 

Na een half uur stoppen we achter de ruines van een flatgebouw. ''We zijn er,'' Zegt Akir. Ik knik en pak een extra monitie vanuit het vak aan de zijkant van mijn stoel. Naast me zie ik mijn broer hetzelfde doen, alleen iets minder soepel als ik. Mara ademt diep in. ''Is iedereen er klaar voor?'' Ik glimlach bibberig. We gaan immers wel een van de gebouwen in van de gevaarlijkste mensen tegenwoordig. En er is een hele grote kans dat in ieder geval een van ons er niet meer levend uitkomt. ''Ja,'' Hoor ik Cassian naast me zeggen. Ik kijk hem aan en zie dat hij ondanks de vastberadenheid van net toch nog een beetje bang is. Akir kijkt ons allemaal een voor een aan voor hij de deur opendoet en uitstapt. ''Laten we beginnen. Over een halfuur is de C.O.V hier, en dan moet de tweeling in positie zijn.'' 

Met zijn drieen sluipen we de loods binnen. Het is een oud gebouw met maar een verdieping, maar er staat toch nog aardig wat spullen aan de zijkant opgestapeld. Wapens, zo te zien. In het midden is een groot gangpad dat leid naar een open plek met enkel een tafel en een lichtje erboven. Akir en Cassian lopen ernaartoe en installeren een afluisterapparaat onder te tafel zodat we die straks kunnen gebruiken. Ik zoek ondertussen het plafond af naar een balk die stevig genoeg is om op te zitten met twee personen, maar ook niet te veel in het zicht zit. Uiteindelijk kies ik een balk die een beetje in het midden zit. Cassian en ik kunnen daar op onze buik op liggen, maar als je bij de tafel staat kun je ons niet zien door twee andere balken die voor je zicht zitten. Ik knik en begin op de pakken met spullen te klimmen. Hopelijk vind ik een makkelijke manier om erop te komen, anders kan mijn broer- die niet zo goed kan klimmen als ik- er niet bij. ''Verdomme,'' Mompel ik als ik voor de zoveelste keer een nieuwe weg moet vinden. Mara, die de wacht buiten hield, komt naast me staan. ''Je denkt te moeilijk,'' Zegt ze grinnikend. ''Zie je die pakken daar? Tegen de muur aan? Als je daar op klimt, en dan op de ijzeren balk..... Daar.'' Ze wijst met haar vinger naar een balk die op een of andere manier in de muur is verwerkt. Het is best smal, maar je kan er makkelijk je voet op zetten en je afzetten naar waar we straks moeten zitten. ''Dankjewel,'' Zeg ik. Mara glimlacht. ''Geen probleem. Je bent de enige die me hielp toen ik in de problemen zat, dus dit is het minst wat ik kan doen.'' Ik zucht en raak haar schouder aan. ''Ik heb al gezegd-'' Het meisje kapt me af. ''Ik weet het, ik weet het, je wilt niet dat ik me schuldig voel. Maar je hebt me gered. Meer dan je je kan voorstellen. En daarom wil ik het je terugbetalen.'' Ik glimlach, maar het is niet een oprechte. ''Als je erop aandringt. Doe alleen niet te gekke dingen, zoals je leven op het spel zetten. Beloof dat.'' Mara knikt. ''Dat beloof ik.'' 

Tien minuten later zitten Cassian en ik op onze plek op de balk en staan Akir en Mara ook op hun posten. Mara moet zich buiten het gebouw schuilhouden en melden als er iets gebeurt, en Akir zit hier, samen met mijn broer en ik, in het gebouw. Als het misgaat maakt hij een afleiding en leidt ons naar buiten. Niet dat ik dat zelf niet zou kunnen. Ik kan prima voor mezelf zorgen, maar dat vertrouwde de kapitein niet. Ongetwijfeld had Lucian ook met deze beslissing te maken, maar toch was de Kapitein degene die het laatste woord had. Lucian is altijd zo overbezorgd, alsof ik niet meer dan tien jaar getraind ben door de beste die we hebben. 'Cecilia?' Ik schrik uit mijn gedachten door Mara. 'Cecilia?' Herhaalt ze weer. Ik schud mijn hoofd om me te focussen en leg mijn vinger op het oortje. 'Ja Mara?' Fluister ik. We hebben allemaal een oortje die op dezelfde zender zit, zodat we met elkaar kunnen communiceren. 'Ze komen eraan, ik herhaal, ze komen eraan.' Ik kijk Cassian aan en we knikken naar elkaar; we zijn er klaar voor. Dan leg in mijn vinger weer op het oortje. 'Begrepen. Cassian en ik staan klaar. Akir?' Nog geen seconde later reageert hij. 'Ik sta ook klaar,' Zegt hij. Ik vang een blik van hem van net onder ons, tussen een paar kratten. 'De eerste komen nu binnen,' Zegt Mara. 'Over en uit.' 

Als eerste komen er twee brede mannen in pakken met grote wapens om de omgeving te verkennen. Ze kijken schuw om zich heen om vervolgens een handgebaar te maken. Niet lang daarna komen de belangrijke mensen. Een stevige man met een koffer in zijn hand, gevolg door nog twee bewakers loopt door het gangpad. Op zijn gezicht zit een gemene grijns gemetseld. Ik zie dat Cassian naar me kijkt en kijk hem vragend aan. Hij heft zijn trillende hand met het toestel erin waarmee we kunnen afluisteren. Ik kan op dit moment niet praten, want dan worden we gezien. In plaats daarvan geef ik hem een geruststellende glimlach en neem het apparaat van hem over. Er komt nog een man binnenlopen met een bewaker achter zich aan. De twee voegen zich bij de andere vijf bij de tafel en ik activeer het apparaat in mijn hand. Meteen word het geluid afgespeeld op de oortjes, en mijn broer neemt het op. 'Lang niet gezien, Christian. Ik heb gehoord dat je geinterreseerd was in de inhoud van deze koffer?' De stevige man legt het koffertje op tafel. 'Inderdaad, en jullie willen vast wel doorgaan met het vernietigen van de steden,' Antwoordt de man die dus Christian heet. Ze lachen allebei en de man opent het koffertje. Wat erin zit zie ik niet precies, maar zo te zien is het een USB stick. Christian stopt met lachen en pakt het ding vast alsof het van goud gemaakt is. Technisch gezien is het ook van goud gemaakt omdat er goud inzit, maar ik heb het hier over iets spreekwoordelijks. 'Het is prachtig,' Fluistert de man. 'Akir, weet jij wat er op die stick staat?' Fluistert mijn broer. Als hij me ziet kijken haalt hij zijn schouders op. ''Je weet maar nooit,'' Zegt hij. Akir schud zijn hoofd. 'Nee, helaas weet ik dat niet. Maar waarschijnlijk is het belangrijke informatie voor hem.' Ik bestudeer de mensen voor ons en bekijk hoeveel wapens de bewakers bij zich hebben. Zo te zien hebben ze allemaal maar een wapen bij zich, dus als Akir de rookbom gooit, Cassian en ik de bewakers uitschakelen, en Mara degene uitschakelen die proberen te vluchten kunnen we ze overwinn-

''Cecilia,'' Ik word voor de zoveelste keer uit mijn gedachten gehaald en kijk naar mijn broer. Zijn gezicht is verbleekt en hij wijst naar iets achter ons. Met een laatste wantrouwige blik op Cassian kijk ik naar waar hij wijst. Mijn ogen vergrootten; het is haar. Het is De Verrader. 

Gekleed in volledig zwart met hoge hakken komt ze binnen, haar zwarte cape achter haar aan wapperend. Het valt volledig stil in de ruimte en het voelt alsof alle zuurstof weg is gezogen door de vrouw. Dus de verhalen waren wel waar, over dat je nauwelijks kan ademen in haar bijzijn, dat je alleen maar wilt vluchten. Met ingehouden adem volg ik haar met mijn ogen, bang dat als ik maar een keer adem we gepakt worden. Dan blijft ze staan. ''Je bent er,'' Zegt Christian tegen de vrouw. ''Ik kan me niet herinneren dat ik je heb uitgenodigd hier?'' De Verrader grinnikt en zet haar hand in haar zij. ''Nee? Dat is raar. Ik dacht dat ik je uitnodiging wel had ontvangen.'' Christian rolt met zijn ogen en draait zich weer om naar de man tegenover hem, die een wantrouwige blik werpt op zijn bewakers. Die pakken op hun beurt hun geweren en gaan klaar staan. De lach van de vrouw galmt door de ruimte en ik krimp ineen. ''Je  hoeft je wapens niet voor mij te trekken. Ik werk samen met jullie. Jullie zouden je eerder zorgen moeten maken...'' Mijn ogen vergrootten. Ze kijkt ons nu recht aan. ''... Over deze twee spionetjes.'' Dan heft ze haar hand en gooit een vuurbal in onze richting. Cassian verstijft en ik spring naar beneden, hem aan zijn hand meetrekkend. We landen in een bak met stro, god zij dank. Ik draai op mijn rug en staar hijgend naar het plafond en sluit mijn ogen. 

''Cecilia.'' Geschrokken open ik mijn ogen weer. Boven me zie ik vaag het gezicht van Akir, om hem heen hangt een grote mistwolk. Ik kom gehaast overeind, waarbij ik met mijn hoofd tegen het zijne aanbots. ''Auw,'' Zeggen we tegelijkertijd. Ik voel een lichte hoofdpijn opkomen door de klap, maar probeer het te negeren. Als ik weer opkijk zie ik Akir ook naar mij kijken, en we lachen allebei ongemakkelijk. ''Ik...'' Hij haalt een hand door zijn haar. ''Je...'' Ik glimlach en wacht tot hij zijn woorden gevonden heeft. ''Akir! Cecilia!'' Onderbreekt Cassian van buiten het krat. Ik sta op en kijk over de rand. Mijn broer zit achter een pakket van wat zo te zien dekens is, aan de veren die er om de zoveel tijd uitspringen te zien. Hij zit op zijn hurken om het pakket heen te kijken en beschiet de bewakers. Snel buk ik snel weer voor een kogel. ''We gaan richting de uitgang en vallen ze van daar aan. Daarna moet je zo snel mogelijk achter ons aankomen. Leid ze af!'' Roep ik naar hem. Wachten op een antwoord van Cassian doe ik niet; er is geen tijd voor. Het zal niet lang meer duren voor het pakket en dit krat het begeeft door de gaten van de kogels en we zonder dekking zitten. Ik draai me op mijn hurken om naar Akir. ''Op drie springen we over de rand heen en rennen we naar de uitgang. Zorg dat je altijd dekking hebt tegen de kogels.'' 

Akir knikt. ''Maar we kunnen beter een voor een gaan, dan moeten ze meerdere doelen raken.'' Ik slik. Het is een goede tactiek, maar als hij het zo stelt klinkt deze hele situatie veel kritischer.  Alsof we niets anders zijn dan schietschijven waarop ze schieten. Verward schud ik ja. ''Oke, jij gaat eerst,'' Zegt Akir. Ik knik, maar ik ga het niet doen. Hij kijkt kort over de rand van het krat en tilt mij dan het krat uit, zodat ik geen andere keus heb dan te rennen. ''Verdomme Akir!'' Mompel ik. Toch volg ik mijn eigen plan. Twee van de bewakers stoppen met op Cassian schieten en richten hun wapens in plaats van op hem, op mij. Ik kan ze nauwelijks ontwijken en zigzag tussen de pakketten door. Als ik ver genoeg ben houd ik halt bij een inham. Aan alle kanten zitten pakketten met zo te zien stevige dingen, dus ik ben veilig. Ik pak mijn geweer uit mijn riem en druk het stevig tegen mijn borst aan; als er iemand me volgt kan diegene meteen kennismaken met mijn wapen. Ik ontspan een beetje en strek mijn benen languit. ''Cecilia, ik kom naar je toe.'' Zegt Mara via het oortje. Ik wil protesteren, maar dan zie ik haar al naar me toe komen. Ik zucht en sta op zodat ik haar dekking kan geven. 

''Ik en Cassian komen eraan,'' Zegt Akir na een tijdje via de radio. Mara is net naar mij toe gekomen en we houden nu alle bewakers bezig, zodat de twee jongens veilig het gebouw door kunnen. Ik zie hoe Akir uit het krat klimt en inderdaad naar mij toe komt met Cassian. ''Cecilia!'' Mara duwt me opzij, en beschermt me zo dan tegen de kogel. Doordat ik naar de jongens keek lette ik niet op op mijn omgeving. Er staat een bewaker bovenop het pakket waar we voor zaten, en ik hap naar adem. In een reflex schiet ik de bewaker neer. Daarna adem ik diep uit. ''Phew, dat was...'' Mijn stem valt weg als ik zie wat er voor me ligt. 

Mara ligt vlak voor me, happend naar adem. Haar hand ligt op haar buik. ''Mara,'' Fluister ik geschokt. Ik kruip naar haar toe en houd haar vast. ''Nee, nee nee nee.'' Het meisje glimlacht, maar ik zie duidelijk dat ze veel pijn heeft. ''H- het is...'' Mara kucht. ''...Oke. I-ik was d-degene.... die de b-belofte maakte.'' Ze spreekt de woorden met moeite uit. Ik wieg haar heen en weer. Je hebt me gered. Meer dan je je kan voorstellen. En daarom wil ik het je terugbetalen. ''Z-zou je willen k-kijken of de w-wond heel erg i-is?'' Ik sluit mijn ogen en haal haar arm voorzichtig van de wond af. De arm valt slap langs haar lichaam, een teken dat de energie langzaam uit haar lichaam verdwijnt. Met veel moeite richt ik mijn blik op het gat in haar onderbuik. Bloed stroomt er met een grote hoeveelheid per seconde uit, en haar kleding is doorweekt met bloed. Denk Cecilia, denk. Mara gaat dood! Verdomme, wat moet ik doen? Opeens herinner ik weer de lessen die we vroeger altijd hadden, over hoe je iemand moet redden.  Ik druk met mijn hand op de wond en voel een traan over mijn wang lopen. Zelfs iemand die er geen verstand heeft van verpleegkunde weet dat ze het niet gaat redden. ''De wond is best groot, maar je gaat het redden,'' Lieg ik, mijn stem vervormd door de tranen. Mara heft haar arm en legt het op mijn wang. ''Ik w-weet dat je liegt. I-k ga het niet o-overleven, h-he?'' Een traan rolt over mijn wang en ze glimlacht. ''H-het is oke. I-ik had a-alleen gewild d-dat ik wraak kon n-nemen op De V- verrader...'' Haar glimlach verdwijnt. ''Zou j-jij dat willen d-doen voor m-mij?'' Ik knipper de tranen weg en knik. ''Ja, ik zal wraak voor jou nemen.'' Mara glimlacht nog een laatste keer naar mij, dan is ze weg. Haar hand valt van mijn wang af, en haar ogen staren leveloos naar het plafond. Ik druk haar tegen me aan en huil. Langzaamaan voel ik hoe het bloed doordringt in mijn eigen kleding. 

Ik kan me niet goed herinneren wat er daarna gebeurde, alleen dat Akir het dode lichaam uit mijn armen wurmde en me meetrok naar de auto. 

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro