20. De schaduw

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Te verward om te functioneren staar ik sprakeloos voor me uit. Met een verdovend licht vinden mijn diepgroene ogen het verwonde lichaam van mijn zusje die door het fel witte licht wordt omarmd. De verblindende stralingen blinken om haar heen. Haar pijn wordt verzacht. Haar gebroken lichaam zoekt naar een aanraking van het licht om beetje bij beetje te kunnen genezen. Een poging om terug te keren naar de schoonheid die het lichaam ooit heeft gehad. De perfectie rondom haar beschadigde ziel die zal worden geheeld.

Met haar rug naar me gekeerd staat ze voor me. Het dieprode bloed vloeit in straaltjes langs haar hoofd. De verfijnde stroompjes banen kalmpjes een weg naar beneden toe. Aan het eind van haar gevoelloze vingers vallen ze in volmaakte druppeltjes de diepte in. Langzaam worden haar verwondingen en haar pijn bij elkaar geraapt tot ze als puzzelstukjes ineen vallen. De gebroken delen van haar lichaam worden samen met de puzzelstukjes aan elkaar gelijmd tot een geheel.

In een diepe teug zuigt ze haar laatste adem in. Voor de laatste keer vullen haar longen zich met zuivere zuurstof en voor de laatste keer komt haar hart in beweging voor een pure hartklopping.

Ik steek mijn hand uit met al het vermogen dat ik in me kan vinden om mijn zusje voor de laatste keer aan te raken. Mijn bibberende vingers reiken richting haar volmaakte huid die een diepe glans heeft gekregen. Voorzichtig komt onze huid met elkaar in aanraking. Een prikkend stroompje schiet scherp door me heen. Het doet pijn. Voor even. Het duurt niet lang of die pijn neemt af en verandert in een heerlijke omarming van vrede en verlossing.

Het is alsof ik het meest diepe gedeelte binnenin haar ziel heb aangeraakt. Ik kan letterlijk voelen wat er nu in mijn zusje omgaat.

Ze weet dat ze doodgaat. Toch is er geen angst. Er is geen vrees, geen pijn en geen verdriet. Niet meer. De witte stralen hebben haar verwondingen genezen. Ze maakt zich klaar om te vertrekken. Vlak voor de reis moet ze vrede maken met de dood en het afscheid. Het licht heeft haar daarbij geholpen. In haar gedachtes heeft ze al een eerste stap buiten haar lichaam gezet. Een voorzichtig klein stapje richting het heldere licht aan het eind van de donkere tunnel. De liefde, het vertrouwen, de wijsheid en de verlossing hebben zich als onweerstaanbare aantrekkingskracht vermengt.

Als een zacht gefluister vraagt het haar te komen. Het verzoek is onmogelijk te weerstaan. Aangetrokken en klaar om het laatste pad te bewandelen strompelt ze geluidloos naar het eind. Er is geen adem. Geen hartritme. Niets. Helemaal niets.

Verlamd observeer ik zonder het besef wat er precies gebeurt. In een verdovende stilte heeft Charissa's ziel haar lichaam verlaten. Al het mooie, al het prachtige en al het onbeschadigde is verdwenen. Weg. Het afschuwelijke is in de duisternis achtergebleven. Het midden van de tunnel waar het licht niet kan komen. De schaduw is hier de baas. De dood heeft zich als scherpe klauwen aan me vastgeklemd. Het is een machtige greep om onmogelijk uit te ontsnappen. Wat ik ook doe. Er zal altijd pijn zijn. Hoe harder ik me verzet hoe scherper de steken worden tot de diepste plekken in mijn lichaam openbreken en alle kracht wordt omgezet in zwakte.

De eerste kenmerken van een hevig breekpunt beginnen te verschijnen. Mijn benen trillen tot ik me neerslachtig op mijn knieën laat vallen. De spieren van mijn hart komen samen in een versneld hartritme en de eerste ademhalingen komen onregelmatig op gang. Een zwaar gewicht drukt tegen me aan. Opgejaagd en angstig zuig ik de lucht om me heen zo diep mogelijk als mogelijk is in. De druk blijft pijnlijk kracht uitoefenen. De zuurstof lijkt mijn lichaam niet te kunnen helpen.

Bang mezelf te verliezen, maar nog angstiger om voor eeuwig de bloedende wond van pijn en verlies te moeten voelen schreeuw ik het uit. Mijn schorre stem brengt met moeite een woordeloze kreet uit. Snikkend bal ik mijn vuisten die ik zo hard als maar kan tegen de vloer aansla.

'Charissa! Laat me godverdomme niet alleen! Ik heb je nodig! Dwing me niet mezelf te verliezen. Doe me het niet aan.'

De wanhoop groeit met elk woord dat ik er breekbaar uitbreng. Elk stukje van mijn hart kan voelen dat ik op het punt sta de duisternis te omarmen. Te accepteren. Ik weet dat het vanaf dat punt te laat is. Wanneer ik de hoop verlaat en de grens van licht en schaduw overga is er geen kans meer. Als de duisternis mijn nieuwe omgeving is zal ik al het gevoel kwijtraken. Ik zal niet meer hetzelfde zijn. Mijn hart weet dat ik er naar begin te verlangen. Wetend dat mijn goeie eigenschappen als mens zullen verdwijnen, begrijp ik ook dat de pijn niet meer voelbaar zal zijn. Het idee daar vanaf te zijn is een aanlokkelijk verzoek om egoïstisch aan te nemen.

Een hand rust op mijn schouder. Met een glazige blik kijk ik op. Mijn moeder heeft me gevonden. Ik besef me dat ze mijn enige houvast is geworden.

'Mama?' fluister ik met de lichte hoop dat ze me uit deze ellende kan halen. Verdoofd staren haar ogen naar het lichaam. Charissa's lichaam waar geen leven meer in is te zien. In rustige klanken klinkt de stem van mijn moeder: 'stop met schreeuwen Sophie Lente. Het heeft geen zin. Charissa is weg. Ze is dood. Accepteer het en ga verder voordat het te laat is.'

Haar woorden zijn koel en rustig. Kalm, in een emotieloze vorm. Het is zo duidelijk. Ze heeft zich losgemaakt van de emoties. De liefde van een moeder voor haar dochter bestaat niet meer. Niet in haar ogen en niet in haar hart. De klap is te hard aangekomen. Ze heeft alles uitgeschakeld om zo niks meer te hoeven voelen. Ze heeft gedaan waarvan ik had gehoopt dat ik die kant niet op hoefden te gaan. Nu zit er niks anders meer op.

'Wat zal er gebeuren mama? Als ik de duisternis in ga. Zal ik mensen pijn doen? Ben ik mezelf dan kwijt?'

Ze kijkt me aan. Haar droge lippen vinden een manier om zich tot een glimlach te vormen. Een geruststellende glimlach die niet past bij het gedoofde licht van haar ogen.

'Misschien.'

'Is dat de juiste keuze?'

'Sophie mijn lieverd. Begrijp het toch. We hebben een plek nodig om te helen. Een plek om de pijn te laten branden tot de tijd de vlammen dooft. Als dit niet de plek is waar je die mogelijkheid hebt dan zoek je een andere. Ook als dat in schaduw is. Dé schaduw.'

Ik bijt op mijn lip. Haar koele vingers verstrengelen zich met de mijne. Met ingehouden adem pak ik haar hand stevig beet. Ik knik en sluit voorzichtig mijn ogen. Mijn wimpers knipperen en laten een laatste traan over mijn wang rollen. Met een brok in mijn keel overtuig ik mezelf dat dit de beste keuze is.

'Oké. Ik geef me over. Laat het gebeuren. Wis het uit. Alles. De liefde, de herinneringen, het verdriet, de pijn; alles. Ik wil het niet meer. Haal het weg. Ik heb het er voor over.'

Er klinkt gelach. Een zachte spottende lach lijkt vanuit de verte dichterbij te komen. Als ik opkijk flitsen twee gele lichten voorbij. Mijn vingers grijpen geschrokken in lucht. Met een ruk kijk ik opzij waar mijn moeder niet meer staat. De banden scheuren enkele centimeters langs Charissa's lichaam. De bestuurder achter het stuur laat een bulderende lach horen. Het kleinste beetje wind is genoeg voor een rampzalige tornado die binnenin mijn hart ontstaat. Ik schreeuw het uit.

'Moordenaar!'

Recht gebleekte tanden worden in een brede grijns laten zien. Wanneer ik de beweging maak om te rennen breekt de ondergrond af. In een vertraagd tempo val ik de diepte in. Het laatste wat ik zie en hoor is het luide gebrom van de motor en de auto die wegscheurt naar het einde van de tunnel. Ik daarentegen word overspoeld aan een golf van liefde, herinneringen, het verdriet en pijn totdat het zoals gevraagd een voor een verdwijnt en oplost als sneeuw voor de zon. Ik heb me laten vallen in de armen van mijn nieuwe, enige vriend.

De duisternis.


---

Luid schreeuwend schiet ik overeind. Het zweet heeft zich vermengd met tranen. Ik voel hoe mijn wimpers vochtig zijn en vervelend tegen mijn huid aan plakken. Mijn hart klopt abnormaal rustig. Diep ademhalend werp ik vlugge blikken van links naar rechts. De deken die ik onopzettelijk van me af heb geslagen, het kussen dat op de grond is gevallen en de gesloten gordijnen zeggen genoeg: ik heb een vreselijke nachtmerrie gehad. Een nachtmerrie waar mijn grootste angst realiteit in werd. De angst iemand waar ik zo ongezond veel van hou te verliezen en vervolgens mezelf kwijt te raken in de schaduw. De duisternis. De plek waar lichtstralen niet meer kunnen komen.

Na de onvergetelijke gebeurtenis bij het ziekenhuis ben ik uitgeput in bed gekropen. Het was al diep in de nacht. Er was blijdschap en opluchting. Charissa heeft het overleefd. Maar de herinnering van hoe ze er nu aan toe is zijn ernstige, traumatiserende beelden die ik nooit meer kan vergeten. Beangstigende beelden die de opluchting weer een stukje van me ontnam. Het idee dat het op een of andere manier toch nog mis zou kunnen lopen heeft me niet los gelaten en is uiteindelijk omgetoverd tot een vreselijke nachtmerrie.

'Wow, wow, wow Sophie rustig maar. Het is oke.'

Verschrikt draai ik me richting het geluid totdat mijn ogen die van Mike vinden. Hij houdt zijn handen in de lucht om te bewijzen dat hij onschuldig is. Zijn gezichtsuitdrukking is naast zijn rustige stem een poging me te kalmeren. Totaal overrompeld kijk ik hem aan. Ik ben me er ondertussen van bewust dat ik in mijn pyjama in bed lig. Het is zondag. De lichtstralen die langs de openingen van de gordijnen glippen, verraden dat de dag al enige tijd geleden is begonnen. De klok geeft 12:30 precies aan.

Verbaasd kijk ik hem aan. 'Mike? Wat doe je hier? Waarom ben je in mijn kamer?'

'Je vader moest werken. Hij wilde je niet alleen laten en omdat je moeder nog steeds bij het ziekenhuis is heeft hij me vanochtend binnengelaten. Hij heeft gevraagd of ik op je wilde passen.'

Overvallen luister ik naar zijn woorden. Ik hoor hem zonder precies te begrijpen wat hij nou precies zegt. Heeft hij uren in mijn kamer gezeten om op mij te passen? Beschaamd veeg ik in een vlugge beweging de tranen die schijnbaar tijdens het slapen zijn gekomen weg. Wanneer ik uit bed stap komt hij onmiddellijk naast me staan. Met opgetrokken wenkbrauwen kijk ik hem aan.

'Wat?' zeg ik feller dan de bedoeling is. Hij raakt er niet van onder de indruk.

'Schoonheid je begon vanuit het niets te schreeuwen. De tranen stroomden over je wangen. Ik stond op het punt je wakker te maken totdat je dat zelf deed. Heb je nachtmerries?'

'Het is niets,' mompel ik zachtjes. Hij schudt zijn hoofd. Zijn ogen blijven me net zolang diep aankijken tot ik zijn sterke blik onmogelijk kan ontwijken.

'Dat noem ik niet niets. Wat je gisteren heb meegemaakt is niet niets. Laat me er voor je zijn. Ik wil er voor je zijn. Dat weet je toch?'

Hij legt zijn hand op mijn wang. Zijn aanraking leidt af. Het trekt de aandacht en haalt mijn gedachten weg van de nachtmerrie. Een tinteling gaat door me heen. Ik realiseer me iets heel belangrijks.

Het zijn gevoelens. Het gebonk van mijn hart, de tinteling, mijn reactie op Mike's aanraking; allemaal kenmerken die je alleen kan hebben als je voelt. Als je emoties hebt. Dit is echt. Dit is de werkelijkheid. De nachtmerrie niet. Ik heb me er niet aan toegegeven. De duisternis heeft me niet te pakken gekregen. Charissa leeft en ik ben nog steeds mezelf. De Sophie met een overdosis aan gevoelens en gedachtes. De liefde voor familie, de moederskracht voor Serena en niet te vergeten: de zwakte voor de ruige jongen die ondanks zijn harde, afgetrainde lichaam en duistere uitstraling zijn gevoelens aan me openstelt.

De jongen die de reden kan zijn dat ik val en ondanks dat er altijd zal zijn om me op te vangen, te steunen en beschermen. Het zijn woorden, gedachtes en emoties die horen bij mijn karakter. Dat is hoe ik ben.

Mike kijkt me nog steeds vragend aan. Er is zelfs een beetje wanhoop in zijn blik te zien. Het is lief. Het lukt me zelfs een kleine glimlach tevoorschijn te halen. Zo overtuigend mogelijk begin ik te knikken.

'Ja. Ja, ik weet het.'

Hij zucht. Opgelucht. Een sterke behoefte vormt zich tot een voorzichtige vraag.

'Mike?'

Hij kijkt me aan. Ik bijt op mijn lip. Zachtjes fluister ik. 'Wil je me omhelzen?'

Bang voor zijn reactie kijk ik van hem weg. Starend naar de grond. Ik hoor zacht gegrinnik. Zijn vingers langs mijn kaaklijn dwingen me zachtjes hem aan te kijken. Z'n mondhoeken zijn bescheiden omhoog gekruld. Zijn ogen lichten op.

'Kom hier schoonheid.'

Hij spreidt zijn armen. Verlangend naar zijn bescherming kruip ik tegen zijn borst aan. Zwijgend laat ik zijn armen om me heen slaan en met gesloten ogen voel ik zijn lichaam tegen dat van mij. Zijn sterke lichaam waar ik nooit aan zal wennen.

Hij strijkt langs mijn haar. Zachtjes begint hij te fluisteren.

'Geen zorgen schoonheid. Het gaat goedkomen. Alles gaat goed komen. Ik heb je schoonheid.

Ik heb je...'

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro