14. Opgejaagd

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

De traptreden kraakten onder haar blote voeten, terwijl ze de trap af stormde. Quinten klampte zich stevig aan haar vast. Het hotel was niet langer een veilige plek, maar een muizenval. Het smalle halletje was benauwd. Als de politie buiten stond, konden ze geen kant op. Paniek spoelde over haar heen, met trillende handen duwde ze tegen de achterdeur. Hij zwaaide open en klapte met een harde bins tegen de muur. De steeg voor hen was verlaten. Ze waren nog op tijd.

De grove tegels sneden in haar voeten, terwijl ze door de steeg rende. Sirenes galmden in de verte. Ze kwamen eraan. Maagzuur kwam omhoog en brandde in haar keel. Ze kon het nog maar net weg slikken. Ze struikelde over hamburgerdoosjes en milkshakebekers, waardoor ze bijna haar evenwicht verloor. Quinten trilde van angst.

'Rustig ademhalen. Ze hebben ons nog niet gepakt.' Ze rende de woonwijk in, richting wat een ander steegje was toen een politieauto de straat in scheurde. Haar hart klopte harder dan het ooit bij gevechten had gedaan. De agenten begrepen niet dat gepakt worden Quintens dood betekende. Niemand snapte het.

'Staan blijven!' De bulderende mannenstem die schreeuwde deed haar bijna bevriezen. Voetstappen klonken achter haar net als die nazomer avond toen ze Quinten voor het eerst ontmoette, maar ditmaal zou ze niet de fout maken om te blijven staan en te vechten. Haar vuisten waren niks tegenover wapenstokken, pistolen en pepperspray. De enige reden dat ze nog niet in een levende schietschijf was veranderd, was het kind op haar rug.

Zonder om te kijken sprong ze over een vuilniszak en rende de steeg uit, een rustige straat in. Een in een blauwe jas geklede man die net uit zijn auto stapte keek haar verbaasd aan. Zodra hun ogen elkaar ontmoetten, wist ze wat ze moest doen. Ze sprintte op de man af en balde haar vuist. Toen hij doorhad wat ze van plan was hief hij zijn armen om zijn gezicht te bedekken. Te laat. Haar vuist botste tegen zijn kaak. Een luide kreun ontsnapte uit zijn mond. Met haar vrije hand trok ze snel de sleutels uit zijn vrije hand en duwde Quinten de auto in. Bijna liet ze zich bovenop het kind vallen, terwijl ze haastig de grijze auto instapte en het portier dicht gooide. Zonder na te denken startte ze de motor en drukte het gaspedaal in. Buiten hoorde ze de agent schreeuwen. Nog harder duwde ze het gaspendaal in. Met piepende banden scheurde het voertuig ervandoor. De sirenes galmden na in haar oren.

Zodra ze de straat uit was, stopte ze het voertuig aan de zijkant van de weg. Een aantal auto's slingerden om hen heen. Haastig tilde ze Quinten naar de bijrijdersstoel. 'Kun je zelf je gordel om doen?' vroeg ze, terwijl ze het gas alweer indrukte.

Hij knikte zacht en klikte de gordel vast. 'Gaan ze ons pakken?' vroeg hij met een klein stemmetje. Hij keek angstig over zijn schouder, richting de zwaailichten die achter hen opdoemden.

Nicka keek in de spiegel en zag een politiewagen in snel tempo dichterbij komen. Snel schakelde ze naar de volgende versnelling. 'Dat weet ik niet, maar ik ga mijn best doen om het te voorkomen.' Haar hart klopte in haar keel. Waar waren ze mee bezig? Ze gaf zichzelf geen tijd om er over na te denken.

Met slippende banden reed ze de bocht om en ging vol gas op het stoplicht af. Het stond op rood. Auto's reden over het kruispunt heen en weer. 'Je moet stoppen,' piepte Quinten bang.

'Als we stoppen pakken ze ons!' Toen schoot de auto het kruispunt op. Rakelings reden ze langs een rode peugot. Een bestuurder drukte hard op zijn toeter. Het geluid galmde door hun hoofden.

'Stoppen! Je rijdt ons nog dood,' schreeuwde Quinten toen ze de snelweg opreed en het gaspedaal nog verder indrukte.

'Als we stoppen gaan we sowieso dood,' snauwde ze. 'Ik rijd mezelf liever dood dan dat ik een ander mij laat vermoorden.' Ze klemde haar handen om het stuur. Toen ze de geschrokken blik in de ogen van het joch zag, had ze direct spijt van haar opmerking.

'Krijg je geen staf voor autodiefstal?' vroeg Quinten na een lange, met het geluid van sirenes gevulde stilte.

'Diefstal met geweld,' zei ze, terwijl ze een aantal auto's inhaalde in een poging de stoet van politieauto's voor te blijven. 'En waarschijnlijk ook ontvoering,' verzuchtte ze toen.

'M-maar dat heb je niet gedaan.' Hij keek even over zijn schouder.

'Nee, maar de rest van deze vervloekte wereld denkt van wel.' Ze keek naar de politieauto's die steeds dichterbij kwamen. Ze drukte het gaspedaal nog harder in, terwijl ze om een volgende auto zigzagde. Ze gingen hier niet wegkomen. Als ze een spijkermat over de weg rolden was het gedaan. Toen viel haar oog op de telefoon die op het dashboard lag. 'Quinten, wil je 112 voor me bellen?'

'Waarom?' Hij keek van haar naar de telefoon.

Ze keek met een klein glimlachje in de achteruitkijkspiegel. 'Ik ga ze dwingen ons te laten gaan.'
Aarzelend pakte hij de mobiel en toetste de drie nummers in.

'Zet hem op luidspreker en geef hier.' Ze nam de telefoon van het jongetje over. Ze luisterde niet naar de stem aan de andere kant. 'Ik wil de politie onmiddellijk spreken.'

Even was het stil toen klonk een warme stem. 'Met politie Heverdam, wat is uw noodgeval.'

'Je spreekt met Nicka,' siste ze in de hoorn, de vraag negerend. 'En jullie gaan deze achtervolging nu stoppen. Anders knal ik hem neer.' Het was bluf, maar dat kon de telefoniste niet weten.

'Rustig Nicka,' zei de vrouw aan de andere kant kalm. 'Het is niet nodig om geweld te gebruiken.'

'Ik ben rustig en als jullie dat snotjoch ooit nog levend terug willen zien, stoppen jullie de achtervolging.'

'Kun je me vertellen waarom je dit doet?'

Nicka haalde diep adem. Ze hadden geen tijd voor dit gedoe. Ze moesten stoppen. 'Stop met het proberen rekken. Jullie achtervolgen me niet langer en jullie krijgen het kind terug. Zo simpel is het.'

Even was het stil aan de andere kant. 'Hoe weet ik dat je je woord gaat houden?'

'Ik zweer het op heel Halover,' verzuchtte ze. Snel gaf ze een ruk aan het stuur om een automobilist te ontwijken.

'Zit Quinten bij je in de auto?'

'Ja, en jullie willen hem zeker spreken.' Ze duwde de telefoon in Quintens handen. Hopelijk wist hij wat hij moest doen. Hij keek met grote ogen van haar naar de telefoon.

'Ja, mogen we met hem praten?'

'Help,' piepte Quinten paniekerig. Even dacht Nicka dat hij het meende, tot hij verder praatte. 'Ze heeft een pistool.'

'Rustig Quinten, we gaan je helpen.'

Nicka griste de telefoon weer uit zijn handen. 'Oké genoeg. Ik geef jullie twee minuten. Niemand volgt me. Ik wil geen helikopters of ongemarkeerde voertuigen zien. Ik kom er achter als die er wel zijn.' Ze beet op haar lip. 'Als jullie niet luisteren gaat hij eraan. Ik heb niks te verliezen, zijn ouders wel.' Ze drukte het gesprek weg en haalde diep adem. Toen schakelde ze de telefoon uit. 'Als ze niet luisteren zijn we de pineut.'

'Het komt goed,' fluisterde Quinten zacht.

'Hoe weet jij dat?' Ze keek hem aan voor ze haar ogen weer op de weg richtte. Het voelde alsof ze in een film zat. Ze had zojuist de politie bedreigd en zich neergelegd bij haar status als gevaarlijke crimineel. Hoe kon dit ooit nog goed aflopen? De vragen spookten door haar hoofd, om net als gewoonlijk door Quintens zachte stem onderbroken te worden.

'Dat geloof ik.'

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro