Hoofdstuk 54

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

De volgende dag was het zondag. Samen met Ada's ouders begaf ik me constant tussen Ada's ziekbed en een rusteloos nietsdoen, waarin we ijsberend door de stoffige kamers van het huis marcheerden. Op de schaarse momenten dat Ada wakker was, ijlde ze van de koorts. Ze fluisterde mijn naam, of die van haar ouders. Als ik haar hand vastpakte voelde ik hoe klam die was. Klam van het angstzweet. Ze was sterk. Haar woorden vertelden ons nog een laatste keer hoe sterk ze was. De dood riep haar, maar ze was niet bang voor hem. Ze was bang om ons achter te laten. 

"We moeten haar verplaatsen," smeekte ik haar vader nog een laatste keer, nadat Ada was teruggezakt in een onrustige slaap. "Evelynn kan haar helpen."
    Joseph staarde naar zijn dochter. De wallen onder zijn ogen waren goed zichtbaar in het schemerlicht van de kamer, en daarmee werd ook de twijfel in zijn ogen zichtbaar.
    Schuifelende voetstappen in de gang kondigden aan dat er iemand het huis binnenkwam. Het geluid verplaatste zich naar de deuropening van het kamertje. Een vermoeid uitziende Jacob verscheen. De mouwen van zijn bloes kamen tot een paar duimen boven zijn polsen en ook zijn broek was iets te klein. Ongetwijfeld had hij de kleding van Johan geleend. Behalve dat zijn grijsblauwe ogen er dof en vermoeid uitzagen, leek hij in prima vorm te zijn. Een flauw glimlachje speelde om zijn lippen toen Joseph oprees vanuit zijn gehurkte houding en hem in een vaderlijke omarming klemde. Ook zijn moeder kwam erbij staan. "We dachten dat we je kwijt waren." Ik wendde mijn blik naar beneden. Mijn maag voelde vreemd leeg. Op dat moment hadden andere gedachten door me heen moeten spelen, maar ik kon het niet laten om een vreemd soort pijn te voelen bij de gedachte dat Jacob wel zijn leven lang de liefde van zijn ouders had gevoeld. 
    "Ik dacht ook even dat het het einde was," zei Jacob, zich losmakend uit de grip van zijn ouders. "En dat was het ook geweest, als Ro er niet bij was." Alle blikken richtten zich op mij. "Zij heeft de uitgang gevonden."
    "Bedankt, je hebt alweer ons gezin gered," zei Mai. 
    "Iedereen zou hetzelfde hebben gedaan. Ik zag alleen de tunnel als eerste."
    "Alleen?" reageerde Jacob ongelovig. "We waren nog diep onder de grond toen ik niet verder kon. Je hebt me bijna de hele weg omhoog geholpen. Ik had de hoop verloren. Je hebt veel meer gedaan dan alleen de tunnel vinden."
    "Het maakt niet uit wat ik wel of niet heb gedaan. Ada is ziek. Nu is het moment om haar te helpen."
    Jacobs gezicht betrok. Hij keek naar Ada, die voor het eerst in lange tijd in een redelijk vredige slaap was gevallen. "Hoe erg is het?"
    Ik keek kort naar Ada's zwijgende ouders voor ik antwoord gaf. "De dokter zegt dat hij waarschijnlijk niets meer kan doen."
    "Maar Ro weet iemand waar we haar heen kunnen brengen," zei Mai. 
    "Waarom doen we dat dan niet?" vroeg Jacob gejaagd.
    Joseph schraapte zijn keel. "Het leek me geen goed idee. Ze moet helemaal naar het bos worden gebracht, dat is riskant."
    "Leek?" vroeg Mai hoopvol. "Ben je van mening veranderd?"
    Joseph staarde triest naar zijn dochter, toen naar mij. "Ja. Ik vertrouw je. Zorg voor haar." Zijn ogen smeekten me. Hij had zich eindelijk gerealiseerd dat er geen andere manier was dan het lot van zijn dochter in mijn handen te leggen. 
    "Ik zal mijn best doen," zei ik. 

-//-

Ada was beduidend lichter dan Jacob. Ik hield haar vast zoals een moeder haar kind vast zou houden, of een prins zijn prinses. Liefdevol, met een hand ondersteunend onder haar rug en de andere onder haar bovenbenen. Ze was wakker, maar nauwelijks in staat om meer te doen dan zwakjes te ademen en me te vragen waar we heen gingen.
    "Een vriendin," zei ik. "Ze kan helpen. Het komt goed."
    Dat laatste had ik haar al talloze keren verteld. Mijn geloof in die woorden begon langzaam af te zwakken toen Ada haar ogen weer sloot. Wat als ik te laat zou zijn? Als de zachte kloppingen van haar hart zouden wegsterven in mijn armen? Als Evelynn me niet kon helpen, zoals ze al eerder tegen me had gezegd? Of nog erger, als ze me niet wilde helpen. 

Het zachte zonlicht viel door de grijze lucht op de open plek. Vanaf daar wist ik niet hoe ik verder moest. Ik had de weg maar een keer gevonden en ik wist niet goed hoe ik het toen gedaan had. 
    "Wind? Kan je me helpen? Ik moet de snelste weg vinden. Ik heb niet veel tijd."
    Al voordat ik mijn zin had afgemaakt was ze aanwezig. Ja. ik zal je leiden.

Haar zachte aanraking gleed door de bladerkronen en maakte ze ritselen. Ik zigzagde tussen bomen door en vocht me door stekelige struiken heen, alles om maar zo snel mogelijk bij Evelynn te komen. Nu het tot me was doorgedrongen dat elk moment Ada's laatste kon zijn, had ik haast. Mijn hart klopte in mijn keel zoals het nooit eerder had gedaan. 

    En plotseling hield het spoor dat de wind voor me uitzette op. De bladeren liepen uit in de open plek. De blokhut en het kleine kruidentuintje lagen er exact bij zoals ik ze had achtergelaten, alsof er niets was gebeurd sinds ik Evelynn en William had verlaten zonder vaarwel te zeggen. Toch leken de kruiden stekeliger, de schaduwen hoekiger en de voorwerpen die aan de gevel hingen hadden een sinistere uitstraling. Nu ik wist waar hun eigenaar toe in staat was, dat ze al die tijd had gezwegen over wat er met mijn zusje was gebeurd...

Ada maakte een zacht kuchend geluidje. Ik slikte mijn angst door en zette de eerste stap de open plek op. Ik had geen andere keuze. Het was de plek waar ik voor het eerst hoop had gevonden. Het lot zou beslissen of dit ook de plek was waar ik alle hoop zou verliezen.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro