21. Aftocht

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Ze had zich haar eerste rit in een lamborghini toch wat anders voorgesteld. Nicka's polsen waren niet meer aan elkaar gebonden, maar de rode plekken waar de tie-wraps in haar huid gezeten hadden, waren nog zichtbaar. Ze staarde naar de voorbijgaande huizen. Zumpolle zat achter het stuur. Hij gunde haar geen blik waardig. Zijn angst was verdwenen, want ze wisten beiden dat ze niks meer kon doen. Als ze een verkeerde beweging maakte, een stap zette zonder toestemming, dan zou Quinten sterven. Hoewel ze niet vast zat, kon ze geen kant op.

Ze reden langs Milans sportschool. Even gluurde ze uit het raam of ze Quinten ergens kon zien. Natuurlijk was hij al lang verdwenen. Alles wat nog te zien was waren de rood-witte politie-afzetlinten en een paar agenten. Zie me, wenste Nicka. Als ze opkeken en een glimp van haar gezicht opvingen, zouden ze alles voor een zoveelste keer omdraaien. Niemand lette op het verkeer, op haar twee bruine ogen die angstig over de weg gleden.

'Is dat jouw verantwoordelijkheid?' bromde Zumpolle toen ze de straat uit reden.
Ze beet op de binnenkant van haar wang. Het was de zijne. Hij had zijn neefje dit aangedaan. 'Nee.' Was dat een leugen?

Opnieuw volgde er stilte. Zumpolle draaide de snelweg op en gaf gas. Het was dezelfde weg waar ze een dag gelden in tegengestelde richting had gereden. Het voelde bijna alsof hij expres deze route nam. Misschien wilde hij haar eraan herinneren dat ze gefaald had. Het zal wel niet. De kans was klein dat hij alle details van haar vlucht wist. Zelf was ze het al weer langzaam aan het vergeten. Alsof het een slechte film was die uit je geheugen verdween zodra hij was afgelopen.

Na een ruim uur te hebben gereden verlieten ze de snelweg. In die tijd was Nicka er achter gekomen dat Zumpolle een vreselijke muzieksmaak had en niet erg spraakzaam was. Zijn zwijgen was het ergst. Het zorgde ervoor dat haar hoofd afdwaalde naar dingen waar ze niet aan terug wilde denken. Wat deed je als je bang was? Ze had geen idee. Ze kon niet vechten en het was lastig om een zwaar hoofd hoog te houden. Nicka verlangde naar het gevoel van Quintens armen om haar nek, de warmte van iemand die om haar gaf, ondanks alles wat ze fout deed. Ze wilde niet langer alleen zijn. Was dit hoe het was om te vallen? Vlak nadat je eindelijk durfde te geloven dat je kon vliegen.
Ze wilde de vraag niet beantwoorden, dus keek ze naar de boerderijtjes die als speelgoedhuisjes over het landschap verspreid stonden. Zou een van hen haar bestemming zijn? Ergens in deze vergeten oorden hoefde ze niet bang te zijn dat iemand haar ooit nog zou vinden. Enkel twijfelde ze eraan of dat een goed iets was.

Toen ze het erf van een boerderij opreden, kwam ze erachter dat dit inderdaad de komende weken haar thuis zou worden. Een klein hondje begroette hen luid blaffend. Zumpolle parkeerde zijn auto naast wat verwilderde bloembakken en stapte toen uit. Hij wenkte dat ze hetzelfde moest doen voor hij richting de blauwe voordeur liep. Nicka klapte de autodeur open en slenterde hem achterna. De geur van mest drong haar neus binnen. Ze trok een vies gezicht. Het zou even duren voor ze hier gewend aan zou zijn. Op drie meter afstand van de deur ging ze op een houten biels zitten. Het hondje bleef blaffen, maar hield afstand. Het was alsof het beest door had dat ze een gevaarlijk persoon was.
De deur ging open en een breedgeschouderde kerel verscheen in de deuropening. Hij was kaal en kon niet ouder dan een jaar of veertig zijn. 'Dat is lang geleden.' Er stond een lach op zijn gezicht. Toen schoten zijn ogen haar richting uit. 'Wie heb je voor me meegebracht?'

'Nicka Castillio. Ze is een harde werker die een onderduik adres nodig heeft.' Zumpolle glimlachte voldaan. Hij leek niet van plan om te vertellen dat ze dit niet vrijwillig deed.

De man trok een wenkbrauw op. 'Hoe weet ik dat de politie hier morgenvroeg niet op de stoep staat?'

'Als ze op het erf blijft, komt niemand er ooit achter.' Zumpolle keek om zich heen. 'Bovendien kun jij wel een paar extra handen gebruiken.'
De man knikte langzaam. 'Ik geef haar een week, als ze zich niet gedraagt moet ze weg.'
'Prima, ze zal je niet teleurstellen, hè Nicka?' Zumpolles ogen boorden zich in de hare.
Ze knikte zacht en kwam overeind. Als ze dat wel deed, had Quinten een probleem. Ze zou haar bij haar lot neer moeten leggen en dankbaar zijn dat ze nog leefde, maar dat kon ze niet. Ze klemde haar kaken op elkaar en vocht tegen de oceaan van woede. Hoewel zonnestralen tussen de wolken door piepten, stormde het in haar hart. Het klopte luid toen de rijke man afscheid nam en richting zijn auto liep. Hij weigerde te blijven voor de koffie. De boer keek haar nogmaals aan. 'Kom, we gaan naar binnen.'

Ze knikte zacht en volgde hem het huis in. De gang vormde een groot contrast met het huis van Zumpolle. Er hing vanillekleurig bloemetjesbehang en stond een oude kast waarop een paar foto's van een donkere vrouw stonden. In de hoek van de hal stond een miniatuur boerderij. Het voelde vreemd om hier te zijn. Ze hoorde hier niet thuis. De boer wees naar een met een wit tafelkleed bedekt tafeltje. 'Ga zitten.'

Als een hond die een commando opvolgde liet ze zich in de stoel zakken. Nerveus keek ze rond. De rest van het huis zag er net als de gang antiek uit. De kerel liep naar het kleine keukentje en schonk twee groene mokken vol met koffie. Hij zette ze met een klap op de tafel. 'Dus jij bent die griet die een kind heeft ontvoerd.'
Nee, ze was de straatvechter die een kind had gered. Tenminste, dat hoopte ze. De waarheid durfde ze hem niet te vertellen, maar ook leugens bleven in haar keel haken. 'Ongeveer.'

'Je bent niet stoer voor een crimineel,' zei hij waarna hij een grote slok koffie nam.

Ze klemde haar handen om de mok. Ze had geen reden om stoer te doen, nu haar hele wereld was ingestort. 'Moet dat dan?'

'Nee, ik hou niet van brutale mensen.' Hij keek haar aan. 'Heb je eerder een stal uitgemest?'

Ze schudde haar hoofd. Haar handen branden door de warme mok. Ze was nog nooit eerder op een boerderij geweest, op een excursie op de basisschool na.

'Weet je wel hoe je een koe moet melken?'

Opnieuw schudde ze haar hoofd. Hoe zou ze dat moeten weten?

'Hmm,' mompelde de man. 'Een stadsmeisje dus.' Hij sprak het woord uit alsof het vies was. 'Ben je wel sterk?'

'Ik sportte elke dag.' En ze vocht, al klonk dat niet meer zo positief als het ooit had gedaan.

De man knikte langzaam. 'Dan leer ik je het wel.' Zijn ogen gleden naar haar mok. 'Dat kun je trouwens drinken.'

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro