Hoofdstuk 6

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Ik kijk Valentijn nietszeggend aan.
Hij maakt spottend een halve buiging. "Sta me dan toe om mij voor te stellen. Mijn naam is Tijn Menori." Theatraal eindigt hij zijn zin: "Ik ben je broer."

Mijn eerste reactie is om smalend te lachen, hoe weinig aanleiding de situatie daar ook toe geeft. Ik ben enig kind, dus zijn verhaal gaat niet op. Bovendien is hij oúd.
Ondanks die gedachten blijft mijn blik op zijn koperkleurige haar hangen, gelijk aan de mijne, en die bekende egaal grijze ogen.

"Nietes," zeg ik dan toch beslist.

Voor het eerst zie ik deze man geduldig kijken. Hij zegt verrassend zacht: "Ik ben momenteel zevenentwintig jaar en kwam in de pubertijd toen ik twaalf was. Ik... heb toen afscheid genomen van mijn ouders. Hoe oud was jij vijftien jaar geleden?"

Nul.

Ik zwijg, maar het is duidelijk wat hij bedoelt: ik was te jong om me hem te herinneren, als ik toen al bestond.

"Waarom heb ik dan nog nooit een foto van jou gezien en waarom hebben ze het nooit over jou?" Mijn toon is afwerend, het besef van zijn gelijk sijpelt door me heen, maar ik heb eerst nog wat vragen.

Iets anders komt in mij op: "Waarom ben je eigenlijk weggegaan?"

Heet je Tijn of Valentijn?
Op de een of andere manier zorgt die naamsverandering ervoor dat ik hem geloof, zelfs zonder dat hij antwoord geeft op mijn vragen.
Het ziet er ook niet naar uit dat hij er iets over gaat zeggen. Zijn mond is samengeperst tot een smalle streep en ik zie een conflict in zijn ogen: spijt, dat hij erover is begonnen, maar ook opluchting.
Geen liefde.
Aan de andere kant, dat ervaar ik zelf ook niet richting hem. Zoiets zal moeten groeien. 

Zijn gestalte blokkeert de tafel voor mij, daar waar de anderen zich nog aan bevinden. Daardoor komt de stem van Catalena als een verrassing: "Valentijn, wil je jouw ding doen?"

Ik kijk hem behoedzaam aan. Hij staat zo dicht bij mij en hij heeft, net zoals de rest hier, een kracht. Snel doe ik een stapje achteruit: ik heb geen idee wat anderen hier mij aan kunnen doen. Ik weet dat ik niet onfeilbaar ben, Jurre kan mij prima aan. 

Valentijn grijnst, maar het bereikt zijn ogen niet. "Het lijkt me niet zo verstandig haar aan te raken," zegt hij. Hij heeft het overduidelijk tegen zijn leider, maar hij blijft mij strak aankijken. 

"Probeer Kat," suggereert een mannenstem vanaf de tafel. Is dat Marc?

Automatisch corrigeer ik hem en zeg: "Hij heet Phoenix." Die mededeling zorgt wederom voor stilte in de ruimte. 

"Phoenix?" Valentijn neemt het woord. Hij klinkt chagrijnig. Ik noemde zijn naam eerder toch ook al?

Phoenix strijkt dan langs mijn natte broekspijp en mauwt uitdagend. Het voelt fijn dat ik hier een bondgenoot heb. 

"Het schijnt dat hij gehecht is aan haar," zegt Julia zacht. "Dat maakt het denk ik makkelijker?"

Valentijn knikt grimmig. "Je hebt gelijk." 
Voordat ik besef wat hij doet, gaat hij op een knie zitten en strekt zijn hand naar Phoenix uit. Het kan zijn dat ik daarna een honend lachje in moet houden, want mijn kat blaast naar hem en trekt zich achter mijn rug terug. 
Lekker voor je.

Ik blijf hem uitdagend aankijken en dat werkt in mijn voordeel, want dit keer moet hij zijn blik omhoog richten. 
Het ziet er naar uit dat we in een impasse staan, al weet ik niet precies hoe en waarom. 

Er klinkt wat rumoer bij de tafel en ik zie hoe Catalena gracieus opstaat en naar me toe loopt. Ik wacht zwijgend af. 

"Lily," begint ze, als ze op anderhalve meter afstand van me staat. "Misschien is wat uitleg op zijn plaats."

Ik knik. Dat is een goed idee.

"Valentijn hier, Tijn, kan de banden van liefde voelen en op die manier kunnen we erachter komen of jij een engel of een demon als ouder hebt." De blik van Catalena is open. Ik geloof haar. 

"Kan hij die banden ook verbreken?" Als dat zo is, is hij een geduchte tegenstander. 

Hij onderbreekt mijn gedachten ruw: "Nee, dat is wat een demon zou doen," en eist: "Als je me de kat geeft, kan ik jullie band voelen."

Omdat ik nog maar zo kort een katteneigenaar ben, als ik dat al ben, kijk ik hem sceptisch aan: "Katten kunnen toch geen liefde voelen?" Dat is wat ik althans om me heen merk. Het dier ligt in de zon te slapen en zijn mens moet voorzichtig om hem heen manoeuvreren. 

"Nee joh," Julia reageert weer en ik merk aan Catalena's blik dat ze dat liever niet heeft. Ze wil haar dochter hier eigenlijk niet hebben en daarom denk ik dat zij meestal niet bij dergelijke vergaderingen is. 
Noem het de tiener in mij, maar ik besluit direct om Julia aardig te vinden. Over de rest ben ik nog niet zo zeker. Al is die Marc wel intrigerend, waarschijnlijk omdat ook hij de belegen leeftijd nog niet heeft bereikt - en er knap uit ziet. 
De twee vrouwen die, op Julia na, ook nog aan tafel zitten hebben tot nu toe geen woord gezegd. 

Ik kijk Julia vragend aan en zij praat verder: "Kat hier, eh... Phoenix, loopt al even rond bij ons. Hij is een hemelkat en kan een Andere voelen. Hij is er heel duidelijk in van wie hij houdt en van wie niet." 
Ze knikt, ietwat minachtend, naar Valentijn. "Hij mag je broer niet echt."

"Eh..." Ik heb zoveel vragen naar aanleiding van haar woorden, dat ik niet weet waar ik moet beginnen. "Andere? En... hemelkat?"

"Wij zijn Anderen," zegt Catalena. "Degenen die tussen de normale mens en de goddelijke engelen vallen."

"Vergeet de demonen niet," Valentijns stem is uitdagend en ik kijk hoe hij nog steeds op zijn knie voor me zit. Ik zie wat vocht van het zand in zijn broek trekken en trek mijn mondhoek even omhoog. Fijn dat ik niet de enige ben die ongemakkelijk nat is geworden.

"De hemelkat valt in hetzelfde concept als een hellehond," zegt Marc. "Hemel... hel. Je snapt het wel."
En ik merk tot mijn verrassing dat ik dat inderdaad doe. Ik lach hem dankbaar toe en word onderbroken door Valentijn die ongeduldig kucht.

"Geef me die kat," commandeert hij. 

Catalena knikt me toe. "Het is werkelijk het beste," zegt ze vriendelijk. 

"Prima." Ik gooi nog net niet mijn handen in de lucht. Ik draai me om en kijk Phoenix vragend aan: "Wil je je even aan laten raken door Valentijn? Dan kan hij onze liefdesband checken."
Het voelt behoorlijk raar om dat aan een kat te vragen. Maar goed, dit hele gebeuren is natuurlijk bijzonder bizar. 

Phoenix' staart gaat de lucht in. Hij wordt niet dik, maar de uitdrukking op zijn gezicht is maar op één manier te interpreteren: de arrogantie spat er vanaf. 
Minachtend zet hij enkele stappen en steekt dan zijn poot naar mijn zogenoemde broer uit. Dit is niks anders dan een gunst die hij hem verleent, alleen maar omdat ik het zo vriendelijk heb gevraagd. 
Hoor ik nou iemand grinniken aan tafel? Valentijn ziet in ieder geval zéker wat ik ook zie en ik hoor hoe hij met zijn kiezen knarst. Hij heeft echter geen keus en hij neemt de poot aan.

De stilte in de grot is intens en Valentijn sluit zijn ogen. Onwillekeurig houd ik mijn adem in. Wat zal hier uitkomen? 

Als Valentijn zijn ogen weer opent, zijn ze niet alleen meer grijs. Er is een felgekleurd randje om zijn irissen verschenen, waardoor het lijkt alsof ze in brand staan. Heftig.

Hij lijkt in twijfel, maar ik weet dat het in mijn voordeel is als hij met tegenzin zegt: "Ze is 'veilig'." De haakjes zijn overduidelijk. 
Hij is het niet met zijn eigen uitslag eens, maar hij praat wel verder: "De genegenheid tussen kat en mens is diep. Ondanks de korte tijd dat ze elkaar kennen, voel ik de liefde."

Prompt stroomt er een warm gevoel door me heen. Phoenix houdt van mij!

De enige man die zijn naam nog niet heeft gezegd, de vriendelijke man met zijn blonde haren en blauwe ogen, komt nu ook dichterbij. In zijn handen draagt hij twee slierten stof en ik kijk er vragend naar.
"Welkom in Onderwater," zegt hij. Er is me hier nu drie keer een welkom geheten, maar dit is de eerste keer dat ik het daadwerkelijk geloof. 
"Ik heb hier handschoenen voor je, zodat je hier rond kunt lopen zonder direct bang te hoeven zijn om iemand... pijn te doen." Hij vermijdt het woord 'vermoorden' en daar ben ik hem dankbaar voor. 
"Ik heet Justin Brinscot," zegt hij dan. Waarschijnlijk herinnert hij zich het eerdere voorstelrondje. Hij wijst naar de twee ongenoemde vrouwen die nog steeds aan de tafel zitten. "Dat zijn Marie en Sophie."
Hij lacht me toe en eindigt zijn zinnen met de meest welkome woorden: "Kom mee, dan wijs ik je een plekje waar je je op kunt knappen en droge kleren aan kunt doen. We praten later weer verder."

▬▬▬

Inmiddels bevind ik me al enkele dagen in de grote luchtbel en het leven hier wordt me steeds duidelijker. Hoewel het me al eens gezegd werd, was ik vergeten dat alle krachten tegengesteld zijn aan de karakters van degenen die ze hebben.
Zo is Aline verantwoordelijk voor de bubbel, juist zoals ik al bedacht had, maar heeft ze haar kracht gekregen omdat ze als kind bijna is verdronken. Haar aanwezigheid zo diep in de zee is vereist, maar ze voelt zich er vreselijk bij. 

Marc is veel in mijn nabijheid te vinden, net zoals Julia: mijn leeftijdsgenoot. Marc is twintig jaar en ik besef dat ik langzaam maar zeker verliefd op hem aan het worden ben. Hij lijkt het ook niet vervelend te vinden om veel bij mij te zijn, dus het lekkere gevoel in mijn buik tiert welig.
Ik weet niet zeker hoeveel Julia van mijn verliefdheid meekrijgt. Wel weet ik dat ze hem eigenlijk niet zo mag, dus ik hoef niet bang te zijn voor concurrentie. Af en toe maakt ze een scherpe, volledig onnodige, opmerking over hem - maar dat is vooral als hij er niet bij is.
Zijn kracht, het fris maken van levend weefsel, is namelijk onmisbaar hier en hij is een zeer gerespecteerd lid van de raad, zoals de huidige zeven leidinggevenden genoemd worden. Julia heeft me verteld dat deze zeven de grootste krachten hebben. De rest - in de bubbel bestaan die uit ongeveer dertig nazaten van engelen - nemen een minder prominente rol in. Ik heb ze intussen beter leren kennen, maar mijn eigen kracht is te gevaarlijk en ik merk hoe ik word ontweken. 

Het is dat ik nog geen achttien ben, de minimale leeftijd om deel te nemen aan de raad, maar ik ben me ervan bewust dat ik daar te zijner tijd prima tussen zal passen. 
Ik word niet per se blij van die wetenschap. 

Mijn contact met Valentijn is minimaal. Hij heeft me nog steeds niet verteld waarom hij uit huis is gegaan, maar hij neemt het me wel heel erg kwalijk dat ik onze moeder heb vermoord. Hoewel ik nieuwsgierig ben naar zijn en ons gezamenlijk verleden, ben ik zelf - net als hij - in de rouw. Op advies van Catalena, die ik steeds meer ben gaan vertrouwen, laat ik het vooreerst met rust. 

Elke dag, soms wel meerdere malen in een etmaal, doe ik mijn handschoenen uit volgens een onbedwingbare neiging. De druk om dan levend materiaal aan te raken is gigantisch en ik geef daar aan toe. Elke dag opnieuw sneuvelt er wel een paddenstoel of iets in die orde. Ik doe dat stiekem, want ik schaam me ervoor. Er zit iets in me dat waarschijnlijk niet zal stoppen tot de hele wereld dood is*. 
Ik heb mijn kracht voor de raad ten uitvoering gebracht. Bij mijn eerste poging kwam ik achter Marcs kracht, aangezien hij probeerde de door mij gedode planten weer tot leven te roepen.
Hij faalde. 

Ik loop wat rond in de luchtbel, waar verrassend weinig te beleven is. Ik vind het onbeleefd om de grotten binnen te dringen, aangezien een ieder daar zijn eigen plekje heeft, waardoor de lege ruimte voor die rotsmuur overblijft.
Het duurt echter niet lang voordat ik weet wat de inwoners van Onderwater precies doen. 

▬▬▬

*Prompt 18. Er zat iets in me dat niet zou stoppen tot de hele wereld bloed was.





Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro