17. Bekentenis

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Ze aten de laatste dropjes op voordat Quinten haar de waarheid vertelde. Het was een poging om het onvermijdelijke uit te stellen. Er moest iets veranderen en nadat hij de situatie uitgelegd had zou het niet meer hetzelfde zijn. Ze konden niet voor eeuwig blijven rennen. Als kind had ze er wel eens over gefantaseerd hoe dat zou zijn. Nu wist ze wel beter. Het leven van een vluchteling was een nachtmerrie. Ze moesten hun problemen onder ogen komen. 'Hoe kwam je in de kelder terecht?' vroeg ze om de stilte te doorbreken.

'H-hij...' Quinten kneep zijn vingers om het touwtje van het vest.

'Rustig hij is hier nu niet.' Ze legde haar hand op zijn schouder.
Quinten haalde diep adem. 'Ik wist wat hij deed. Het was een ongeluk.' Hij keek haar aan.

'Hoe kwam je er achter?' Het arme kind had dit al die tijd voor zich gehouden.

'Ik was bij hem aan het logeren en hoorde hem met iemand praten. Hij lette niet op mij.' Hij kneep zo hard dat zijn vingers er wit van werden. 'Ik snapte het niet, maar Remco zei dat ik op onderzoek moest gaan. Net als Sherlock Holmes.'
'Is Remco een vriendje?' Zijn nieuwsgierigheid moest hem in de problemen hebben gebracht. Zumpolle was geen persoon die dat liet gebeuren. Hij was waarschijnlijk een beroepscrimineel.
Quinten knikte. 'Ik vond een pistool,' fluisterde hij zacht. 'Ik heb het laten liggen, hoor. Je mag niet met wapens spelen.' Even is hij stil. 'De week erna vond ik geld achter een kastje en toen betrapte hij mij. Mijn oom is een slechte man.'
'Wat erg,' zei Nicka zacht. 'Weten je ouders hiervan?'
Quinten schudde zijn hoofd. 'Ik was bang.'

'Dat is ook eng.' Ze sloeg haar arm om hem heen. Wat moest het vreselijk zijn geweest om vast te zitten in het huis van je eigen oom. Als zij er niet was geweest had Zumpolle hem vast vermoord. Het deed haar bloed koken. Wanneer je crimineel was, moest je het risico accepteren dat je gepakt kon worden. Als je het uitstelde door mensen uit de weg te ruimen, kon ze er begrip voor opbrengen, maar van kinderen bleef je af.
'Wat nu?' Quinten keek haar aan.

'We kunnen niet blijven vluchten. Je moet dit aan de politie vertellen.'

Hij beet op zijn lip. 'Geloven ze me dan wel?'

Ze wilde hem vertellen dat ze dat zouden doen, dat het goed zou komen en dat morgen alles weer zou zijn zoals het altijd was geweest. Alleen was dat niet waar. Als ze hem zouden geloven, was het nog steeds de vraag of ze bewijs tegen Zumpolle zouden vinden. De man was slim genoeg om zijn sporen te wissen. Hij wist ook wel dat ze vroeg of laat hun verhaal aan de politie zouden doen. Alles wat hij hoefde te doen was er voor zorgen dat het zo geloofwaardig mogelijk was en daar had ze hem mee geholpen door haar telefoontje met de alarmcentrale. 'Dat weet ik niet, maar je moet dapper zijn.'

Het jongetje knikte zacht. 'Gaan we samen?'

Even keek ze hem aan. Hoe graag ze hem ook wilde helpen, ze kon nu niet met hem meegaan. Ze zouden haar nog steeds als ontvoerder behandelen. 'Nee, ik ga je oom opzoeken.'
Zijn ogen werden groot. 'Dat moet je niet doen, hij is gevaarlijk.'

'Dat weet ik, maar ik ben ook gevaarlijk.' Ze keek naar haar vuisten. Zou ze het kunnen? Een leven nemen. Ze had vaak genoeg gevochten. Ze had zonder probleem neuzen gebroken en ego's geknakt, maar verder had ze nooit willen gaan. Ze had er geen reden voor gehad. Maar dit was anders. Ditmaal zou ze het voor Quinten doen. Haar leven was ze kwijt. Voor haar was er nooit een toekomst geweest, hij had er nog wel een. Ze moest hem beschermen.

Aarzelend staarde hij voor zich uit. Zijn lichaam trilde onder haar arm. 'Zeker weten?'

Ze knikte zacht. Mooi zou het niet zijn. Dit gevecht was er niet een die door mensen toegejuicht zou worden. Ze wist niet of ze dit wel kon winnen en als ze het deed zou het haar geen kick geven, toch moest ze het doen. Hij verdiende dit.

Ze kwam overeind en rolde de deken op. Samen met het lege pakje autodrop legde ze het in een hoek. Toen tilde ze Quinten op haar rug. Haar hart voelde zwaar toen ze de hut verlieten. Het kind hield zich stevig aan haar vast, terwijl ze afdaalde en haar voeten de aarde raakten. Het was tijd om te gaan. De stilte van het bos voelde drukkend toen ze richting de weg liepen, klaar om alles onder ogen te komen. Zouden ze elkaar hierna nog terug zien? Waarschijnlijk zouden zijn ouders dat niet toestaan. Ze was een stuk uitschot en hij was een rijkeluiskindje. Hier eindigde hun verhaal. Een zucht ontsnapte uit haar mond. Het hare was niet bepaald een mooi actieboek als het zo'n slap einde zou hebben.

Haar voetstappen waren het enige wat de stilte doorbrak. Er viel niks meer te zeggen. Straks was alles voorbij. Het deed haar meer dan ze wilde toegeven. Alles wat ze nog hadden was de tijd die het duurde tot ze bij de bewoonde wereld kwam en het lukte haar niet eens om die te gebruiken.
Het was Quinten die haar voor de laatste keer uit haar gedachtestroom haalde. 'Wat doe je als je bang bent, maar niet kan vechten?'

'Dat weet ik niet,' antwoordde ze. 'Ik denk niet dat het erg is om hier bang voor te zijn.'
'Niet?' Zijn stemmetje klonk zwak, al was hij zijn onschuldige nieuwsgierigheid nog niet verloren.
'Nee, soms is het goed om bang te zijn. Het vertelt je dat je voorzichtig moet zijn en geeft je adrenaline. Je mag best bang zijn, als je je er maar niet door laat tegenhouden.'

Het waren haar eigen woorden die haar de kracht gaven om door te lopen. Ze moesten dit doen, dit was de enige manier waarop het goed zou komen. Zij en Quinten waren niet gemaakt om bij elkaar te zijn. Ze was een eendagsvlinder, mooi maar gedoemd om te sterven. Hij kon alles worden wat ze nooit zou zijn. Ze had het recht niet om hem bij haar te houden. Toch deed het pijn. Net als een mot die op een lamp afvloog, had ze heel even geloofd dat het anders kon zijn. Maar de realiteit vloog op haar af als een paar handen.

Pats. 

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro