Hoofdstuk 5 : Uh waar ben ik?

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Bijna een jaar geleden was het inmiddels. Bijna een jaar sinds de eerste 'invasie'. Ondanks dat er zo veel tijd verstreken was, was veel info over wat er nu precies gebeurd was niet bekend. Er was weinig tot zelfs geen informatie beschikbaar voor het gewone volk. Overheden en politieke machthebbers bleven stil. Of ze werkelijk meer wisten, was niet zeker, maar de mensheid moest iemand de schuld geven.

Online gingen verschillende verhalen de ronde. Zo had je iemand die zichzelf voorstelde als de apostel van een god en zei dat dit het teken was dat Ragnarok eraan zou komen, iemand anders zei dat zijn boek tot werkelijkheid gekomen was en anderen waren gewoon in pure paniek.

De straten waren leeg, kapot en verlaten. Niemand durfde naar buiten te gaan. Overal zag je gebarricadeerde ramen en deuren, verlaten winkels en op de weg lagen lijken of wat er dan toch overbleef van de lijken. Hier en daar zag je moedige of wanhopige mensen op straat. Sommigen sleepten lijken weg en begroeven deze en anderen waren tot de goden aan het bidden. God weet of ze bestaan.

Het enige wat ze in de afgelopen maanden hadden bijgeleerd over Dragoblins, was dat ze zich meestal in groepen verplaatsen, dat ze vooral overdag actief waren en heel erg gevoelig waren voor licht. De naam die Azrel aan de wezens gegeven had, was wereldwijd blijven hangen nadat een video over Azrel die de wezens een naam gaf online verscheen. De meeste van de reacties waren het met Erze die je op de achtergrond kon horen eens toen hij 'Ben je gestoord?' riep. Ook waren Dragoblins niet de enigen die uit het niets tevoorschijn waren gekomen.

Er waren ook andere wezens. De tweede soort die verschenen was, waren de Clovres. Op het eerste gezicht leken ze op kleine schattige konijntjes met klavertjes op hun rug, maar als je te dichtbij kwam, veranderde ze in agressieve wezens die je in een seconde met hun gigantische oren vermorzeld hadden.

Als derde verscheen de Aplu. Het waren aliens met lelijke apengezichten, gigantische ogen en vlijmscherpe tanden. Ze waren ongelooflijk snel en hadden een geweldig gehoor. Hun zicht was volgens sommigen dat deze soort tegengekomen waren én het overleefd hadden waren vrij slecht.

Dan volgden de Furrrs. Een van de meest toepasselijke namen vond Erze. Het waren monsters met manen zoals bij een leeuw en een super zacht uitziende vacht. Deze soort leek tot nu toe het minst bloeddorstig. Ze hadden een hoorn op hun hoofd. De kleur van de hoorns verschilde. Sommige hadden rode, andere gele, groene, blauwe... Of de kleuren iets betekende, waren wetenschappers nog niet over uit.

Hoe mensen aan deze namen kwamen, was voor Erze een mysterie. De mens had al deze wezens een algemene naam gegeven: aliens. Over deze andere wezens was nog minder bekend. Ze wisten niet eens waar deze schepsels vandaan kwamen. Het waren werkelijk wezens gehuld in mysterie. Naar schatting van experts waren er al minstens zeven miljoen slachtoffers gevallen.

Erze verstopte zich achter een auto en keek of de kust veilig was. Er was geen enkele alien te zien. Toch bleef hij op zijn hoede. Je wist maar nooit of er uit het niets een wezen tevoorschijn zou komen.

Hij was op zoek naar eten. De eerste weken hoefden ze niet op zoek naar eten omdat er thuis nog was, maar de voorraad begon langzamerhand leeg te geraken dus moest hij deze bijvullen. Toen hij er zeker van was dat er geen aliens waren, wandelde hij naar de overkant van de straat naar een verlaten winkel.

Voor de winkel stond hij stil. De winkel was verlaten. Ramen en deuren waren ingeslagen en grote delen van de rekken waren al leeggeplunderd. Voorzichtig wandelde hij de winkel binnen en nam wat ingeblikt voedsel. Ook ander eten dat niet snel verviel, nam hij mee. Vreemd genoeg was er nog genoeg voedsel. Wat Erze opmerkte, was dat er vooral noodles, make-up en andere rare dingen gestolen waren. Mensen waren werkelijk vreemd. Vlug stopte hij het allemaal in zijn rugzak en ging terug naar huis. Hij voelde zich schuldig omdat hij niet betaalde, maar overleven was belangrijker dan dit. Bovendien was er niemand die het geld zou kunnen aannemen.

Erze wandelde de winkel uit en ging terug naar huis. De terugweg verliep minder vlot. Erze kwam minstens tien verschillende soorten wezens tegen. In de meeste gevallen kon hij ze ontwijken door zich achter auto's, muren of zelfs lantaarnpalen te verstoppen, maar de Aplu waren heel gevoelig voor geluid. Het minste geluid dat hij maakte, hadden ze gehoord. Hij had dan ook de pech dat het wezen dat momenteel voor hem stond een Aplu was. Het was een geluk bij ongeluk dat het maar één Aplu was. Nu had hij een kleine overlevingskans, maar als het er meerdere waren geweest, zou zijn overlevingskans nul geweest zijn.

Hij had al mensen zien doodgaan omdat ze meerdere Aplu's tegelijk tegen kwamen, maar als ze alleen waren, waren ze nog handelbaar. Hij had zich toen achter een huis verstopt en had gehoopt dat ze hem niet zouden opmerken. Het gekrijs van degene die het tegen de alien opnam ging door merg en been. Erze kon het zich echter niet veroorloven om zich zorgen te maken over degene. Als een lafaard was hij weggelopen terwijl de aliens afgeleid waren door hoogstwaarschijnlijk nu dode mensen.

Erze keek het wezen aan. Het enige wapen dat hij bezat was een keukenmes en een losse riool putdeksel die hij onderweg gevonden had en nu als schild gebruikte. Hij had geen ervaring met vechten, dus dat was niet bepaald een optie. Hij besloot om het wezen te proberen te omzeilen. Hun gehoor was goed, maar hun zicht niet.

Met het mes in de aanslag trachtte hij onopgemerkt langs het schepsel te komen. Stilletjes wandelde hij langs een auto en probeerde weg te lopen van het beest. Hij draaide zijn hoofd naar achteren om het wezen in de gaten te houden, maar zag daardoor de lantaarnpaal niet en liep er tegenaan. Bam! Gedempt vloekte hij. Helaas had de Aplu hem gehoord. 'Oh nee.' Snel zette hij het op een lopen.

Wat hij vergeten was, was dat deze soort aliens ontzettend snel was. Hij schrok zich dan ook een hoedje toen hij achterover zijn schouder keek en op nog geen twee meter van zijn gezicht een Aplu zag. Het feit dat ze lelijk waren hielp hem daar niet bij.

De jongen rende een klein plein op. Shit. Ik woon hier al heel mijn leven en toch heb ik geen idee waar ik ben. Ergens kwam deze omgeving hem bekend voor, maar zijn brein leek even een kortsluiting te hebben waardoor hij niet wist waar hij was. Een nanoseconde lang stond hij stil. Hij stond op een kruispunt. De weg die naar links ging, zag er maar akelig uit dus besloot hij rechtdoor te gaan. Het was geen al te goede gok, want de straat die hij ingerend was liep dood.

'Fuck. Fuck. Fuck. Fuck!' Hij keek links en rechts. Nergens was er een uitgang. De enige uitweg bevond zich achter zijn rug, en daar stond nu een alien. Traag draaide de jongen zich om en staarde het dier met even rode ogen als de zijne aan. 'Uhhh.... Hoi?' Hij hoorde zijn stem beven.

Het beest had hem ingesloten. Als een rat in de val zat hij daar. 'Godzijdank heb ik Azrel thuis gelaten.' Hij sloot zijn ogen en liet het mes en het putdeksel vallen. Hij had zich erbij neergelegd dat dit zijn einde was, dat hij verslonden zou worden door een aap-achtige alien en dat hij op deze manier aan zijn einde zou komen. Het beest opende zijn bek. Vlijmscherpe tanden kwamen steeds dichter bij Erze's gezicht. Juist toen het beest hem wou opeten, opende de jongen zijn ogen, pakte hij het riool putdeksel, gooide het als een boemerang naar de kop van het wezen, greep het mes en sneed de keel van het schepsel door. Hijgend en puffend haalde hij het mes uit de nek van het beest. 'Het is nog niet tijd om Azrel alleen te laten.' Hij had geluk dat dit geen sterk beest was, of anders was hij er echt geweest. De kop van het beest lag met wagenwijde ogen op de grond. Ver verwijderd van zijn lichaam.

Erze veegde het bloed van zijn gezicht. Ondertussen was hij bloed gewoon. Voorzichtig stapte hij langs het bebloede lijk om het van dichtbij te bekijken. 'Wauw.' Hij had het eerder niet opgemerkt, maar dit beest had werkelijk prachtige veren. Zijn kop vond Erze echter nog altijd afschuwelijk. Hij raakte het beest aan en probeerde een veer af te snijden om het mee naar huis te nemen als souvenirtje. Een vreemd getintel trok door zijn hand. Hij kneep zijn ogen dicht en trok zijn hand weg. Toen hij zijn ogen een paar seconden later opende, was het lijk en hijzelf weg.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro