꘎ A C H T ꘎

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Ik zit met Marith in de nis van mijn raam terwijl de regen er lange, natte sporen op tekent. Ze leest me een verhaal voor, iets over een meisje dat stoelen en pap steelt, maar ik luister amper. Ik zit met mijn gedachten ergens helemaal anders.

Soms, wanneer ik mijn ogen lang genoeg dichthoud en ik aandachtig genoeg naar het gekletter van de regen luister, lukt het me om mijn moeders gezicht te zien. De herinnering aan haar is niet zo scherp als die aan Vita. Het beeld is een beetje uitgelopen aan de zijkanten. Ik weet niet of ik me de juiste kleur ogen inbeeld, of de juiste kleur haren. Ik weet alleen nog hoe ze klonk toen ik het Virus had.

Ik weet dat ze van me hield. Dat is het laatste dat ze tegen me gezegd heeft, over en over, tot ik mijn ogen eindelijk weer open gekregen had en ik beseft had dat liefde alleen niet genoeg was geweest om haar voor mij te beschermen.

Ik voel de haat voor mijn krachten weer opwellen. Maar dit keer reageren ze niet kolkend, razen ze niet brandend door me heen. Dit keer gebeurt er niets.

Het is verwarrend en beangstigend tegelijk.

Ik weet dat er iets mis is. Het is al maanden geleden sinds ik mijn krachten voor het laatst gebruikt heb op iets anders dan planten. Het voelt alsof ik mijn gave aan het verliezen ben, als een bloem die langzaamaan verwelkt omdat ze te weinig water krijgt.

Binnenkort blijft er niets meer over van dat deel van mezelf en ik weet niet eens of de rest van mij dan zal blijven bestaan. Want wie is Lorelei zonder haar krachten? Het beeld voelt fout en leeg, en ik voel me misselijk worden bij de gedachte.

"Is alles oké?"

Marith heeft het boek dichtgedaan en kijkt me aan met bezorgde ogen. Marith. Ze beschermt me al dagen tegen Agnes, in zo verre dat lukt. Ze laat proeven mislukken, 'vergeet' me naar haar labo te brengen of brengt Agnes op een dwaalspoor met een van haar valse bevindingen. Het is een gevaarlijk spelletje dat ze speelt, eentje dat ze eigenlijk niet eens zou moeten spelen als ik hier niet was.

Als ik thuis was.

Mijn verlangen naar de Buitenwereld wordt groter en groter en het voelt allesverslindend. Ik voel me net zoals dat meisje uit Mariths verhaal, een indringer die een plek van iemand anders inneemt, ongewenst en op de foute plaats.

Marith laat twijfelend haar vingers over mijn gezicht glijden en ik sluit mijn ogen door haar zachte aanraking.

"Als je je niet goed voelt, kan ik je altijd excuseren voor het etentje."

Ik schud mijn hoofd en leg mijn hand over de hare.

"Dat is lief, maar het gaat wel."

De bezorgde blik in haar ogen verdwijnt niet en even lijkt het alsof ze nog iets wil zeggen. Ik geef haar de kans niet, bang dat ze de juiste vragen zal stellen, en kom overeind terwijl ik een snelle kus op haar lippen plant.

Ze lijkt niet helemaal overtuigd, maar beantwoordt mijn zoen toch.

꘎꘎꘎

Agnes laat haar blik keurend over me heen glijden. Ze zit aan het hoofd van de tafel en hoewel ik aan het andere uiteinde van de tafel zit, kan ik toch zien hoe haar mondhoeken een beetje naar beneden glijden.

Ik wil haar bijna vragen of het grijs van mijn kleren mijn huid flets laat uitkomen, maar ik houd mijn mond. Ik heb geen idee hoe raadsman Duragnes op mijn opmerking zou reageren en ik ben niet bereid om erachter te komen. Met Marith naast me en Aaron tegenover me voel ik me toch enigszins beschermd voor Agnes' blik, maar ik zou het nog meer appreciëren mocht ze er gewoon niet zijn.

De raadsman geeft zijn zoon een stomp en knikt dan naar mij.

"Dit is je kans om haar beter te leren kennen. Gebruik ze wijs."

Aaron knikt en gaat een beetje rechter zitten op zijn stoel. Zijn haren zien er nog warriger uit dan de vorige keer en hij glimlacht vriendelijk naar me. Het zorgt ervoor dat ik Agnes een beetje kan vergeten.

Ik voel Mariths hand op mijn been glijden en ik laat mijn hand zo voorzichtig mogelijk onder tafel zakken om mijn pink in de hare te haken. Agnes praat met de raadsman over de komende vergadering, maar ik luister amper. Ik kan me alleen maar focussen op de warmte van Mariths hand, die naar mijn wangen lijkt te stijgen.

Aaron kijkt van zijn bord naar mij en leunt dan een beetje voorover.

"Bevalt het eten in Nirva je?"

Ik twijfel even. Het eten hier is anders, zoveel is zeker. Ik heb niet te klagen over de hoeveelheden, alleen lijkt het alsof alles hier veel minder gekruid is dan thuis. Toegegeven, rattenvlees heeft nu eenmaal meer kruiden nodig dan kalkoen, maar dan nog. Ik knik uiteindelijk en Aarons blik wordt bedenkelijk, alsof hij me niet helemaal geloofd.

Ik laat snel Mariths hand los en schep mijn vork vol groenten. Ik glimlach breed naar hem en kan alleen maar hopen dat het overtuigend is wanneer ik het eten naar binnen werk.

"Gelukkig dat toch een van ons twee ervan houdt."

Er zit een speelse twinkel in zijn ogen en ik proest bijna mijn erwten weer uit. Hij neemt zelf een hap en lijkt op het punt te staan om een nieuwe vraag te stellen. Agnes is hem echter voor en het kost me alle moeite van de wereld om niet met mijn ogen te draaien.

"Zodra je officieel om Loreleis hand vraagt, zal ze de mogelijkheid hebben om blauw te dragen, Aaron. Ik kan je nu al zeggen dat blauw echt haar kleur is."

Het grijs maakt me dus toch flets. Aaron kijkt vragend naar me en ik haal zo onopvallend mogelijk mijn schouders op. Agnes weet helemaal niet hoe ik eruitzie in het blauw. Het stoort me ook dat ze zich mengt in ons gesprek, zeker aangezien dit etentje net bedoeld is voor mij en Aaron. Ze hoort zich helemaal niet te moeien.

Aaron laat het gelukkig niet aan zijn hart komen en knikt vriendelijk naar haar. Hij richt zich meteen weer op mij, zijn glimlach nog breder.

"Is blauw je lievelingskleur?"

Ik zie Marith met haar ogen draaien om zijn vraag, maar ze lijkt minstens even geïnteresseerd in het antwoord als Aaron. Ik krijg het gevoel dat ze jaloers is en het doet me een beetje glimlachen. Ze moet zich geen zorgen maken.

Ik schud mijn hoofd. Ik hou niet echt van blauw. Het is te koud voor me.

"Raad eens?"

Aaron haalt zijn hand enkele keren door zijn haren.

"Zwart?"

Ik schud mijn hoofd en draai met mijn ogen. Zwart is niet eens een echte kleur. Hij probeert opnieuw en opnieuw, maar mist elke keer. Oranje, rood, groen. Hij lijkt een beetje wanhopig te worden en kijkt naar Marith alsof ze het enige is wat hem nog kan redden van de totale ondergang.

Marith leunt naar me toe en ik moet de neiging onderdrukken om de afstand tussen ons in te sluiten. Niet hier. Ik vouw mijn handen samen in een poging om mezelf weer op orde te krijgen. Ze kijkt naar me, onderzoekend, en ik weet nog voor ze de kleur noemt dat ze het juist zal hebben.

"Geel."

Ik knik. Mariths ogen zijn fel, zelfs in het gedimde licht van de eetzaal, en ik kan het niet in me opbrengen om van haar weg te kijken.

"Dankzij Dorothy."

Mijn stem klinkt hees en ik stop meteen met praten. Ik voel mijn wangen warm worden terwijl er een flirterige glimlach op Mariths gezicht verschijnt, alsof ze mijn antwoord al verwacht had.

Toen ik nog jonger en naïever was, had ik altijd gehoopt dat ik op een dag ook een geel klinkerpad zou vinden dat me naar een andere wereld zou transporteren. Ik heb het misschien wel nooit gevonden, maar ik ben altijd van geel blijven houden.

Aaron schraapt zijn keel en verbreekt daarmee het moment tussen Marith en mij. Ik kijk geschrokken zijn kant weer op. Mariths blik brandt op mijn gezicht maar ik staar voor me uit, naar Aaron, die een bedenkelijke blik op zijn gezicht heeft. Mijn hart maakt een bang sprongetje, maar dan glimlacht hij weer en stelt hij een nieuwe vraag.


Hij houdt het gesprek de rest van de avond gaande met zijn idiote vragen. Het is al lang geleden dat ik me zo geamuseerd heb met iemand en hij lijkt het te merken. Hij lijkt zijn vragen bewust onnozeler en onnozeler te maken terwijl we een poging doen om ons eten binnen te krijgen.


Ik kan dan ook niet ontkennen dat ik het jammer vind wanneer Agnes aankondigt dat het tijd is voor iedereen om te vertrekken. Aaron lijkt het moment ook nog te willen rekken en doet er tergend langzaam over om in de hal te geraken.

Marith staat naast me, dicht genoeg dat ik haar kan voelen, maar toch telkens te ver om onze handen te doen raken. Aaron vergezelt ons, zijn jas al over zijn arm geslagen.

"Lorelei? Kan ik je nog even spreken?"

Marith zet een stap dichterbij, maar Aarons blik maakt duidelijk dat de vraag enkel voor mij bedoeld is. Ik knik naar haar en ze aarzelt nog even voor ze toch de trap opwandelt. Aaron wacht tot ze uit beeld verdwenen is en kijkt dan naar me met die vriendelijke ogen van hem. Een tel lang denk ik dat hij me ten huwelijk zal vragen. Mijn hart maakt een bang sprongetje, maar hij bewijst me ongelijk door nog iets veel ergers te zeggen.

"Ik denk dat je niet met me wil trouwen."

Ik staar naar hem, geschrokken door hoe goed hij me kan lezen. Ik wil het bijna ontkennen. Ik wil hem zeggen dat hij fout zit en dat hij niet als een broertje voor me voelt, maar zijn gezicht toont me dat ik hem nooit zal kunnen overtuigen. Hij zet een stap naar me toe, zijn blik nog altijd even vriendelijk. Zijn ogen schieten kort naar boven en hij kijkt dan naar me alsof hij alles weet. Alsof hij weet wat er tussen Marith en mij speelt.

Hij knikt kort, alsof hij wil bevestigen wat er in mijn hoofd omgaat. Ik voel mijn paniek naar boven komen, maar hij neemt mijn hand vast. Zijn blik glijdt onderzoekend over mijn gezicht en ik voel mijn hart versnellen.

"Ben je gelukkig hier?"

Het overvalt me. Ik kijk om, naar de plek waar Marith daarnet nog stond, en bijt op mijn lip. Ik ben gelukkig bij Marith. Op die kleine momenten, vroeg in de ochtend, of wanneer we weer maar eens aan Agnes' alziende blik weten te ontsnappen. Maar gelukkig zijn met Marith en gelukkig zijn in Nirva zijn twee hele andere dingen, en ik vraag me af hoelang ik die keuze kan blijven uitstellen.

Aaron knijpt zachtjes in mijn hand en ik kijk naar hem. Er zit niets boos in zijn blik, geen veroordeling, en ik weet wel zeker dat ik hem kan vertrouwen. Ik kijk snel over mijn schouder, ook al weet ik dat de trap nog steeds leeg zal zijn.

Mijn schuldgevoel schreeuwt het uit. Ik krijg het gevoel dat ik haar verraad door voor mezelf te kiezen. Ik overweeg een tel lang om tegen hem te liegen, om hem te zeggen dat ik het prima naar mijn zin heb hier, maar zijn blik is zo ernstig dat de waarheid zo over mijn lippen rolt.

"Ik... Nee..."

Ik schud mijn hoofd en het voelt alsof de wekenlange ontkenning me eindelijk overvalt. Er springen tranen in mijn ogen. Hij zucht diep en vloekt zachtjes, en trekt me dan in een omhelzing.

"Ik ga je hier wegkrijgen."

Ik kijk geschrokken op naar hem en hij knikt. Mijn hart maakt een enthousiast sprongetje bij de gedachte aan thuis, maar ik maan mezelf aan om kalm te blijven. In Nirva bestaat er geen uitweg.

"Ik beloof het je."

Ik kan niet voorkomen dat mijn glimlach naar bovenkomt. Ik duw het schuldgevoel weg terwijl Aaron ook glimlacht, triest maar begripvol, en me opnieuw omhelst. Er valt een deur dicht en we worden plots vergezeld door Agnes en de raadsman, die een goedkeurende blik in hun ogen hebben.

Het geeft me meer dan ooit het gevoel dat ik een pion in hun spelletje ben.

Ik probeer het te negeren en sluit mijn ogen terwijl ik Aaron in stilte bedank. Over en over, tot hij vertrekt in de gietende regen en ik mijn hart ervan weet te overtuigen dat ik met Marith moet gaan praten.



Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro