17_Part_2

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Helaas wordt hij ook weer wakker. De hele nacht heeft hij nachtmerries gehad, waarin hij werd achtervolgd door zijn eigen demonen. Grote, zwarte creaties wachtten op hem bij elke nieuwe beslissing in zijn leven, of deze nou een goed of een slecht gevolg had. Hij zag zichzelf overal, waar hij maar keek zag hij zichzelf in een andere situatie. De situatie die hij het meeste te zien kreeg was de manier waarop hij kreupel raakte. Hoewel hij het zich nooit herinnerde, wist hij dat dit waar was.
Hij voelde dat het klopte, dat deze herinnering de juiste was.
Hij was ongeveer vijf zomers oud toen het gebeurde. Hij was een vrolijk kind, altijd energiek en optimistisch. Zijn ouders kwamen uit de middenklasse, gezien het feit dat zijn vader een ijzersmid was, bijzonder bedreven in het maken van de meest prachtige zwaarden. Zijn moeder was de liefste vrouw die hij zich kon herinneren, met lange haren in dezelfde kleur als de zijne. Ze droeg ze altijd in een vlecht, met enkele losse plukjes die aangaven hoe veel moeite ze soms had met zijn energieke zelf. Het meest belangrijke dat hij zich nog herinnert, is dat hij gelukkig was en nergens moeite mee had. En daarnaast woonde hij midden in het centrum van de Stad van de Drakenrijders.
Hij herinnert het zich nu prima, hij herinnert zich de verschrikkelijke toestanden, de afschuwelijke hel die erna kwam. Maar het wakker worden geeft hem absoluut geen verlichting. In feite, wakker worden is nog erger dan verblijven in zijn ergste nachtmerries. Want wat er nu gebeurd is, wat er met háár gebeurd is, is erger dan de meest verschrikkelijke nachtmerrie. Het is werkelijkheid. Hij had het moeten zijn. Hij had haar lot moeten ondergaan. Hij zou gestorven moeten zijn, nadat hij haar gered had van de dood. Maar hij faalde, en niet zo'n beetje ook. Hij faalde en daarom is zijn beste vriendin, die lieve Arya, dood. Weg. En hij zal haar nooit meer terugzien. Nooit meer die onzekere lach op haar lippen. Nooit meer die nietsziende ogen die toch konden sprankelen met blijdschap. Nooit meer haar zachte, lieve stem. Nooit meer haar kinderlijke opwinding als hij beschrijft hoe de sterrenlucht er uitziet. Ze zal nooit meer leven, nooit meer. En het is allemaal zijn schuld. Als hij haar niet had meegetrokken toen die mysterieuze man met het kistje en de drakenartefacten hen voorbijliep, als hij haar niet had meegesleurd door de smalle steegjes van Sforai, als hij niet met haar door het portaal was gegaan...
Dan had ze nog geleefd, dan was ze veilig geweest.
Een enorme golf van schuld en schaamte overspoeld hem, in zelfmedelijden wil hij verdrinken. Tranen lopen over zijn wangen en een prikkelende sensatie in zijn ogen zorgt ervoor dat hij ze opent, de stroom van tranen niet stoppend. Hij staart naar het wazige beeld boven hem. Hij ligt duidelijk in zijn bed, gezien het feit dat hij het plafond boven hem uit duizenden zou herkennen. Gewoon, simpel wit met houten steunbalken van links naar rechts. De balk recht boven zijn hoofd heeft een donkerbruine vlek in de vorm van een draak. Of het toeval is weet hij niet, maar overal in de Stad van de Drakenrijders vind je drakensymbolen, waar je maar kijkt.
Het duurt een tijdje voordat hij beseft dat er iemand naast hem zit die zijn hand vasthoudt en zachtjes tegen hem fluistert. Met enige moeite draait hij zijn hoofd, dat zwaar aanvoelt. Hij knijpt zijn ogen even dicht om de duizeligheid tegen te houden, maar zodra hij ze opent ziet hij onmiskenbaar het meisje dat hem zoveel geleerd heeft de afgelopen dagen. Haar ogen zijn opgezwollen en hebben net een andere kleur rood dan haar haren, die in een slordige knot boven op haar hoofd zijn vastgebonden met een leren bandje.
Saffiera knijpt zachtjes in zijn rechterhand als ze ziet dat hij wakker is. "Hallo," fluistert ze, haar stem rauw en rasperig. "Je hebt me laten schrikken Elias."
Hij zucht, maar antwoordt niet. Zijn gedachten zijn ergens anders. Bij een meisje met blonde haren, niet rode. Een meisje zonder gezichtsvermogen, niet bij een meisje dat kan zien. Bij een dode, niet een levende.
"Drie dagen heb je geslapen, Elias. Drie dagen. Je ademde maar amper, je gloeide van de koorts," gaat Saffiera verder, haar stem nog altijd zacht. Nu hij haar goed bekijkt ziet hij dat ze donkere wallen onder haar ogen heeft, en dat haar mondhoeken naar beneden hangen.
"De geneesheer van Huize Caelum zegt dat je een te veel hebt meegemaakt in een korte tijd, dat je veel moet rusten. De spieren in je heup zijn ontstoken doordat je ze teveel belast hebt, dus je mag voorlopig ook niet lopen."
Hij zegt nog altijd niets, en verplaatst zijn blik weer naar het plafond, om vervolgens weer naar de drakenvlek te staren.
Saffiera aait over zijn wang, de sporen van tranen wegvegend. "Het komt wel goed, Elias, je komt er wel overheen." Hij zwijgt, staart slechts naar boven, probeert zijn gedachten uit te bannen zoals Saffiera het hem geleerd heeft, maar keer op keer komen er allerlei beelden in hem op. Beelden van zijn moeder, haar haren mooi in een vlecht, haar lippen in een vrolijke curve onder haar neus. Beelden van Arya, dood op de tafel. Beelden van zijn vader, sterk en bezweet, een bijl in zijn handen. Arya, dood op de tafel. Een boze Saffiera. Arya, glimlachend. Arya, met een griezelige glimlach, dood op de tafel. Arya. Zijn moeder, met bloed besmeurd en starende ogen die niets meer kunnen zien. Arya, mager, gesloten ogen, dood op de tafel. Zijn vader, grijpend naar zijn hals waar een plakkerige rode vloeistof uit gutst, zijn ogen groot, uitpuilend, geschrokken. Arya. Dode moeder. Dode vader. Dode Arya. Starende ogen, griezelige glimlach, verschrikte blik.
Arya.
Hij schreeuwt het uit in de hoop de gedachten uit zijn hoofd te bannen, maar er gebeurt niets. De beelden volgen elkaar alleen maar sneller en sneller achter elkaar op. Hij trapt in de dekens, slaat met zijn armen om zich heen, en schreeuwt. Schreeuwt zo hard als hij kan. Hij voelt maar amper hoe Saffiera hem met al haar kracht tegen het bed aanduwt, hem smekend om rustig te worden. Hij hoort maar amper hoe ze roept om hulp. Merkt de felle steken in zijn heup niet op, de vurige pijn in zijn longen als ze verlangen naar zuurstof. Ziet niet hoe Norryah en Zafux en andere mannen zijn kamer binnenkomen en hem stil proberen te houden. Hij merkt ze allemaal niet op, neemt ze niet waar. Hij ziet slechts hoe de verschrikkelijke beelden zijn netvlies voorbij komen. Hij schreeuwt om ze te laten stoppen, en is blij als zijn hoofd licht aan begint te voelen, en hij eindelijk opnieuw zijn ogen kan sluiten en de duisternis hem omarmt. 


"Elias, lieverd!" Zijn moeder kijkt liefdevol naar hem. "Mijn kleine wonder, mijn kleine drakenrijder," zegt ze, terwijl ze met haar ene hand de haren op zijn hoofd gladstrijkt. Hij lacht naar haar, een losse tand met zijn tong bewegend.
"Amberle, vul je zijn hoofd weer met onrealistische dromen?" hoort hij zijn vader vragen met een diepe stem. "Zeg het niet te hard, als Gotuku het hoort... Hij is al jaren op zoek naar de jongen die alles gaat veranderen."
"Lorin, ik droomde het, ik droomde van draken, en onze kleine Elias bestuurde hen. Zijn lot is groots Lorin, we moeten hem daarop voorbereiden!" De stem van zijn moeder klinkt dringend, opgewonden, haast kinds.
"Amberle," zegt zijn vader streng. "Dromen zijn geen juiste toekomstvoorspellers. En zelfs al zouden ze dat zijn, dan moeten we hem in stilte voorbereiden. Hij mag het zelf niet weten, Amberle! Als de wachters het horen, lopen we allemaal gevaar, jij, ik, en onze kleine Elias. Gotuku zet alles op het spel om "hij die alles gaat veranderen" te vernietigen." Zijn moeder zucht. "Ik weet het, het spijt me, Lorin." Zijn vader streelt zijn moeders haren als hij haar omhelst. "Geeft niets, lieverd."
***
"Mama kijk!" roept hij. "Ik ben een drakenrijder!" Hij schatert het uit van het lachen terwijl hij speelt met een draak die alleen hij kan zien. "Kijk dan mama!"
Zijn moeder glimlacht naar hem. "Je wordt later de grootste drakenrijder die de mensheid ooit heeft gekend, Elias. Zo is het voorspeld." Hij kijkt haar stralend aan. "Maar, Elias?" voegt zijn moeder er aan toe, vragend.
"Ik mag het aan niemand vertellen," fluistert hij. Zijn moeder glimlacht en geeft hem een kus op zijn voorhoofd.
***
Een luid gebonk vult zijn oren. "Open de deur!" Een korte stilte. "Open de deur zeg ik!"
Rennende voetstappen, zijn moeder die hem uit zijn bed haalt. "Elias, Elias lieverd, mijn kleine wonder, wordt wakker," fluistert ze. "Ga in de kast zitten, onder de dekens. Verstop je, en maak geen geluid. Kom niet uit de kast voordat ik je kom halen, oké? Het komt allemaal goed, nu even stil zijn, en in de kast gaan zitten."
"Open de deur of we breken de deur open!" De stem aan de andere kant van de deur klinkt woedend, bulderend. Hij begint bang te worden en kijkt angstig naar zijn moeder, die de kastdeur opendoet en hem goed instopt in een aantal dekens. "Ik hou van je, lieverd, onthoud dat goed. Ik hou van je, papa houdt van je, iedereen houdt van je en alles komt goed. Tot zo, Elias. Tot straks mijn kleine drakenrijder." De kastdeur sluit en hij verbergt zich onder een stapel schapenvachten. Toch kunnen de dikke dekens de geluiden uit zijn huis niet dempen. Nog geen drie hartslagen na het sluiten van de deur klinkt het gekraak van een ingeslagen deur, het geroep van de wachters, het gebrul van zijn vader, en een ijselijke gil van zijn moeder. Hij wil de deur openen om te kijken, maar hij had het zijn moeder beloofd...
***
"Wat hebben we hier?" De deur van de kast kraakt en piept als hij wordt geopend. "Ik wist het. Ze verborgen iets. De jongen die alles gaat veranderen. Het kan niet anders, het moet hem zijn." Een man met een angstaanjagende blik trekt de schapendekens van hem af en pakt hem ruw bij zijn polsen. "Meekomen."
Hij wordt meegetrokken door de kamer, naar de ruimte beneden, richting de werkplaats van zijn vader. Het ruikt er zoet, naar ijzer, en hij vraagt zich af of zijn vader een nieuw zwaard aan het maken is. "Papa?" roept hij, maar er komt geen ander antwoord dan de man met de enge uitdrukking die snauwt dat hij 'zijn bek moet houden'. Dan ziet hij het. In de hoek van de kamer zit zijn vader, zijn handen zwakjes klauwend om zijn nek waar bloed met een angstaanjagende snelheid tussen zijn vingers door sijpelt. Zijn ogen zijn groot, geschrokken, glazig als hij probeert te praten, maar er niet meer geluid uit zijn mond komt dan gegorgel, vergezeld met dikke klodders bloed die zijn mond uitlopen. "Papa?" vraagt hij bang. "Mama?" Direct kijkt hij razendsnel in het rond, op zoek naar zijn moeder. Het duurt niet lang voordat hij haar vindt, en waar hij eerst al niet snel liep, komt hij nu helemaal niet meer vrijwillig vooruit. Daar ligt zijn moeder, besmeurd met bloed, een donkere vlek op de stof van haar buik, een plasje bloed onder haar rug. Huid lijkbleek, nietsziende ogen wijd open. Hoewel hij de dood nog nooit in de ogen had gekeken, wist hij wat dit betekende. Zijn ouders waren er niet meer.
***
"Ik kan je niet vermoorden, want dan zal er een ander komen, zo zegt de voorspelling. Ik kan je echter wel verminken en naar Angora brengen. Daar zal je het niet lang overleven, en als je gewoon te zwak bent voor je lot, eindigt het drakentijdperk definitief met jou." Een man met een zwart gewaad en lange zwarte haren staat voor hem, een duivelse uitdrukking op zijn gezicht. "Allanon, doe het. En doe het nu." De man voor hem spreekt luid, terwijl een andere man hem ruw vastpakt en zijn armen en benen met een stevig touw vastbindt aan een houten tafel. Zelfs als kleine jongen worstelt hij, maar de spieren van de man zijn te groot, hij is te sterk voor een jongen zoals hij. Zodra hij vastgebonden wordt kan hij alleen nog maar afwachtend kijken naar de man, die een grote ijzeren hamer vastpakt, en deze met een stevige slinger op zijn rechterheup laat neerkomen.


~Hola!
Hier is tie dan, na ongeveer anderhalve maand, de volgende update. Het spijt me enorm dat ik zo langzaam nieuwe hoofdstukken schrijf, maar ik zit nou eenmaal in mijn examenjaar, en school gaat echt voor schrijven. Daardoor komen de updates wat langzamer, maar geen zorgen! Dit verhaal ga ik sowieso afronden want ik ben er al veel te lang mee bezig en daarnaast heb ik er nog altijd veel te veel leuke ideeën voor.
Dus dankjewel als je nog bent blijven hangen, echt, ik waardeer het. Jullie votes zorgen nog altijd voor een glimlach op mijn gezicht. Hasta la vista baby!
Liefs, Sanne



Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro