16. ~Tijd is iets relatiefs.

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Aeron.

De seizoenen volgen elkaar op als een rondedans zonder einde en de jaren verstrijken zonder dat ik er erg in heb.

Maud en Keith zijn ondertussen vertrokken om hun eigen roedel te stichten, maar na enige aarzeling heb ik toch besloten om bij Conall's roedel te blijven. Of beter gezegd: Gondolvo's roedel.

Het gebeurde zo onopvallend dat ik het eerst zelfs bijna niet doorhad, maar na een tijd werd het duidelijk dat Conall niet echt meer de touwtjes in handen heeft. Het is Gondolvo die nieuwkomers verwelkomt, en de welpen leert wat ze moeten weten.

Conall was al niet meer een van de jongsten toen ik hem het eerst leerde kennen, en wolven in het wild worden nu eenmaal niet zo oud. Ik ben al lang blij dat hij nog steeds achter de roedel blijft aansjokken als we weereens verhuizen.

Van de vier welpen die Rana ooit op de wereld heeft gezet, hebben maar drie het overleefd. Twee jongens en één meisje. Wat het totale aantal meisjes in de roedel dus op twee brengt. Rana, de moeder, en Mia, de welp. Niet bijster veel, als je weet dat er vijf mannetjes zijn, mij meegerekend.

Normaal zou Maud bij ons moeten gebleven zijn. Om ervoor te zorgen dat de roedel niet in aantallen zou zakken, maar iedereen begreep het toen ze toch met Keith meeging. De tweeling was altijd al closer geweest dan een andere wolvenbroer en -zus ooit zouden kunnen zijn.

Dat de jaren verstrijken merk ik eigenlijk alleen nog aan mezelf en de welpen. Die ondertussen al bijna vier jaar zijn, en dus al lang geen welpen meer zijn.

Ook ik begin te veranderen. Mijn conditie is beter dan hij ooit geweest is, en ook mijn lengte begint meer en meer intimiderend te zijn. Ik ben al lang dat bange knulletje niet meer dat vier jaar geleden voor die open plek in het bos zat. Verscholen tussen de bladeren. Ik ben een echte wolf geworden. Ik huil mee, ik jaag mee en ik speel zowat alle spelletjes mee. Ik begin het mens-zijn een beetje te verleren, en eigenlijk beangstigt me dat een beetje. Ik praat dan ook elke avond tegen mezelf, zodat ik op zijn minst de taal niet zou vergeten. Vroeger werd de rest van de roedel er zot van, maar nu is het al zo'n gewoonte, dat het gewoon rustgevend werkt. Ook voor de andere wolven.

Op een dag was ik zo uitgeput, dat ik gewoon na de jacht meteen in slaap was gesukkeld. Nykko, een van de welpen, heeft toen zeker een uur naast me staan huilen, omdat ik niks tegen mezelf had gezegd en hij bezorgd was dat er iets mis was.

Nykko en Rolf zijn de meest dynamische broers die je ooit gezien had. Zelfs Keith en Maud kunnen niet tegen hen op.

Nykko, wat 'geliefd door het volk' betekent, had zijn naam enkele weken nadat hij voor de eerste keer buitenkwam gekregen. Hij was Rana, zijn moeder, kwijtgeraakt en was bij een marmottenfamilie terechtgekomen. Hij had de hele namiddag met de marmotten gespeeld, en toen Rana hem eindelijk terug gevonden had, is de marmottenfamilie zelfs nog een eindje achter hen aangekomen. Nykko was een welp waar iedereen van hield, en nu hij eigenlijk al een wolf is, is daar nog niets aan veranderd. Hij blijft wel een goede jager, maar wat me is opgevallen, is dat hij sinds die ene dag in het bos, nooit meer marmot heeft gegeten.

Rolf was een net iets meer verlegen pup, maar de laatste jaren blinkt hij zo uit in het jagen en wint hij elk spelletje, dat zelfs ik hem niet meer uitdaag. Zijn naam betekent gewoon 'roemrijke wolf', en als ik eerlijk mag zijn, kreeg hij die naam omdat dat het laatste was in de oude taal waar 'wolf' in voorkomt. Niet dat hij niet roemrijk is, integendeel, volgens mij zal hij de roedel later zelfs overnemen, als ik dat al niet doe.

De jaren glijden voorbij en elk seizoen opnieuw zoeken we ons ergens anders een veilig onderkomen, ons voedsel achterna.

Wolven komen en gaan, en tot ieders grote verbazing ook Nykko. De kleine had tijdens de paar weken dat we ons even met een andere roedel vermengd hadden, om het jagen te vergemakkelijken, een meisje leren kennen. Samen met haar en nog een andere, iets jongere wolf is hij dan ook vertrokken om zijn eigen roedel te beginnen. We hebben hem in stilte laten gaan, hoewel ik, na een paar blikken op Rolf, doorhad hoe hard hij zijn broer miste. We misten hem allemaal wel, maar na ongeveer een tiental jaren bij de wolven kreeg ik toch wel door dat broers net iets nauwer met elkaar verbonden zijn dan andere wolven.

Ook Conall was niet een van de blijvers. Enkele dagen na het vertrek van Nykko werd hij niet meer wakker na een extreem koude nacht. Voor het eerst in jaren heb ik gehuild. Om de wolf die ik als een vaderfiguur ben beginnen aanschouwen, zelfs al was hij niet altijd in de buurt.

Die dag hebben we hem in het hol gelaten, en dat groeven we dicht. Uit respecht voor Conall zijn we diezelfde dag in de extreme winterkou nog op zoek gegaan naar een nieuwe schuilplaats, die we natuurlijk niet vonden. Alle oude hollen van dassen of konijnen, die we normaal gezien vergrootten, waren ondergesneeuwd, en de grond was te hard en bevroren om zelf iets te maken.

Overdag liepen we steeds verder en verder, op zoek naar betere oorden, en 's nachts probeerde ik ons nog een beetje droog en veilig te houden door mijn survivaltechnieken boven te halen.

De eerste nachten lukte dit moeizaam, en stortten mijn bouwsels meestal op een gegeven moment in, maar als er een ding is wat ik wel geleerd had, was het dat als je maar lang genoeg probeerde, alles lukte.

Toen ik ongeveer mijn tiende herfst bij de wolven doorbracht, begonnen er stillaan dingen op te vallen in de bossen waar we rondhingen. Gondolvo was nog steeds roedelleider, en Mia had ondertussen ook vijf mooie, gezonde welpjes gekregen. Deze waren nu twee maanden oud, en liepen braaf met hun moeder mee op zoek naar een nieuwe schuilplaats, want door een hele zomer op dezelfde plek te jagen, was het voedsel daar nu stillaan op, en trokken we weer verder.

De bossen waar we deze herfst in rondtrokken, waren anders dan de bossen waar we vroeger zaten. Veel properder. De bomen stonden minder dicht opeen en het aantal gevallen bladeren was drastisch minder dan waar we vorig jaar met herfst zaten.

Ook lagen er om de zoveel tijd paden tussen de bomen. Even maakte mijn hart een sprongetje. Natuurlijk herkende ik de paden van mijn tijd in het dorp. Die had ook een hoofdweg, bestaande uit steentjes, die een tijdje het bos in ging, voor de houthakkers en de kruidenvrouwtjes, en iedereen die in het bos moest zijn.

Paden betekenen in mijn ogen dus beschaving. Misschien krijg ik ooit nog eens mensen te zien.

De andere wolven weten natuurlijk niet wat de paden zijn, en besteden er na een eerste snuffelsessie ook al geen aandacht meer aan.

Het bos zat vol wild, en er waren dassenburchten genoeg, daardoor bleven we lang in het gebied.

Op een dag moest ik wachtlopen langs de grenzen van ons teritorium, om te zien of er geen indringers waren, en o jawel, die waren er.

Op een van de paden langs ons grensgebied wandelt een man. Hij heeft vreemde mantels aan en draagt een zwarte doos bij zich. Om de zoveel tijd zet hij de doos tegen zijn gezicht en richt hij het op iets langs het pad. Nieuwsgierig krijp ik dichterbij, maar zorg ik wel dat ik ongemerkt ben. Stilletjes grinnik ik in mezelf. Dit lijkt zo hard op mijn eerste ontmoeting met de wolven dat het gewoon nostalgisch werkt. Het enige verschil is dat ik nu geen levensgevaarlijke wolven besluip, maar een mens. En natuurlijk ook dat ik nu kan sluipen als een wolf, en dat maakt natuurlijk een heel groot verschil met die eerste ontmoeting met de roedel.

Ik volg de man eventjes door het bos, en zorg ervoor dat hij mij niet in de gaten krijgt. Op een gegeven moment steekt de man de doos weg in een grote, zwarte zak, en neemt een beter wandeltempo aan. Na twaalf jaar jagen tussen wolven, is dit voor mij dan ook geen probleem. Geruisloos volg ik de man op de voet.

De zon schijnt nu gemakkelijk door de bladeren heen en niet veel later komen we dan ook bij de bosrand. Door wat ik daar zie vergeet ik bijna dat ik me verstopt moet houden.

Het bos stopt plots en kaarsrecht, niet zoals alle open plekken waar de roedel ooit gezeten heeft, en het pad uit het bos wordt breder en donkerder. Op enkele meters van het bos staan reusachtige hutten gemaakt uit vreemde materialen.

Dat het hutten zijn, kan ik afleiden uit het feit dat de man in de eerste hut naar binnen loopt, en er mensen naar buiten kijken vanuit andere hutten door enorme gaten in de muur.

Enkele kinderen spelen op straat met een rond voorwerp en het gras rondom de hutten is zo helder groen dat ik er hoofdpijn van krijg.

Nergens staat er een omwalling om de mensen te beschermen tegen de gevaren van het bos, en er zit geen enkele duidelijke constructie in de ligging van de hutten. In het dorp stonden alle hutten tenminste in een soort circel rond de hoofdhut, met hun ingangen gericht naar het oosten. Deze hutten staan precies lukraak geplaatst. Als ik achter de verzameling hutten rond dit pad kijk, zie ik even verderop alweer een nieuwe verzameling hutten. En in de afstand daartussen staan er ook enkelen los. Dit is te gek voor woorden.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro