Hoofdstuk 4

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

'Waar nemen jullie me mee naartoe?' Mijn bravoure is verdwenen en de kracht die in mijn stem lag verworden tot een iel klinkende smeekbede.

Ik krijg geen antwoord. Natuurlijk niet. Alleen in films vertellen de ontvoerders uitgebreid over hun plannen. De realiteit is niet zo hoopvol.

De auto zet zich in beweging. Een bocht naar links, een bocht naar rechts. We remmen af, misschien voor een stoplicht. Ik probeer bij te houden welke route we nemen, maar al snel duizelt het me en mijn schouders zakken.

Ik zet me niet langer schrap en knal tijdens de volgende bocht met mijn hoofd tegen het raam. Zou het glas breken als ik dat hard genoeg doe? Is het de pijn waard? Een kans om dat uit te vinden krijg ik niet. Iemand buigt over me heen en klikt mijn gordel vast. De eerstvolgende bocht naar rechts voel ik een hand tussen mijn hoofd en het glas.

Laag gesis naast me geeft aan dat de beweging zijn knokkels heeft bezeerd en onder het zwarte doek glimlach ik. Goed zo. Hoe meer schade ik kan doen, hoe beter.

Wat ik er nu wel niet voor over heb om ook maar een fragment van de krachten te hebben die mijn familie bezit, is niet in woorden te omschrijven. Mijn moeders levitatie kan dit complete busje optillen en terugbrengen naar het café. Mijn vaders vuur zou mijn ontvoerders reduceren tot as. Zelfs de nog niet volledig ontwikkelde telepathie van mijn zusje zou acceptabel zijn. Wist ik maar wat ze met mij van plan zijn.

Ik denk dat ik in slaap ben gevallen, want als ik met mijn ogen knipper is het duister veranderd. Ik heb geen zak meer over mijn hoofd, maar het is nacht. Een pikzwarte nacht, met sterren in plaats van wolken. Een maanloze, koude nacht, die me doet rillen in mijn T-shirt en legging. Waar ben ik?

Ik kijk om me heen en herken vormen van meubels. Enorme ramen met opzijgeschoven ramen tonen me dat ik ergens op een hoge verdieping ben.

Voorzichtig kom ik overeind. Mijn polsen doen pijn, maar de touwen zijn verdwenen. Ik wrijf over de beschadigde huid en zuig mijn adem in als mijn blik valt op duizenden lichtjes. Lichtjes van een stad die ik niet herken. Lichtjes van flatgebouwen en torens. Lichtjes van straatlantaarns aan weerszijden van een brede weg die als een zwaard de stad in tweeën deelt. Waar ben ik?

Als ik opsta klikt er een lamp aan links van mij. Een keuken met zwarte hoogglans kasten en een brede tweedeurskoelkast van glimmend metaal vertelt me dat ik niet in een penthouse van een hotel ben. Ook niet op de bovenste verdieping van een warenhuis of in een onaf complex van beton en staal. Geen enkel scenario dat ik in films heb gezien past bij de situatie waarin ik me bevind.

Ik ben in een luxe appartement. Een woning met designermeubelen en schilderijen van beroemde schilders. Echt, geen namaak. Ik herken een Van Gogh.

'Wakker?'

Met een ruk draai ik me om en ik sla een hand voor mijn mond om een gil te dempen.

'Honger?'

De één-woord vragen behoeven geen antwoord, want de eigenaar van de stem gaat meteen aan de slag met een pan en een zakje instant soep. Hij is het. De lead-zanger van de band waarvan ik alle foto's zal verscheuren die nu nog op mijn slaapkamerdeur hangen. Als ik tenminste ooit nog thuis zal komen.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro