Hoofdstuk 11

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Vol goede moed arriveer ik in de zaal en merk dat dezelfde groep als de vorige keer in de startblokken staat, uiteraard zonder Lot. Aan de strakke gezichten om mij heen is duidelijk te zien dat iedereen aan haar denkt.

"Gaat zij weer mee?"

Verschrikt wend ik mijn blik naar een duister punt in de zaal en zie de lange gestalte van mijn broer. We weten nu zo'n twee maanden van elkaars bestaan, maar ik heb niet het idee dat ik hem intussen beter heb leren kennen. Hij is als een vreemde voor me.
Ik besluit direct, impulsief als ik soms ben, om hem na deze missie tot een gesprek te dwingen. Waarom is hij weggegaan op zijn twaalfde? Waarom hebben onze ouders het nooit over hem gehad? Weet hij wie van de twee de engel en wie de mens is?
Ik heb zoveel vragen en ik merk dat ik er nu aan toe ben dat hij ze beantwoordt.

Maar eerst is hij aan de beurt, want de 'zij' in zijn vraag slaat overduidelijk op mij.
Het wordt nog stiller in de zaal en ik zie Justin wegkijken. Hij houd niet van dergelijke openbare confrontaties.
Marc, aan de andere kant heeft, een felle oogopslag en ziet eruit alsof hij de komende woordenwisseling gretig zal volgen.

Catalena grijpt in. Ze kijkt Valentijn strak aan en zegt dan simpelweg: "Ja."
Ze geeft verder geen verklaring of excuus en daardoor stijgt ze onmiddellijk nog hoger in mijn achting.

De sfeer blijft beladen, zelfs als Marie geforceerd een gesprek op gang brengt over wat het weer boven zal zijn. De lente is intussen gearriveerd en dat geeft hoop op zachte weersomstandigheden. Natuurlijk is het wel nacht, zoals altijd het geval is als Anderen in gevecht gaan. De kansen om niet betrapt te worden door mensen is dan simpelweg het kleinst.
Valentijn heeft geen woord meer gezegd sinds zijn uitval, maar loopt wel dichterbij. Het lijkt er op dat zijn woorden hem niet tegenhouden om mee te gaan.
Dat betekent dat hij zal moeten dealen met mijn aanwezigheid.

Hij kijkt broeierig voor zich uit en barst dan opeens los: "Prima, maak van mij dan maar je slechterik*." Voor mij komt dat volledig uit de lucht vallen en ik kijk hem verrast aan.
Dat was niet wat ik aan het doen was. Toch?
Mijn plan om hem morgen eens goed aan de tand te voelen, wordt prompt vastomlijnder.

Hij wordt hoe dan ook genegeerd, slechts Catalena en ik kijken elkaar even bezorgd aan, want Aline heeft haar positie ingenomen en houdt de liftkoker stil in het water. Het blijft interessant om te zien hoe het water komt en wijkt voor haar gezag.
We kunnen vertrekken.

▬▬▬

Ik klem mijn pulser stevig vast in mijn hand. Wat ik vooral fijn vind is dat hij oneindig opgeladen blijft - met dank aan Raoul, wiens gave mij nog steeds niet helemaal duidelijk is. Een tweede voordeel is dat mijn wapen niet dodelijk is, het verdooft slechts. Ik weet dat ik daar vals mee speel, natuurlijk zit er ook een dodelijk standje op het wapen, maar ik speel sowieso niet eerlijk: mijn gave heb ik nog steeds niet terug en dat heb ik niemand verteld. Ik ben bang voor de gevolgen als ik die zou opbiechten.
Voelt Phoenix de verandering in mij aan? Hij is de laatste tijd minder in mijn aanwezigheid te bekennen. Julia zei dat hij er weer aan toe is om een eigen opdracht uit te voeren, maar ik denk dat het is omdat hij mijn gebrek aan kracht aanvoelt.

Justin staat vlak tegen me aan en ik merk hoe zijn ogen groot en angstig staan. Hij heeft zijn handen gevouwen en ik zie zijn vingers wit worden door zijn moordende grip. Zweet parelt op zijn voorhoofd.
Hij heeft claustrofobie en mijn respect voor hem groeit als ik zie hoe dapper hij zich verder gedraagt. Er komt geen klacht over zijn lippen en hij neemt ook niet meer ruimte in dan nodig. Persoonlijk zou ik opgekruld in een hoekje liggen brullen, mocht ik met die angst in een klein hokje worden gestopt.
Justin ondergaat het keer op keer manmoedig, voor de veiligheid van de groep.

Mijn opluchting is dan ook vooral richting hem, als ik aan de bewegingen van de lift merk hoe hij door het oppervlakte van het water breekt. We beginnen te dobberen.
"Opgepast," zegt Jurre en zorgt er op die manier voor dat ik mijn aandacht verleg. Volgens mij heb ik de gigantische man nog nooit zo ernstig horen praten.

We zijn muisstil, terwijl hij de liftdeur opendoet en de ruimte checkt. Ik kan net onder zijn arm doorkijken en merk dat we ergens anders zijn dan de vorige keer. Toch zie ik veel overeenkomsten. Ook hier bestaat de helft van de bodem uit water en wordt de ruimte gedomineerd door beton.

"We hebben verschillende uitgangsposities in Westerland," fluistert Catalena me toe. Blijkbaar is dat ook een geheim die pas op het laatste moment wordt gedeeld met de nieuwste deelnemer.
"Veel verschil maakt het niet, de tegenpartij heeft iemand die portalen kan creëren. We moeten dus altijd snel zijn."

"Weet je nog, die ene keer dat de wacht ons niet doorhad." Maries stem, vlak achter me, klinkt dromerig en ik weet een klein glimlachje op mijn gezicht te toveren.
Dat was vast een mooi moment.

"We zijn een week boven de grond gebleven. Het was hemels," bevestigt Justin en mijn lach wordt breder.
Ik ben dus niet de enige die gek wordt van onze schuilplaats in de krochten van de zee.

"Hebben we nooit geprobeerd vrede te sluiten met de... Gedrochten?" vraag ik dan. Waarschijnlijk heb ik al een antwoord op mijn vraag. Ik neem aan dat ze zich niet vrijwillig zo laten noemen.

"Ben je gek?" Valentijn kijkt me hoofdschuddend aan en geeft met een schouderstootje aan dat ik uit de lift moet stappen. Ik doe braaf wat hij aangeeft, maar kijk hem direct vragend aan als we allemaal op het relatief droge staan.
Valentijn zucht en zegt: "Dat zijn de kinderen van demonen." Ik kijk hem waarschijnlijk nietszeggend aan, want hij rolt met zijn ogen en verklaart: "De slechteriken."

Ik kan het niet loslaten. "Hoezo slechteriken?"

"Ze vermoorden mensen," neemt Jurre het over. Het ziet er naar uit dat ik vandaag een abonnement heb op 'oogrollen', want ook hij maakt dat typische gebaar naar mij.
Ik grom nog net niet. Misschien ligt het aan hun gebrek aan tact waardoor ik ondoordachter reageer dan ik normaal zou doen.

"Wij vermoorden toch ook mensen. Hén, om precies te zijn?" Ik kijk recht in het gepijnigde gezicht van Justin, die vorige keer inderdaad niet al te subtiel was met zijn kracht, en voel direct de spijt door me heen wervelen. Justin is erg aardig en nu heb ik hem gekwetst met mijn woorden.
Ik wil per se niet over mijn moeder beginnen, want ik weet niet of dat zoveel toe zal voegen aan het verhaal, maar het bewijst wel dat ook de goeien niet perfect zijn. Als je het heel technisch gaat bekijken, verdedigen de Gedrochten zich alleen maar als wij weer een invasie op hen uitvoeren.

"Dat zijn geen echte mensen," gromt Marc. Hij klinkt houterig. Ik kijk hem gekweld aan, het was al niet prettig toen Valentijn en Jurre me afvielen, maar nu Marc het ook doet, míjn Marc, voelt het aan alsof er een mes in mijn rug wordt gestoken.

Ik kijk hulpzoekend naar de vrouwen, Catalena en Marie, die geen woord aan de discussie hebben bijgedragen. Catalena kijkt me medelijdend aan en schudt minimaal haar hoofd. Niet nu, lijkt ze daar mee te zeggen.
Ik slik hard, maar bind in. Dat respect heeft zij wel verdiend.

"We gaan," kapt ze Valentijn af. Waarschijnlijk was hij bezig met een sneer te bedenken, want hij trekt een zuur mondje en kijkt woest.
Catalena is een goede leider, want haar woord is wet. Iedereen zwijgt en zet zich in stelling. Het volgende gevecht wacht op ons.

Marie blijft weer achter en ik kijk fronsend naar Valentijn. Hij is een zwakkere optie dan Lot was, want hij moet - net als ik - een ander aanraken om zijn kracht te laten werken.
De geluiden van het verschuiven van twee zware geweren, die hij al die tijd op zijn rug heeft gedragen, verbreken op dat moment de betrekkelijke stilte. Ik zie dat het hem geen moeite kost om er een in elke hand vast te houden en ik weet voldoende.

"Lily, jij blijft bij Marc," vervult Catalena dan mijn droom. Aan haar halve knipoogje en vage grijns te zien, is ze zich daar van bewust.
Marc kijkt even donker, maar slechts heel kort. Zijn grijns direct daarop is zo groot dat ik me dat verbeeld moet hebben. En zo niet: waarschijnlijk zit hij nog met onze eerdere woordenwisseling in de knoop.
Ik besluit direct om hem die woorden te vergeven. De vlinders fladderen weer op hoge snelheid, aangewakkerd door de adrenaline die tegelijkertijd door mijn bloedbaan raast.

"Kom maar hoor," grijnst Marc, weer helemaal zichzelf. Dat wil zeggen: een tikje arrogant, precies hoe ik het leuk vind. "Dan laat ik je zien hoe we dit projectje even aan gaan pakken**."

Ik schud mijn hoofd, maar moet toch lachen.

Catalena wenkt met haar hoofd en gaat ons voor, de schuilplaats uit.

▬▬▬

In eerste instantie denk ik dat we op hetzelfde industrieterrein zijn uitgekomen, maar uiteindelijk zie ik wat verschillen.
Wel voel ik me teleurgesteld. Is dit het enige wat ik ooit nog van Westerland zal zien: beton, asfalt en plompe gebouwen in het donker?

Er komt een zwerm insecten op me af. Het is niet direct een soort die ik kan benoemen, maar daar ligt mijn prioriteit ook niet. Ik begin te gillen, om op die manier direct duidelijk te maken - aan de gehele omgeving - dat de Anderen weer eens een poging boven de grond aan het wagen zijn.
Ik sla wild om me heen, maar die kleine rotbeestjes weten door elke minieme opening te komen en ik verslik me in mijn gil omdat ik moet hoesten. Ik veeg met mijn handen over mijn gezicht en zet daarna snel mijn kap op - iets wat ik natuurlijk allang had moeten doen.
De lastdiertjes zijn nog steeds overal aanwezig, maar nu ben ik van top tot teen beschermd. Hierdoor weet ik dat de jeuk die ze nog steeds overal op mijn lichaam achterlaten slechts psychisch is en door op die manier te blijven denken, weet ik mijn opkomende hyperventilatie in te tomen.

Marc bekijkt me hoofdschuddend en met een pedant grijnsje op zijn gelaat. Hij staat er volkomen relaxed bij. Zijn toon is zelfverzekerd als hij mij vraagt: "Waarom gingen de muggen niet dood tegen je huid?"

"Eh, ik heb die gave alleen maar in mijn vingers," lieg ik en kreun dan in mezelf. Ik heb nog niet eerder over mijn gebrek aan kracht gelogen en het voelt ontzettend fout.
Mijn paniek is echter groter dan mijn drang om de waarheid te spreken en ik bijt hard op mijn tong om de woorden er niet alsnog uit te laten floepen.
Marc kijkt alleen maar onderzoekend, maar knikt dan. Hij ziet eruit alsof hij het voor nu laat rusten, maar er later wel op terug gaat komen. Ik voel me gelijk misselijk worden.

"Kom," zegt hij kort en wenkt met zijn hoofd. Hij heeft gelijk; wij staan hier te lanterfanten, terwijl onze compagnons al vol in gevecht zijn met de beestjesman en zijn trawanten.
Marc kijkt me weer even aan en ik zie hoe zijn gezicht een verandering heeft doorgebracht: hij is in een killermood. Zijn bruuske stem matcht daarbij als hij zegt: "Loop me niet in de weg, wil je?"

Zo intens ken ik hem niet en ik knik beduusd, waarna ik een stapje opzij zet om hem een vrije doorgang te geven. Het hele gebaar is zinloos aangezien we op een groot donker plein staan, maar dat heeft hij niet door.

Valentijn is vrij dichtbij en hij roept ons toe: "Waar wachten jullie toch op?"

Verbeten pak ik mijn pulser steviger beet en begin om me heen te schieten. Het aantal vijanden is nog groter dan de vorige keer en ze lijken alleen maar te vermeerderen.

▬▬▬

*Prompt 39. "Fine, make me your villain." // "Prima, maak mij je slechterik." – Van Schim & Schaduw door Leigh Bardugo.

**Prompt 75. Een nieuw project wordt jou toegewezen. Je accepteert het maar al te graag, want je doet graag nieuwe werkervaring op. Het gaat mis wanneer je de persoon achter het idee van het project ontmoet.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro