Hoofdstuk 27

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Ik heb die middag lang aan de keukentafel gezeten. Ik ondernam niets en voelde er ook niks voor om dat wel te doen. Ergens wist ik dat ik vroeg of laat naar Evelynn moest gaan om te vragen wat ze voor me verborgen hield. Maar dat leek op dat moment zo klein en onbelangrijk, een probleem uit een vaag verleden. Nu moest ik overleven. Hopen dat Byrne me tijdelijk op zou vangen.
    Want wat waren mijn andere opties? De allerlaatste optie was James. Ik gruwelde al bij het idee om bij hem aan te kloppen. 

Rond de tijd dat het begon te schemeren druppelde de familie weer het huis binnen. De eerste was Jacob, die me straal voorbij liep en zich zonder een woord te zeggen terugtrok in zijn kamer. Daar maakte ik maar uit op dat hij geen succes had gehad. Niet veel later kwam Mai. Ze legde een half brood op tafel en kwam naast me zitten. Ze zag er vermoeid uit.
    "Natuurlijk ben ik hier blij mee, maar het was meer liefdadigheid dan loon. We kunnen niet veel langer op deze manier doorgaan."
    "Hoe heb je het gekregen dan?" 
    Ze haalde haar schouders op, waardoor het stompje van haar ene arm boven tafel zichtbaar werd.
    "Boodschappen overgebracht. Schoenen gepoetst. Kleine klusjes. Dat hebben we allemaal gedaan."
Ik knikte somber voor me uit. Ik hoopte maar dat dat niet mijn toekomst zou zijn.

Ook Robert kwam binnen. Hij had een hele pond binnengesleept en legde deze op tafel, waarna hij naast Mai plaatsnam.
    "Ik kon helpen bij een bouwklus. Ze hebben me prima betaald, maar het was te laat om er nog iets van te kopen." 
Mai gaf hem een vluchtige kus op zijn wang.
    "Je hebt het goed gedaan. Morgen hebben we in elk geval genoeg," glimlachte ze.
    Hij klopte haar kort liefdevol op haar zij. 
    "Ik zal Ada wakker maken. Dan kunnen we zo gaan eten."
    Ik hoorde Roberts gedempte stem vanuit het bijkamertje komen. Hij legde uit wat de situatie was. Dat ik bij ze zou blijven voor zolang dat nodig was. Het duurde niet lang voordat ze aan tafel kwamen zitten.
Ada's blik ontmoette de mijne kort en ik zag een sprankje medelijden dat ik niet verdiende. Gelukkig leek haar levenslust een beetje teruggekeerd te zijn door de rust. En heel misschien had ons gesprek haar ook een stukje vooruit geholpen. Ze glimlachte flauwtjes, zodat haar ogen glinsterden in haar bleke gezicht. 

We hadden geen borden om van te eten, dus scheurde Mai het stuk brood in kleine stukjes en legde het voor ons op tafel. Ik had nog nooit eerder de onbeschaamdheid gehad om in dit huis te eten, dus ik wist niet zeker of ze voor het eten beden of op een ander moment van de dag. Ik wachtte geduldig af en zag dat ze inderdaad hun handen vouwden. 
    "Here, zege deze spijze, Amen," mompelde ik tegelijk met de rest.
    Daarna vielen we aan op het brood. Ik had al een dag niet gegeten en schrokte het zo snel naarbinnen dat de harde structuur me amper opviel. Toen ik om me heen keek zag ik dat de rest heel langzaam kauwde op elk klein hapje dat ze namen. Dat was natuurlijk veel verstandiger. Ik voelde me schuldig dat ik in in enkele seconden het werk van vele uren had opgegeten en verplaatste mijn blik naar een kuiltje in het houten tafelblad.  

Toen iedereen het karige maal op had, pakte Robert een doosje lucifers en streek er een af met een raspend geluidje. In stilte keken we hoe hij het stokje naar een kaarsstompje bracht en hem aanstak.
    "De laatste kaars die we hebben," verklaarde Robert, "maar morgen koop ik wel een nieuwe."
    Hij borg de lucifers op in een kastje en kwam weer aan tafel zitten. Blijkbaar was dit een soort familieritueel waar ik niet mee bekend was. Toen Mary er nog was hadden we altijd met zijn allen aan tafel gegeten en elkaar verteld over onze dag. Misschien was dit ook zoiets als wat we toen thuis deden. In Huize Ruthstein, corrigeerde ik mezelf in gedachten. Het was voor mij geen thuis meer, alleen dat van een hoop herinneringen die ik niet wilde opvissen en mijn vader en broertje die nooit echt familie van me waren geweest.
    Ik keek een beetje ongemakkelijk om me heen tot Robert het woord nam met zijn aangename lage stem.
    "We branden dit licht voor Liam en Toni, hopend dat hun smetteloze zielen in de hemel voor eeuwig hun kindertijd mogen ervaren. We branden dit licht voor Ada, moge ze snel herstellen. We branden dit licht voor iedereen die hulp behoeft."
    "Amen," voegde Mai eraan toe.

Het hele gezin staarde naar het flakkerende puntje licht dat  heen en weer danste in onze adem. Voor een halve minuut waren we allemaal doodstil. Het was de stilste stilte die maar kon zijn en tegelijk de meest veelzeggende. Een stilte die door onze zielen echode. Zelfs het meedogenloze lot durfde hem niet te doorbreken. 

"Goed," zei Jacob toen een beetje schor, alsof hij net gehuild had. "Ik ga naar bed. Tot morgen."
    Zonder verdere plichtplegingen liep hij terug zijn kamer in. Hij had gedurende de hele maaltijd mijn blik ontweken. 
    "Trusten, zoon," riep zijn vader hem nog na.
    "Waar slaap ik?" vroeg ik nu ik zeker wist dat het serieuze moment voorbij was.
    "Bij Ada, bij de kachel," besloot Mai na even getwijfeld te hebben. "Daar is het het warmst. De nachten zijn kouder aan het worden."
    We wensten Robert en Mai een goedenacht en liepen het kamertje in. Ada deed zachtjes de deur achter zich dicht. Vanaf daar hoorden we Ada's ouders gedempt met elkaar praten, maar we konden ze niet zien. 

De vorige keer dat ik er was had ik amper gekeken naar hoe de kamer eruitzag. Ze was vrij klein, meer bedoeld als toevoeging aan de keuken dan als slaapkamer. De muur was overdekt met een somber grijsgekleurd behang. Naast de haard stond een bak kostbare kolen die waarschijnlijk in iemands achterzak de fabriek uit gesmokkeld waren. De warmte van de haard sloeg meteen op mijn huid. 
    Ik boog mijn rechterarm in een vreemde hoek om te proberen het lint van mijn jurk lost te knopen dat aan de achterkant het korset om mijn lichaam snoerde. Met mijn wijsvinger kwam ik er net bij, maar ik slaagde er niet in om aan het touwtje te trekken. Het was ook elke avond weer een gevecht.
    "Zal ik je helpen?" klonk Ada's zachte stem achter me.
    "Graag," mompelde ik. Ze ging achter me staan. Ik voelde hoe ze met haar zachte hand de touwtjes ontwarde en hoe het korset vervolgens losser om mijn lichaam kwam te hangen. Ik ademde diep in door de opluchting. "Dat voelt beter."
    "Het lijkt me überhaupt onmogelijk om zoiets te dragen," lachte Ada.
    Zelf had ze haar bovenjurk al uitgetrokken. Haar gladde benen leken te gloeien door de vlammen. Ik trok in een beweging ook mijn bovenjurk en korset uit en legde ze op de grond. Ook trok ik mijn haar los uit de slordige knot die ik die ochtend gehaast had gemaakt.
    Ada's zachte hand pakte de mijne vast en leidde me zonder dwang naar het matras, dat op een armlengte van de haard lag. We ploften er samen op neer. Door de warmte voelde ik me rozig en voldaan. Ik keek Ada aan en zag dat ze glimlachte.
    "Ben je al moe?" vroeg ze een beetje schor.
    "Nee," loog ik. "Jij wel?"
    Ze schudde lichtjes haar hoofd, zodat de blonde lokken die langs haar gezicht hingen heen en weer dansten.
    Een koude rilling leek plots vanuit haar onderrug omhoog te trekken. Toen hij haar hoofd bereikte klappertandde ze kort.
    "Het is wel koud," bibberde ze.
    "Kom, dan gaan we liggen. Dan houden we elkaar in elk geval warm," stelde ik voor.
    Mijn toon was kalm, maar vanbinnen maakte ik me zorgen. Het was allesbehalve koud in het kleine kamertje.

Ada ging liggen, nog steeds een beetje rillend. Ze trok haar knieën ver op zodat haar lichaam een bolletje vormde dat de warmte vasthield. Ik ging op dezelfde manier achter haar liggen, zodat we allebei in de richting van het vuur keken, en trok het warme deken over ons heen. Ik voelde onder het deken hoe de trillingen nog steeds door Ada's fragiele lichaam trokken en sloeg mijn armen om haar middel. Als het voor haar al ongemakkelijk lag, liet ze er niets van merken. Ik voelde hoe ze langzaam tot rust kwam en ook langzamer ging ademhalen. Ik ging iets dichter tegen haar aanliggen en drukte mijn gezicht tegen haar haar. De zoete geur van lavendel drong mijn neus binnen en haalde een oude herinnering naarboven die ik niet meer helemaal kon plaatsen. Hij liet in ieder geval een warm gevoel achter.
    Ada maakte een tevreden geluidje. Ik was het met haar eens. Zo zou ik wel mijn hele leven kunnen blijven liggen. Warm. Veilig. 





Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro