Helena

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Het was nog niet zo lang na het middagmaal toen ik mijn plannen oprolde en mijn brieven dichtmaakte en ik een bediende bij me riep om aan de hertogin van Xevia te gaan vragen of ze me zo snel mogelijk kon ontmoeten bij de ophaalbrug.

Ik had uiteindelijk toch nog een paar uur geslapen, langer dan ik had verwacht. De vermoeidheid bleef beperkt. Ik zou het binnenkort wel eens moeten inhalen, als ik nog zo verder wilde blijven doen, maar dat waren zorgen voor later – zijn nog steeds zorgen voor later.

Ik had één van mijn favoriete jurken aangetrokken toen ik opstond. Een marineblauwe met een relatief open hals en een nog verfijnder afgewerkte rok dan ik normaal droeg. Op mijn hoofd rustte één van mijn lievelingstiara's – vol met diamanten in verschillende formaten – ter vervanging van de vreselijke zware kroon die ik op officiële momenten draag.

Tegen de tijd dat ik, met mijn lijfwachten als altijd in mijn kielzog, bij de ophaalbrug was geraakt, stond Tatiana al op me te wachten, met naast haar de koninklijke koets.

Ik schaamde me nog wanneer ik terugdacht aan onze woordenwisseling van de dag ervoor. Ik schaamde me dat ik mijn zelfbeheersing was verloren en ik zomaar bij haar kamer was opgedoken. Ik wilde niet weten wat ze nu van me dacht.

De hertogin maakte een reverence en bleef gebogen staan, tot ik haar zei dat ze mocht rechtkomen.

Nu ik wist hoe lang haar haren waren wanneer ze ze los hield en ik me ongeveer een beeld kon vormen van haar lichaam onder een nachtjapon, moest ik nog meer mijn best doen om mijn gedachten in de realiteit te houden.

Die dag droeg de hertogin een simpele lilakleurige jurk met even simpele maar nog steeds elegante sieraden. Haar donkerblonde haren waren in brede krullen op haar hoofd vastgemaakt. Beeldschoon als altijd.

Toen de koetsier het portier voor me open deed, gebaarde ik dat Tatiana eerst mocht instappen.

'U bent te vriendelijk, Uwe Majesteit,' zei ze met een bedeesde blik en een tweede reverence.

'Dat is iets wat ik niet vaak te horen krijg,' antwoordde ik met een geamuseerde grijns.

Als ik complimenten kreeg – van die slijmballen van hertogen bijvoorbeeld – dan ging het meestal om mijn schoonheid, zelden om mijn vriendelijkheid en zo goed als nooit om mijn verstand.

Ik wachtte tot ze ingestapt was, met een beetje hulp van de koetsier, en stapte vervolgens zelf in. Ze had zich aan de rechterkant gezet, dus zette ik me links, tegenover haar.

Zodra de koetsdeur dichtging, keek Tatiana langs mijn oor mijn kant op en zei ze: 'Is er een reden waarom u naar het dorp gaat?'

Haar stem had iets van zijn warmte teruggekregen. Ze klonk meer als de vrouw die ik voor thee gevraagd had. Toch lag er nog steeds iets van droefheid in haar blik en leek ze zich niet helemaal goed te voelen.

'Ik moet iets gaan halen ergens.'

Ik kon de volgende vraag onuitgesproken in haar houding zien liggen. Waarom stuurde ik niemand om het te gaan halen?

'Af en toe kom ik ook eens graag uit het kasteel. Ik ben geen mensenpersoon, dat is een welbekend feit, maar ik zie wel graag waar het volk zich mee bezig houdt en soms kan een wandeling tussen de huizen me deugd doen.'

Dat, en wat ik wilde gaan halen was niet bijzonder graag gezien onder de bewoners van het kasteel – of van Entalia over het algemeen.

'Ik voel me vereerd dat ik met u mee mag gaan,' zei Tatiana met een gemeende glimlach.

Mijn mondhoeken krulden wat omhoog toen ze uit het raampje naar de passerende omgeving keek.

'Ik hoop dat u het me vergeeft dat ik zo kwam binnenvallen gisteravond.'

Ze knikte. 'Natuurlijk. U bent de koningin. Ik zou u alles vergeven.'

Ik lachte. 'Dat betwijfel ik.'

Ze zou me nooit vergeven voor wat ik Kaspar heb aangedaan, wat ik Danika heb aangedaan. Dat is de enige door mij veroorzaakte dood waar ik soms nog nachtmerries over heb, ook al is het al veertien jaar geleden. Niet prins Kaspars dood maar die van Danika, daar kan ik het met niemand over hebben, daarvoor kan ik zelfs aan de goden niet om vergiffenis vragen. Al de rest heb ik zo goed mogelijk uit mijn gedachten verbannen. De man die Dwynn vermoord heeft. De mensen van Olicier die ik onrechtstreeks van het leven heb beroofd om mijn eigen volk in de oorlog te beschermen. Van die momenten heb ik alleen genoeg herinneringen overgelaten om me eraan te helpen denken dat het niet nog eens mag gebeuren.

Ik ben er niet trots op. Ik hoop dat niemand dat ooit denkt.

'Ik dacht dat u het wel graag zou willen horen.' Een ondeugende twinkeling speelde in Tatiana's blauwe ogen.

'Van u zou ik liever niets dan de waarheid horen.'

'Daar kan ik ook voor zorgen.'

'Op je erewoord?'

'Op het graf van mijn broers en zussen.'

Alsof ik een kist in mijn geheugen had opengemaakt herinnerde ik me zestienjarige Tatiana in het heiligdom in het kasteel, op haar knieën voor het beeld van Tonis, biddend voor de veiligheid van haar broers en zussen. Mijn halve belofte dat hen niets zou overkomen.

'Zijn ze gestorven in de oorlog met Olicier?'

Haar glimlach verdween, terwijl ze knikte. Ze keek me niet meer aan, maar keek in plaats daarvan naar haar handen, die ze samengevouwen in haar schoot had gelegd.

'Waarom heb je het niet gezegd? In de bibliotheek? Bij de thee? Tijdens de tuinwandelingen?'

'Wat had ik moeten zeggen, Uwe Majesteit? Dat u had gezegd dat hen niets zou overkomen als het van u afhing, maar dat ze toch allemaal slachtoffer zijn geworden? Had ik u daar een plezier mee gedaan?' Haar stem was koel geworden, maar desalniettemin nog steeds beheerst.

'Nee,' ik hield mijn gezicht uitdrukkingsloos, terwijl ik mijn volgende woorden zorgvuldig overwoog, 'maar als het mijn schuld is dat u hoop had, dan wil ik het leed in ieder geval met je delen.'

'Het is al acht jaar geleden, zes jaar sinds ze gestorven zijn, ik heb geen leed meer over.'

Mijn hart trok zich samen. Ik had een belofte gemaakt die ik niet ben nagekomen. Net zoals met Dwynn. Ik wist niet hoe ik het beter kon maken.

We waren bijna aangekomen waar we moesten zijn, toen Tatiana haar blik weer op mij richtte en ze mijn aandacht trok door het zachtjes schrapen van haar keel. 'Ik ben niet over mijn broers en zussen begonnen om een oude wonde open te trekken of om u te beschuldigen van dingen waaraan u zelf niet zoveel waarde hecht. Ik wilde u er geen pijn mee veroorzaken. Ik wilde alleen dat u wist dat ik het meende toen ik zei dat ik altijd eerlijk tegen u wil zijn.'

Het duurde even voor ik knikte. Onbewust kon ik niet geloven wat ze zei – dat krijg je als je het gewend bent om op één of andere manier altijd wel voorgelogen te worden – maar ik besloot haar hoe dan ook het voordeel van de twijfel te geven.

Niet alleen omdat zij het was. Gewoon, zomaar.

'Heeft hij je nog...' Ik schraapte mijn keel, twijfelend over mijn woordkeuze. Het kwam er iets ruiger uit dan ik had gewild, dus herhaalde ik het begin van mijn zin opnieuw met een iets vriendelijkere blik en een zachtere stem. Ook deze keer kreeg ik de rest van de zin niet uitgesproken.

De hertogin keek me niet begrijpend aan.

Gefrustreerd wierp ik mijn blik op het dak van de koets. 'Heeft hij je nog mishandeld?'

'O.' Haar ogen werden glazig en ze vouwde haar handen in elkaar. 'Hij gaat zich inhouden voor een tijdje, dat heeft hij beloofd. Op z'n minst tot volgend jaar.'

Ik knikte voorzichtig. 'Oké.' Er waren nog zoveel meer dingen die ik er nog over wilde zeggen, maar ik kreeg ze niet geformuleerd.

Niet veel later stopte de koets op de hoek van de straat waar ik moest zijn. Eigenlijk was het nog twee blokjes om, maar ik nam geen risico's in mijn instructies. Alles en iedereen had uiteindelijk de mogelijkheid me een mes in de rug te steken. Ik moest er alleen voor zorgen dat ik ze altijd een stapje voor zou zijn.

Ik liet Tatiana eerst uitstappen. Vooral omdat ik hoopte dat de aandacht van de dorpelingen dan al wat afgezwakt zou zijn tegen de tijd dat ik uit de koets stapte.

Ik had overwogen mijn kap over mijn hoofd te trekken, maar dat zou mogelijk nog meer aandacht trekken en tot de nodige roddels leiden. Bovendien zouden mijn lijfwachten niet bij ons zijn als er niet minstens één van ons twee deel was van de koninklijke familie. Misschien kon ik mezelf wel vermommen, maar twee beren van mannen gehuld in harnassen waren iets moeilijker te verbergen.

Toen ik met hulp van de koetsier voet op de grond zette, hield ik mijn houding recht en mijn lach gepolijst. Iedereen die voor me boog of een reverence maakte schonk ik een beleefde hoofdknik.

Veel kan bereikt worden door te doen alsof je ergens hoort te zijn en je niets van plan bent dat niet wenselijk is in de maatschappij. Dat had ik in mijn jeugd al geleerd.

Ik nam Tatiana mee langs de winkels. Bij de kleermaker gingen we even binnen om stoffen te gaan bekijken. De kleermaakster voelde zich vereerd dat ik zelf naar haar winkel was gekomen.

'U bent mijn favoriet wanneer het op avondjurken aankomt,' had ik haar gecomplimenteerd.

Daarvoor had ze me een nieuwe hoed cadeau gedaan, die goed bij mijn huidige jurk paste.

Tatiana had de eerstvolgende minuten met een bedenkelijke blik afwisselend naar mijn nieuwe hoed en naar haar voeten gekeken.

'Vind je het niet mooi?' vroeg ik haar, toen we bij een kleine bakkerij stonden en ik deed alsof ik naar de broden aan het kijken was.

'Wat bedoelt u, Uwe Majesteit?'

'De hoed.' Haar wangen werden roze. 'Je bent er de hele tijd naar aan het kijken.'

'O. Nee. U staat er goed mee, Uwe Majesteit.'

'Wat is dan het probleem?'

Tatiana aarzelde. Haar vingers wreef ze rusteloos over elkaar heen, terwijl ze me met lichtelijk geopende mond aankeek. 'Het is... U... Tja... U heeft die hoed zomaar gekregen.'

Ik wilde eerlijkheid, dan moest ik er maar mee leren leven. Dat maakte het niet gemakkelijker om de woorden te ontvangen.

'Wat wil je daarmee zeggen?'

De hertogin greep naar haar geldbuidel in haar mantel en haalde er een paar muntstukken uit. Ze zorgde ervoor dat ik ze goed te zien kreeg, voor ze ermee naar binnen liep en ze te veel betaalde voor twee ronde broodjes.

Ik was het er niet mee eens dat ze niet meteen antwoord gaf, maar ik wilde niet publiekelijk mijn kalmte verliezen. Niet voor zo'n onbenulligheidje.

Toen de hertogin weer naar buiten kwam, stak ze één van de broodjes naar me uit. 'In alle jaren waarin ik met mijn echtgenoot naar het kasteel ben gekomen, dat zijn er acht moest u het alweer vergeten zijn, heb ik u nog nooit iets aan het volk zien geven dat u niet nodig had.'

Ik kon zweren dat ik één van mijn lijfwachten achter ons hoorde grinniken. Ik heb hen er later naar gevraagd. De man is gedegradeerd.

'Ik-'

'Het spijt me, Uwe Majesteit.' Het leek niet alsof het haar speet. 'Voor het onderbreken bedoel ik dan. Die kleermaakster heeft u een hoed gegeven die haar waarschijnlijk eten voor een week zou kunnen opbrengen.'

'Maar-'

'Uwe Majesteit, ik ben nog niet uitgepraat.'

Op dit punt was ik meer dan lichtelijk geïrriteerd. Hoe durfde ze me zo te blijven onderbreken? Misschien had ze ergens wel een punt, maar dat kon ik niet inzien door de wirwar die mijn geërgerde gedachten waren.

'Wat ik nog wilde zeggen is dat het een hele mooie hoed is, maar ik denk dat de kleermaakster er meer aan had gehad als u had aangeboden er toch voor te betalen.'

'Probeer je me een les te leren in menselijkheid?'

In het openbaar nog wel.

'Dat mag u zelf beslissen, Uwe Majesteit.'

Ik had er al mijn zelfbeheersing voor nodig om haar niet terug naar het kasteel te sturen. Ik wist dat dat niets uit zou halen. Het enige wat ik ermee zou bereiken was spijt. Ze intrigeerde me nog steeds, nog meer zelfs nu ze geen blad meer voor de mond had genomen.

Op het onderbreken na had ze alleen maar gedaan wat ik haar had gevraagd: eerlijk zijn.

Er liepen gelukkig ook geen mensen voorbij. Het leek niet alsof iemand had gehoord wat er gaande was. Bovendien had Tatiana niet al te luid gesproken. Ze leek wel door te hebben wat voor invloed haar woorden zouden hebben op mijn reputatie – een beetje dan toch.

Ik schonk haar niets dan een afkeurende blik, voor ik me verder langs de zelfstandige zaken en huizen begaf. Ze volgde me op de voet, iets verder van me vandaan dan eerder, met mijn lijfwachten nog een meter achter haar.

Bij de schoenmaker stopte ik en gebaarde ik naar mijn lijfwachten dat ze buiten konden wachten. Dat is waarschijnlijk de enige plaats waar ze het me altijd zonder protest toestaan om alleen binnen te gaan. Ze weten dat ik daar weinig tot geen gevaar loop. Ik kom er al sinds mijn tienerjaren.

Tatiana aarzelde om me te volgen. Ik was niet van plan geweest haar hier mee naar binnen te nemen, maar ik wilde haar liever ook niet buiten laten staan. Al was dat voor haar de uitgelegen kans geweest om na te denken over de toon waarop je tegen een koningin hoort te spreken.

'Kom maar mee naar binnen,' zei ik zonder me naar haar om te draaien. Ik opende de deur van de schoenmaker en wachtte niet af om te kijken of ze me zou volgen.

De deur viel niet meteen achter me dicht. Dan had ze geluisterd.

'Willem,' begroette ik de man die bij zijn leest met een paar schoenen bezig was.

Willem is een al wat oudere man. Ik denk dat hij ongeveer de leeftijd van mijn vader heeft, als die nog had geleefd. Zijn bijna volledig grijs geworden haar is steeds netjes kort gekapt en zijn ringbaardje is eveneens goed onderhouden. Zijn handen staan vol eelt en zijn bewegingen lijken al een tijdje niet meer zo soepel te gaan als vroeger, maar toch heb ik nog niets aan te merken gehad op het werk dat hij levert.

'Uwe Majesteit,' zei hij met een glimlach.

Hij maakte maar een korte snelle buiging, niet zoals het eigenlijk hoorde, maar ik wist dat hij het alleen op die manier deed omdat we elkaar goed kenden. Voor zover iemand van de koninklijke familie een gewone burger goed kon kennen.

Toen zijn blik op Tatiana achter me viel, werd zijn houding formeler. Zijn glimlach zakte een beetje naar beneden in een meer ernstige uitdrukking en zijn blik verloor iets van zijn openheid.

'Ze is veilig,' zei ik, al kon ik het niet met zekerheid zeggen.

Misschien had ik de hertogin op voorhand moeten inlichten over wat we zouden gaan doen. Misschien had ik haar überhaupt niet mee naar binnen moeten nemen en haar er niet mee moeten vertrouwen. Het was een risico dat ik normaal niet zou nemen en ik weet nog niet goed waarom ik het toch wilde riskeren. Ik was nog steeds geïrriteerd door haar woorden, ook al was de irritatie al grotendeels weggesijpeld nadat ik haar had zien glimlachen naar een paar kindjes op straat.

Het risico was ook minimaal. De hertogin kon wel achter mijn rug om geruchten gaan verspreiden, maar haar bereik was niet zo groot en mijn status was nog steeds belangrijker dan die van haar. Als ze een man was geweest was het een ander verhaal geweest, maar dat is ze gelukkig niet.

Ik haalde een paar schoenen van Alexis uit mijn mantel en legde ze op Willems tafel. Hij knikte, terwijl ik nog wat goudstukken ernaast legde – meer dan de prijs was voor het herstellen van de schoenen.

Achterin de zaak bevond zich een extra deur. Het was geen opvallend geval. Als je niet wist dat hij er zat zou je er gemakkelijk langs kunnen kijken en zelfs als je het wel op zou merken zou je denken dat het simpelweg een deur naar een kast was.

Ik weet wel beter.

Met een kort knikje in haar richting begeleidde ik de hertogin naar de deur.

Uit een goed verstopt zakje van mijn mantel haalde ik een simpele sleutel, die ik gebruikte om de deur open te maken.

Als de hertogin zich afvroeg wat voor mysterieuze praktijken ik allemaal uitvoerde, dan zei ze er niets over. Hoe meer ik haar liet zien, hoe groter het risico werd en hoe minder zeker ik werd of ik haar ermee kon vertrouwen. Ik vertrouw immers liever helemaal niemand – op Alexis na dan toch. Ik denk dat die laatste meer weet dan ze door laat schemeren, maar dat terzijde.

De deur ging open en onthulde een smalle korte gang die opnieuw naar een deur leidde. Ik gebaarde dat Tatiana me voor moest gaan.

'Gaat u me vermoorden?' fluisterde ze. Het was het eerste wat ze zei sinds ze me de les had gelezen over mijn nieuwe hoed.

Uit haar toon kon ik niet opmaken of ze het meende of dat ze maar een grapje aan het maken was.

'Er zijn ook andere dingen die je kan doen in verstopte donkere kamers,' fluisterde ik terug.

Het was sterker dan mezelf. Zelfs zonder mede.

Terwijl Tatiana dan toch aarzelend een paar stappen de gang in zette, antwoordde ze: 'Zoals?'

'Dingen die je doet in donkere kamers.'

Ik stapte achter haar de smalle gang in en deed de deur achter me op slot. Er kwam geen streep licht langs de deur door. Het duurde even voor mijn ogen gewend waren aan het donker.

'Ik wil gerust eerlijk zijn tegen u, Uwe Majesteit, maar u geeft heel erg gemengde signalen op dit moment.'

'We moeten naar het einde van de gang,' zei ik. Volledig naast de kwestie, maar het was ook van belang.

De hertogin bleef nog even voor me staan, voor ze langzaam richting de deur begon te schuifelen. Ze zei niets meer, vroeg ook niet meer naar een reactie op haar uitspraak.

Eenmaal bij de deur had ik de sleutel even goed aan haar kunnen geven, zodat zij de deur kon open maken, maar op het moment zelf maakte ik die bedenking niet.

'Ik moet bij de deur geraken,' zei ik zacht.

Tatiana maakte een schattig geluidje dat zich ergens tussen een zucht en een kreun bevond en dat enkel hoorbaar was omdat er verder geen geluid in onze omgeving hing.

Ik beet heel hard op mijn wang, terwijl ik me langs haar manoeuvreerde. Ze had zich met haar rug tegen de muur gedrukt, maar zelfs zo was er amper plaats voor mij om me langs haar te bewegen. Mijn arm raakte haar borst en mijn been gleed langs haar rokken. Ik schaamde me dood, maar ik slikte het weg en concentreerde me op de deur.

Misschien had ik haar mijn verontschuldigingen moeten aanbieden voor de ongevraagde aanrakingen, maar dat was niet iets waar ik op dat moment op kwam.

Ik zette mijn oor tegen het hout. Geen geluid. Dan was er niemand die er niet hoorde te zijn in de aansluitende kamer.

Ik begon met de sleutel te friemelen om het in het sleutelgat te krijgen. Ik bleef er telkens irritant een centimeter naast steken.

Tatiana schraapte zacht haar keel. 'Wat doet u normaal in donkere verstopte kamers?'

De sleutel viel uit mijn hand.

'Wat denkt u dat een ongehuwde koningin zou doen in donkere verstopte kamers?'

'O.'

Ik bukte om de sleutel weer op te rapen. Dat was waarschijnlijk de eerste keer sinds mijn 18e levensjaar dat ik bukte waar iemand bij stond. Het duurde veel te lang voor mijn vingers zich rond het metaal sloten en ik weer recht kon staan.

Tatiana stond nog steeds naar me toegedraaid met haar blik op mijn gezicht gericht.

Ik bleef staan, met mijn rug tegen de muur gedrukt en de sleutel stevig tussen mijn vingers geklemd.

'Toen, in de kasteeltuinen, bij de thee,' de hertogin boog haar hoofd, zodat ze mijn blik niet meer hoefde te zien, 'u zei toen dat u niet getrouwd bent omdat u nooit een man bent tegengekomen met wie u uw lichaam wilde delen. Was dat een leugen?'

'Nee.'

'O.' Ze klonk verward, maar meer dan dat ene geluidje kwam er niet meer uit haar mond.

De eerstvolgende keer dat ik de sleutel in het sleutelgat probeerde te duwen stak ik het meteen juist.

We kwamen uit in een kleine rommelige kamer. Overal waar er geen kasten stonden hingen er rekken aan de muur. Ieder oppervlak dat leeg kon zijn stond in plaats daarvan vol met flesjes en potjes, amuletten en andere snuisterijen die door de meeste mensen als hekserij beschouwd zouden worden.

Er stond een zetel in het midden van de kamer, bedekt met verschillende stoffen en één of ander tapijt. Ernaast stond een tafeltje, waarop een theeset lag naast allerlei geheimzinnige doosjes.

Hier, in deze geïmproviseerde winkel had ik in een ver verleden een pot gemalen perzikpitten verkregen. In ruil daarvoor had ik de eigenares mijn diepste geheim verklapt – zijnde mijn voorliefde voor vrouwen. Dat was gelukkig alleen maar goed uitgedraaid.

De kamer had geen verluchtingsgaten of andere openingen naar de buitenwereld en dat voelde ik vrijwel meteen. Er kwam niet genoeg lucht binnen en het rook er muf.

Tatiana was op haar duimnagel beginnen bijten toen ik niet langer haar kant op keek. Het viel me pas op toen ik de nagel hoorde breken tussen haar tanden.

'Doet dat geen pijn?' vroeg ik oprecht benieuwd.

'Euh,' zei ze met een blos op haar wangen. 'Het spijt me, Uwe Ma-'

Mijn hand op haar lippen snoerde haar de mond. Haar ogen werden groot, terwijl ik niet te veel probeerde na te denken bij mijn reflexen.

'We weten niet wie er hiernaast kan zijn,' verklaarde ik op fluistertoon, met mijn hand nog op Tatiana's mond. 'Dit is de opslagruimte van een kruidenierswinkel. De vrouw weet dat ik kom, dus ze zal snel verschijnen, maar tot die tijd kan iedereen binnenkomen in de winkel en zou iedereen ons kunnen horen.'

De hertogin knikte dat ze het begrepen had en pas toen besefte ik volledig dat mijn vingers haar lippen raakten. Zo beheerst mogelijk trok ik mijn hand weg. Toch was ik voor enkele tellen ontdaan.

'Wat ik net wilde zeggen...' Tatiana's wangen waren een nog dieper rood geworden nu ik haar zo onderbroken had. 'Ik wilde zeggen dat het alleen pijn doet als ik er te veel of te ver aan bijt. Het is niet mijn meest elegante of gezonde gewoonte, maar ik krijg het mezelf niet afgeleerd.'

'Ieder zo zijn minder goede eigenschappen.'

Ik verwachtte min of meer dat de hertogin zou vragen wat die van mij waren, maar die vraag bleef uit. Het enige wat ze deed was knikken.

We zeiden verder niets meer tegen elkaar. Tatiana nam de ruimte met grote nieuwsgierige ogen in zich op. Ze wiebelde een beetje op en neer, van haar hielen naar haar tenen en terug, maar ze verplaatste zich niet.

Ik daarentegen begaf me tussen de spullen door alsof ik er thuis was. Ik kom er ook al jaren. Nergens anders hier in de buurt kan ik iets vinden dat me helpt met wakker blijven 's avonds, niet zoals de kruiden van deze winkel dat doen.

Het duurde niet heel lang voor een vrouw met kort zwart haar, een donkerbruine huid en opvallend groene ogen de kamer binnenkwam langs de andere kant. Ze zag er vermoeid uit, met haar handen in elkaar geknepen en een frons tussen haar wenkbrauwen, tot haar blik op mij viel en haar op elkaar geperste lippen in een grijns veranderend.

'Uwe Majesteit,' zei Hilde, vergezeld door het begin van een speelse reverence.

Toen haar blik op Tatiana viel vernauwden haar ogen een beetje. Ze keek me even vragend aan, voor ze zich helemaal tot de hertogin wendde en ze haar in zich opnam.

Tatiana werd zo rood als een tomaat onder Hilde's blik en begon onbewust wat aan haar nagels te plukken.

'De hertogin van Xevia,' stelde ik haar voor, aangezien ze het zelf niet leek te gaan doen.

'Aha.'

'Aha?' wist Tatiana te produceren.

'O.' Hilde wierp me een uitdagende blik toe, voor ze glimlachend tegen de hertogin zei: 'Ik heb veel over u gehoord.'

Mijn ogen schoten vuur, maar dat leek de kruidenierster zich niet aan te trekken. Ze grijnsde geamuseerd, terwijl ze toekeek hoe de hertogin haar blik naar mij toe wendde en me beoordelend bekeek.

Ik schraapte een paar keer mijn keel, zoekend naar iets om het mee op te lossen. 'Geen slechte dingen... uiteraard,' mompelde ik.

Voornamelijk geen slechte dingen.

Ik had wel uitgebreid geklaagd over het meermaals afwijzen van mijn aanbod om niet bij haar echtgenoot te hoeven slapen. Hilde had me toen gevraagd of ik misschien nog een andere reden had om haar in een kamer alleen te krijgen. Ik had er niet om gelachen, maar de "heks" had me ook niet gelooft toen ik het ontkende.

Hilde lachte luid om mijn antwoord, voor ze naar één van de kasten toeliep en ze eruit haalde wat ik wilde komen halen.

'De thee, Uwe Majesteit,' zei ze, terwijl ze het zakje met de kruiden aan me overhandigde. Ze knipoogde erbij en schonk me nog een ondeugende glimlach.

Normaal zou ik er meer op ingegaan zijn, maar met Tatiana nog in de buurt hield ik mijn gezicht in de plooi en schonk ik haar niet meer dan een beleefde lach. Al denk ik dat mijn ogen wel zeiden dat ik haar ging vermoorden de volgende keer dat ik hier was.

Ik stak de vrouw een buidel met geld toe, waarin eveneens een briefje zat met het moment waarop ik terug zou komen voor de rest van mijn... betaling. Of bestelling.

Nadat de "heks" de inhoud van de buidel had bekeken, hing ze hem aan haar riem, om zich vervolgens tot de hertogin te richten.

'Had u ook nog iets nodig?'

Tatiana's ogen werden groot en haar wangen kleurden rood. 'O. Euh. Ik weet niet- wat- nee bedankt.'

Ik kon een korte lach om haar stunteligheid niet onderdrukken.

'Je hebt haar helemaal niets gezegd precies,' zei de kruidenierster geamuseerd, zonder haar blik weer van Tatiana naar mij te verleggen.

De hertogin schudde met haar hoofd. 'Ik heb zoveel vragen,' zei ze met een onschuldige glimlach.

'Dat kan ik begrijpen.'

Ik snoof verontwaardigd. 'Ik ben een heel duidelijke persoon.'

'O, dat bent u zeker, Uwe Majesteit,' knipoogde Hilde.

Tatiana lachte zacht, maar was wel zo beleefd om het geluid snel te smoren door haar hand voor haar mond te zetten.

Ik schudde met mijn hoofd. Ongelofelijk.

Dit was het moment waarop ik besefte dat ik de hertogin beter niet mee naar hier had genomen. Het leek me wel een goed teken dat ze zich toch een beetje op haar gemak leek te voelen bij de kruidenierster, maar als ze zich dan samen tegen mij keren vind ik het niet zo fijn meer.

Niet dat ik er echt spijt van had. Ik denk dat ik nu wel zeker kan zijn dat Tatiana te vertrouwen valt. Al is het alleen maar omdat ze haar gevoelens niet lijkt te spelen.

Toen we weer in de koets zaten en we aan onze weg terug naar het kasteel begonnen waren, trok de hertogin mijn aandacht door zachtjes te kuchen.

'Waarom hebt u me mee naar die schoenmaker genomen?'

Ik keek haar voor even zwijgend aan, met mijn vingers zacht tikkend op mijn been. 'Ik wilde laten zien dat ik je vertrouw.'

'En wat ben ik daarmee?'

Ik lachte ondeugend. 'Dat moet je zelf maar uitzoeken.'

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro