12. ~Wolvenvriendschap

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Aeron.

Na een grondige snuffelsessie over mijn rechterbeen, kijkt Conall me plots recht in de ogen. Heel even vergeet ik dat dit absoluut verboden is en glij ik weg in de donkere ogen van de oude wolf, maar als hij vervaarlijk zijn lip omhoog trekt en er een rij
scherpe, witte tanden tevoorschijn komen, kijk ik snel naar de grond. Goedkeurend knikt hij en loopt hij weg. Gondolvo volgt hem op de voet, en ook Keith aarzelt niet. Maud kijkt nog even naar me, maar rent dan zonder om te kijken haar broer achterna.

Dat was vreemd. Ik heb een wolf zich nog nooit zo zien gedragen, en niemand in het dorp heeft hier ooit iets over verteld. Vooral dat ze mij nu zo behandeld hebben nadat ze die beer zo afgeslacht hebben.

Behoudzaam buk ik me om mijn waterzak te nemen die ik blijkbaar heb laten vallen. En als ik weer rechtsta kijk ik behoedzaam om me heen. Hoewel ik de wolven zelf heb zien weggaan, verwacht ik nog steeds ergens dat ze me nu omsingelen. Klaar om toe te slaan als ik even mijn aandacht laat verslappen. Zo zijn wolven. Het zit in hun natuur. Doden om te overleven. Maar ook mensen zijn zo. Eigenlijk verschillen we niet zo veel.

Ik zet een stap en verwacht een hevige pijn van de tanden van een van de wolven die op me zou moeten springen, maar er gebeurt niks. In de verte fluit een eenzame vogel een triestig lied, maar voor de rest is het bos doodstil. Met een schok besef ik dat de hemel al donkerder geworden is en ik zet nog een stap bij de open plek vandaan. Ook nu gebeurt er niks en voorzichtig zet ik het op een lopen. Ik kan maar beter zo ver mogelijk bij de wolven vandaan komen, zodat ze me toch niet opeten als ze zich straks bedenken.

Als ik over een riviertje gesprongen ben, houd ik halt. Zo is het ver genoeg. Ik klim in een boom en hang de waterzak vast met het koord. Na vandaag slaap ik nooit nog op de grond.

Wanneer ik wakker word is de zon al opgestaan en verlichten haar stralen de kruinen van de bomen van het bos, waardoor alles een beetje een groen tint krijgt. Vandaag zou ik eigenlijk vallen moeten opzetten, maar alles in me wil weer naar de wolven. Ik mag het de vorige keer dan wel als bij wondrr overleefd hebben, iets in de dieren trekt me zo aan dat ik ze opnieuw wil zien.

Na een kleine wandeling kom ik weer aan bij de open plek. De wolven liggen weer precies hetzelfde als gisteren. Keith en Maud op elkaar, en Gondolvo genietend in zijn eigen straaltje licht. Conall is nergens te bespeuren. Ik zet me en glimlach soezerig. Vandaag is het een mooie dag. De zon schijnt en de dieren van het bos houden zich rustig. Stiekem vraag ik me wel af wat de mensen van het dorp nu aan het doen zijn. Zouden ze veronderstellen dat ik al lang dood ben? Of zouden ze weten dat ik een taaie ben. Eigenlijk ben ik wel een beetje trots op mezelf. Ik heb nooit krijgertraining gehad, en toch overleef ik al minstens een week buiten het hek.

Als ik plots een hijgende ademhaling in mijn nek voel, spring ik bijna op van de schrik. Conall is achter me komen staan en staart me rustig aan. Ik veronderstel dat het beter is om te blijven zitten en hou me zo stil als een standbeeld. Ontspannen komt de oude wolf naast me zitten en staart over het struikgewas uit naar zijn familie.

Dit is verreweg het vreemdste wat ik ooit heb meegemaakt. Een volwassen wolf zit ontwspannen naast me te genieten van de lentezon.

Gondolvo heeft ons intussen ook gezien en lui staat hij recht en rekt zich uit. Hij slentert op me af en gaat pal voor mijn voeten weer liggen. Zo dicht dat ik de warmte die van zijn huid af komt kan voelen. Ook Conall legt zich neer en sluit zijn ogen.

Ik laat mijn adem, vanwie ik niet eens wist dat ik hem ingehouden had, ontsnappen en probeer ook te ontspannen. Plots heb ik heel veel zin om een van de wolven te aaien. Ik strek mijn hand uit, maar nog voor ik Conalls zachte rug raak, merk ik dat zijn lip weer opgetrokken is en trek snel mijn hand terug. Zijn mondhoeken krullen een beegje om. Alsof hij aan het lachen is. Alsof hij aan het spelen is. Ik strek mijn hand opnieuw uit, en opnieuw trekt hij zijn lip op. Zijn staart slaat tegen mijn rug. Kwispelt hij nu? Kwíspelt Conall?

Zijn oog gaat open en hij kijkt me ondeugend aan. Ik besef plots dat mijn hand nog in het midden van de lucht hangt en trek hem snel terug. Een beetje teleurgesteld stopt Conall met kwispelen. Ook zijn oog valt weer toe, maar in plaats van te slapen, verlegt hij zich. Zodat hij tegen me aan ligt. Zijn zachte vacht raakt mijn huid en er gaat een rilling door me heen. Ik strek mijn hand voor de derde keer, maar nu komt er geen reactie van de oude wolf.

Mijn hand glijd door de zachte vacht van het dier en hij bromt van genot. Niet veel later ben ik hem overal aan het aaien en masseren en geniet ik ten volle van het gevoel van zijn zachte vacht tegen de ruwe huid van mijn handen. Ook Keith en Maud hebben ons opgemerkt en kijken een beetje verbaasd, hun kopje schuin. Ik glimlach zoals ik nooit in mijn leven geglimlacht heb, en heel even boeit het me niets dat ik een dakloos, verbannen jongetje ben.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro