4. ~Verbannen

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Aeron.

"Zie hier de beklaagde, een jongen waar we al vaak last mee hebben gehad."

De bewaker sleept me de zaal in, die helemaal volstaat met mensen. Mensen die me allemaal kennen, en me allemaal kwaad aankijken.

Zelfs Jørgen, de slager bij wie ik een tijd gewerkt heb, en die me een slimme en leergierige jongen vond, kijkt me aan alsof ik net uit een mesthoop gekropen ben. Wat is het toch fijn om het lievelingetje van heel het dorp te zijn.

De dorpsoudste zit achter een grote houten tafel en heeft geprobeerd om zijn meest propere jas boven te halen. Doordat de hutjes geen deuren hebben en het hier venijnig koud kan zijn, draagt iedereen zelfs binnenshuis een bontmantel.

Rovere staat nog steeds neest hem en kijkt me geamuseerd aan. Het ziet ernaar uit dat hij hier echt van geniet.

De dorpsoudste klopt met zijn hand op de tafel. Zo hard dat enkele mensen ervan opschrikken.

Plots vraag ik me af hoe de man zou heten. Zijn ouders zouden hem toch geen 'dorpsoudste' genoemd hebben, of wel? De enige naam die er voor hem was was 'dorpsoudste' en sommigen noemden hem ook 'de wijze van het dorp'.

"Heeft u daar nog iets op te zeggen, jongeman?"

Verbaasd kijk ik hem aan. "Over wat?" Heeft hij iets gezegd?

Er klinkt een klap en ik voel de zweep weer over mijn rug gaan. De dorpsoudste kijkt goedkeurend naar de bewaker.

"Ik heb juist je strafblad voorgelezen, jochie."

Dit is gewoon oneerlijk. Ik heb nog nooit iets fout gedaan. Nu let ik beter op mijn woorden, want mijn rug vindt de zweep niet zo gezellig.

"Ik wist niet dat ik een strafblad had, heer."

Het grootste deel van het dorp mogen dan wel een halve wilden zijn, we weten wel wat formaliteit is, en dit leek me daar best een geschikt moment voor.

"Dat is dan heel jammer, want ik heb geen zin het te herhalen, snotjoch. Daar is het een beetje lang voor." Dan richt hij zich tot de mensen in de zaal. "Hierbij open ik deze zaak. Moge Tyr, god van de gerechtigheid, ons bijstaan met de waarheid."

Het publiek mompelt goedkeurend.

"Dan vraag ik u: Wie denkt dat deze jongen onschuldig is, ondanks zijn misdadig verleden en de talrijke bewijzen?"

Niemand durft zijn hand op te steken.

"Mooi zo. Dan nu het vonnis. Hij kan niet geofferd worden aan Odin, wegens zijn onduidelijk, en waarschijnlijk troebel, bloed, maar dood is in dit geval de enige oplossing. Wie heeft een idee om dit scharminkel op een gepaste manier te straffen?"

Ik hoor vanalles in de mensenmassa. Heel de zaal schreeuwt door elkaar en soms is iets beter verstaanbaar dan iets anders. "Hak zijn kop eraf!", "Eet hem op!", hoor ik soms door alles heen.

Als het stiller wordt klinkt er een diepe stem die me de rillingen bezorgt.

Luid en duidelijk zegt hij "Gooi hem voor de wolven." Het idee krijgt bijval en algauw schreeuwt iedereen het. Ik speur de zaal rond en kijk recht in de zeegroene ogen van Jørgen, de enige die iets in me zag. Zelfvoldaan kijkt hij me aan.

De dorpsoudste klapt in zijn handen als een kind dat juist een geschenk heeft gekregen. "Dat is het! Dankuwel Jørgen voor dit schitterende idee. We laten hem achter in de wildernis, als voer voor de beesten."

Ik word weer meegetrokken naar het kamertje naast de zaal.

Blavir kijkt me recht in de ogen. Hij voelt zich duidelijk niet op zijn gemak.

"Kijk, jongen, ik dacht dat Forseti genadig zou zijn, omdat dit nog maar je achtste lente is, maar verbannen naar de wildernis is een van de beste dingen die je kon overkomen. Je bent tenminste niet volledig ten dode opgeschreven. Ik zal kleren en proviant voor een paar dagen aan de oostelijke poort leggen. Ga op zoek naar een ander dorp, het is gewoon onmogelijk dat wij de enigen zijn, en probeer daar te leven. Het spijt me, jongen, jij verdient beter. Het ga je goed."

Ik knik verdwaasd. Wou hij me nou helpen?

Dan komt een man de kamer in. Het is mijn pleegvader. Hij begint te brommen met zijn diepe stem.

"Hebben wij jou zo opgevoed, onderkruipsel?"

Ik wil ja zeggen, maar het lijkt me verstandiger dat ik dat niet doe, dus schud ik mijn hoofd.

"Ik ben degene die je de wildernis in schopt en daar ben ik blij om, dan is het meteen duidelijk wat ik van je vind. Drie volle jaren heb jij van ons geprofiteerd, smerig kind. Je at ons voedsel, -" Dat van de hond ja, "droeg onze kleren -" die zo kapot waren dat zelfs een zwerver niet geïnteresseerd zou zijn, "en genoot de hele tijd van onze aandacht. En wat krijgen wij? Stank voor dank!"

Hij trekt me mee aan mijn oor naar buiten. Blavir kijkt me nog snel verontschuldigd aan en volgt ons dan ook.

Buiten staat heel het dorp te kijken hoe mijn vader me meetrekt. De zuidelijke poort staat al open. Klaar om me buiten te sluiten. Letterlijk.

Nu zie ik sommigen wel schuldbewust naar de grond kijken. Dat Thor ze allemaal neerbliksemt. Het boeit me niet meer.

Met mijn stiefvaders hand nog steeds op mijn oor, probeer ik zo waardig mogelijk buiten te stappen. Eindelijk ben ik weg. Eindelijk ben ik vrij. Wat nu gebeurt, kunnen alleen de Nornen weten, en ik hoop dat ze het in mijn voordeel regelen.

De man die zich ooit mijn vader noemde, maar dat nooit voor mij geweest was, laat me los en loopt het dorp weer in. Ze sluiten de gigantische poort en laten mij moederziel aleen buiten staan.

Dan pas dringt het echt tot me door. Ik sta buiten het dorp in de wildernis. Ik heb nauwelijks eten en dat wat mijn stiefouders 'kleren' noemen, hangt zielig rond mijn lijf.

Ik ben alleen en ik ga dood. Daar ben ik zeker van. Ik ga dood.

Had Blavir niet gezegd dat hij spullen voor me ging klaarleggen aan de oostelijke poort?

Aan de buitenkant van het dorp heb ik plots helemaal geen oriëntatie meer.

Als dit het zuiden is, dan ligt het noorden... daar! En het oosten moet dan daar liggen!

Ik begin rond de omheining te lopen als er plots een speer zich vlak langs me in de aarde boort. Ik kijk op en zie een hoofd boven de omheining uitsteken.

"Ga weg, snotjong, en blijf weg! Hier is geen plaats voor jou!" klinkt de stem van Rovere.

Rovere kennende is het slechts puur toeval dat de speer me niet geraakt heeft. Snel loop ik het struikgewas naast het dorp in en ga verder richting oostpoort.

Even ben ik bang dat ik helemaal verdwaald ben, maar dan doemt ineens de reisachtige omheining van het dorp voor me op, en een beetje naar rechts, ook de oostelijke poort. Ik ren er naartoe en onderzoek de onderkant.

Niets. Misschien ligt het verder in de bosjes, zodat niemand hem zou zien?

Maar ook de bosjes blijken leeg. Ik zet me tegen een boom, net buiten het zicht van de omheining en begin te snikken.

Hier zit ik dan, een achtjarige knul, achtergelaten in de wildernis. En het lijkt erop dat Blavir me helemaal niet gaat helpen.

Onder het gehuil van enkele wolven val ik in slaap.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro