37. Wordt maar snel beter Charissa!

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Starend naar de klok wacht ik op het verlossende moment van de bel, het geluid die aangeeft dat het weekend is. Het gaat me allemaal veel te langzaam en ik kan dan ook niet wachten tot ik de school mag verlaten. Van 's morgens vroeg tot nu heb ik mezelf continu in de gaten moeten houden, lettend op hoe ik keek en wat ik zei. Niet alleen heb ik me overdreven beleefd moeten gedragen om ermee aan de leraren te laten zien dat het spijbelen een grote fout was, ook de rest heeft op me gelet alsof ik een crimineel was en zij de politieagenten.

Voor mijn gevoel is de gehele school aan het controleren hoe ik me gedraag. Alsof de laatste paar dagen het meest interessante is wat ze gezien hebben en ze zich daarom maar op mij concentreren. De gedachte dat er over mij is gepraat als de grote roddel van de school was al pijnlijk, maar de woorden daadwerkelijk horen heeft het nog vele malen erger gemaakt.

"Moet je horen. Dat ene meisje uit 5vwo, Sophie nog wattes, is helemaal debiel geworden. Dus eerst wordt ze zwanger van een of andere badboy die niemand kent, gaat ze na de bevalling helemaal schijnheilig doen alsof ze een heel lief meisje is en vervolgens wordt ze helemaal een bitch. Ja echt hoor! Ze kleedde zich opeens als een slet en ze zei allemaal rare dingen tegen John. Waarschijnlijk was ze dronken. Daarna is ze gewoon een paar dagen niet op school komen opdagen. Stoer hoor. Een ding is zeker: zij maakt geen kans op de moeder-van-het-jaar award... Moet je voorstellen hoe dat kind van haar er over een tijdje uit zal zien."

Ik kon alles hebben. Alles. Op die laatste woorden na. Commentaar hebben op mijn daden, waarvan niemand zich afvraagt hoe het zo ver heeft kunnen komen, is een ding maar om vervolgens óók nog eens kritiek te geven op mij als moeder, is een gevaarlijke grote stap over de grens. Toen ik deze roddel halverwege de lunchpauze bij toeval hoorde zeggen door een meisje, waarvan ik niet eens wist dat zij überhaupt van mijn bestaan af wist, scheelde het niet veel of ik had haar aangevallen. Ik heb geluk gehad dat Lola en Josh erbij waren en me vrijwel meteen tegenhielden.

"Laat de haters praten. Ze zijn het niet waard." Zei Lola.

De pauze is een halfuur geleden aan z'n eind gekomen. Nadat Lola de kledingoutfit van het meisje volledig heeft afgekraakt en Josh meldde dat het een van de weinige momenten was dat hij bereid was een meisje te slaan, ben ik weer wat kalmer geworden. Ondanks de woede die alsmaar sneller de overhand blijkt te krijgen probeer ik me te gedragen op een manier dat iedereen tevreden is. 

Een andere keus heb ik niet. Ik moet de mensen om wie ik geef laten zien dat ik nog steeds de Sophie ben die ze al zolang kennen. Ook als ik diep vanbinnen al weet dat ik absoluut niet meer dezelfde ben. Maar dat is iets wat ik geheim hou. Hoe kan ik ook anders? De hele wereld doodleuk vertellen dat ik een knipperlicht relatie heb met de vader van mijn kind, waarvan ik overigens niet weet wat hij doet als ik er niet ben, en het feit dat ik kennelijk gestalkt word is niet echt een optie...

Leunend op mijn linkerhand staar ik voor me uit. Ik doe mijn uiterste best om de leestekst die op tafel ligt goed te bestuderen, maar het enige wat ik zie zijn talloze lettertjes zonder inhoud. Normaal gesproken is Nederlands een makkelijk vak. Iets waar ik geen moeite mee heb om er tijdens het laatste uur op vrijdagmiddag mee bezig te zijn. Nu is het anders. Ik voel me ongewenst en tegelijkertijd kijk ik iedereen die ik al jaren ken op een andere manier aan. Mike's woorden van gisteren hebben daarvoor gezorgd.

"Je mag niemand vertrouwen. Niemand." 

Ik weet dat Mike zijn waarschuwing bloedserieus neemt. Toch kan ik er weinig meedoen. Het idee dat een bekende zoiets ergs als een bedreiging naar mij zou sturen is te ongeloofwaardig. Het zou te erg zijn.

'Moet het kapot?' Klinkt Calebs stem opeens.

Geschrokken kijk ik op. Hij heeft zijn wenkbrauwen opgetrokken. Vragend wenkt hij naar mijn hand. Nu merk ik pas dat ik mijn vingers stevig om het potlood heb geklemd. Zo stevig dat het nog net niet breekt.

'Oh. Ik had het niet door,' mompel ik vlug en leg beschaamt het potlood op tafel. 

'Je moet wel heel erg aan het dagdromen zijn als je dat niet doorhebt. Waar dacht je aan? Iets vervelends?'

Ja, ik vraag me af of ik iemand vertrouw die ik niet zou moeten vertrouwen. Een stalker. 

'Nee hoor. De leestekst is gewoon ontzettend saai. Dat is alles,' lieg ik en voel onmiddellijk de schuld opkomen.

Caleb geeft me een blik die verraadt dat hij me niet gelooft. Voor een paar secondes lijkt hij mijn antwoord niet te accepteren, maar uiteindelijk knikt hij en concentreert hij zich zwijgzaam weer op zijn eigen leestekst.

Als de bel dan eindelijk gaat gooi ik opgelucht al mijn spullen in mijn schooltas en been zo snel mogelijk het klaslokaal uit. In een vlug tempo ben ik de gangen en het schoolplein overgelopen en nog geen vijf minuten later ligt de school achter me. Ik loop in stevige passen door en voel daarbij het aangename weer van vandaag. Ondanks de pak wolken die de zon voor een groot deel verborgen houden, komen er hier en daar wat zonnestralen doorheen. De warmte is heerlijk. Wel is het af en toe flink aan het waaien, waardoor het gelijk weer wat kouder wordt. 

Na enige tijd lopen ben ik op de gewenste bestemming aangekomen: het ziekenhuis. Ik heb Charissa veel te lang niet gezien en ik vind het dan ook vreselijk dat ik niet op de hoogte ben van haar status. Nu ik er nog eens goed over nadenk is er bijzonder weinig dat ik weet. Zo ben ik me ervan bewust dat mijn lieve zusje is aangereden door een monster, maar wat voor verwondingen ze precies heeft opgelopen is me onbekend. Zo weet ik ook dat ze nu ruim 5 nachten in het ziekenhuis ligt, maar wanneer ze weer naar huis mag is een raadsel. Tot slot heb ik geen flauw idee wat er allemaal met haar gebeurd is deze afgelopen dagen. Hebben ze extra operaties moeten uitvoeren? Kan Charissa zich de avond dat ze werd aangereden al herinneren? Hoe gaat ze hiermee om? Sterk? Zwak?

Na een paar keer slikken en nog eens diep in –en uitademen ga ik naar binnen. Bij de receptioniste laat ik weten waarvoor ik kom en vraag met een beschaamde blik waar ik wezen moet. Dat je als zus niet eens weet waar ze ligt...

Met de genoemde instructies ga ik op weg naar de juiste kamer. Hoe dichterbij ik kom hoe meer ik me besef dat ze niet meer in dezelfde kamer ligt als de vorige keer. De omgeving is hier anders. Wat losser en minder ernstig. De kleurige schilderijen aan de muren in de gang, de kleurtjes die ik her en der door de raampjes van de kamerdeuren kan zien en de optimistische uitziende bezoekers van de patiënten geven die sfeer. Op een of andere manier is de druk hier minder. Het is een deel van het ziekenhuis die bijna lijkt te zeggen: "als je hier ligt ben je bijna genezen!"

Aan het einde van de gang blijf ik staan. Ik sta nu recht voor de witte deur. Het idee dat Charissa hierachter ligt en ik haar binnen enkele secondes onder ogen ga komen... Ik begin te beseffen dat ik mijn zusje ontzettend gemist heb. Als er iets is wat ik kan gebruiken dan is het wel de sterke zussenband die Charissa en ik altijd al hebben gehad, al zal ik eerst moeten uitleggen waarom ik nooit meer op bezoek ben gekomen.

Ik klop op de deur. Haar zachte, vertrouwde stem klinkt als muziek in de oren. 'Binnen.' 

Zachtjes druk ik de deurklink in en met een verlegen glimlach stap ik naar voren. Vanaf het moment dat ik haar zie schieten de tranen onmiddellijk in mijn ogen. Het liefst ren ik op haar af om haar stevig te omhelzen. Al ben ik uiteindelijk maar een paar dagen niet op bezoek geweest, voor mijn gevoel heb ik haar jaren niet gezien. Of ik het me nou verbeeld of niet: ze ziet er ouder uit. In elk geval ziet ze er duizendmaal beter uit dan de vreselijke beelden die ik in mijn hoofd had.

Haar bruine haren die de vorige keer nog zo verwilderd en slap waren zijn nu duidelijk gekampt en hangen dan ook mooi langs haar schouders. Haar bruine ogen staan niet dof of verdrietig maar opgewekt. Het paarsblauwe onder haar ogen is haast niet meer te zien en ook de hechtingen bij haar lip geven een minder heftig beeld in vergelijking met de vorige keer. Op het verband rondom haar pols zijn allerlei tekstjes geschreven met verschillende felle kleuren. 

'Hé zus, jou heb ik lang niet gezien.' Zegt Charissa en schenkt me daarbij een brede glimlach. Ik weet dat ze het als grap bedoeld. Toch raakt het me.

'Charissa, het spijt me zo. Ik heb het de laatste paar dagen nogal, nogal ehh... moeilijk gehad,' mompel ik verward. 'Ik weet dat het egoïstisch is om jouw situatie zo om mij te laten draaien en ik haat mezelf ervoor, maar om eerlijk te zijn was ik ontzettend bang je kwijt te raken.' 

Begrijpend kijkt ze me aan. Met haar vrije hand klopt ze op het bed. Glimlachend kom ik naast haar zitten. Nu ik zo dichtbij haar ben ruik ik de frisse geur van waspoeder, waarschijnlijk heeft ze een schone pyjama van het ziekenhuis aan, en de bloemige geur die ik direct herken als haar lievelingsparfum. Mam heeft het vast voor haar meegenomen tijdens een bezoekuur. 

'Soof, je hoeft helemaal geen sorry te zeggen. Ik begrijp het. Echt. Je bent mijn grote zus en ik hou van je.'

Haar woorden betekenen veel voor me. Niet alleen omdat ze niet eens boos is, maar ook de manier waarop ze het zegt. Er is een toon in haar stem die kalmer is dan eigenlijk past bij het moment. Sterk. Volwassen. Alsof zij hier de oudere zus is die de ander moet troosten, in plaats van een 14-jarig meisje die bijna is vermoord. 

'Daarbij heb je niet veel gemist hoor. Ik was negentig procent van de tijd niet aanwezig dus heel gezellig zou het bezoekuur toch niet zijn geweest', grapt Charissa erachteraan. 

Ik glimlach. Ze glimlacht terug. Even blijft het stil. Het is niet ongemakkelijk. Het voelt fijn. 

'En nu?' Vraag ik na enige tijd. 'Waar heb je precies last van? Weetje al wanneer je naar huis mag?'

Haar glimlach neemt af. Ik kan zien dat ze nog probeert te lachen, maar haar lippen werken niet meer zo mee als ervoor.

'De dokters hebben het zo vaak genoemd dat ik het hele verhaal ondertussen uit mijn hoofd ken: ik heb een lineaire breuk bij mijn hoofd met een bijpassende hersenschudding. Dit is de oorzaak van mijn knallende koppijn en het blauwe dat onder mijn ogen was gekomen. Gelukkig trekt dat vanzelf weg. Verder-' 

'Lineaire breuk bij je hoofd?' Onderbreek ik haar geschrokken. Ze knikt.

'Het klinkt ernstiger dan het uiteindelijk is. De dokters hebben zelfs gezegd dat ik geluk heb gehad. Het had veel erger kunnen aflopen. Het heeft niet eens een behandeling nodig. Het enige wat ik ervoor nodig heb is tijd.'

'Maar wat was dan die operatie van kort geleden? Mam had het me verteld. Het klonk ernstig...'

'Er was iets misgegaan, maar dat is alweer opgelost. Ik kan je niet precies vertellen wat er was, ze gebruikten allerlei moeilijke woorden. De dokters hebben hier hun eigen taaltje die alleen zij begrijpen.'

Ik knik. 'En verder?'

'Verder heb ik meerdere ribben gebroken, een gekneusde pols en ik had een tand door mijn lip. Blijkbaar ben ik heel apart de grond op gevallen. De klap van de grond is uiteindelijk even schadelijk als de klap van de auto, zeggen ze.'

Mijn bezorgdheid neemt toe. 'En nu?'

'De enige reden dat ik hier nog lig is voor controle, om risico's te vermijden geloof ik. Wat ze kunnen behandelen hebben ze behandeld en voor de rest heb ik verwondingen die alleen maar tijd nodig hebben voor het weggaat,' antwoordt Charissa en ademt vervolgens diep in. 'Tijd en verdomd veel pijn,' mompelt ze vervolgens. 

Ik kan het niet laten haar een blik uit medelijden te geven. 'Maar daar krijg ik allerlei medicijnen voor hoor. Ik voel bijna niks,' zegt ze vlug. Al klinkt het laatste eerder als iets om me gerust te stellen dan de waarheid. 

Ik pak haar hand beet. 'Niet te geloven dat iemand je dit heeft aangedaan,' fluister ik kwaad. 'De politie zou het monster moeten arresteren.'

'Ze kunnen niks. Niet zolang ik het me niet herinner,' zegt Charissa beschaamd. 

'Hé,' zegt ik streng. 'Dit is niet jouw schuld. Jij hebt niks verkeerds gedaan oké?'

Ze knikt, al zegt haar blik iets heel anders. Om haar af te leiden verander ik het onderwerp naar iets vrolijker. 'Zo te zien heb je veel aanbidders,' grap ik en wenk vervolgens naar de vensterbank. Knuffelbeertjes, kaarten, bloemen, fruitmanden: het is er allemaal. Een grote tros zuurstokroze hartjesbloemen met de tekst "beterschap!" vraagt de meeste aandacht. 

'En van wie zijn die dan?' Vraag ik nieuwsgierig en geef haar een plagende blik. 

'Het is niet wat je denkt,' antwoordt Charissa lachend. 'Ze zijn niet van een jongen, ze zijn van Emily.'

Ik lach. 'Oh. Dat is lief van haar.' 

Charissa knikt. 'Ja en raadt eens: die grote XL kaart en dat kleine paarse beertje is ook van haar.' 

Ik knik bedenkelijk. 'Dan is ze hier zeker vaak op bezoek geweest?' 

'Vaker dan mam,' zegt ze lachend. Vaker dan ik, denk ik erachteraan maar zeg het opzettelijk niet hardop. 

'Oh en zie je die heerlijke chocolaatjes? Ook van haar.' 

Haar ogen staan vragend en haar lippen vormen een onschuldige lach. Ik schud mijn hoofd en grijnzend loop ik naar de vensterbank om de chocolaatjes voor haar te pakken. Wanneer ik zonder enige reden een vlugge blik op de kaarten werp zie ik een witkleurig, opgevouwen briefje. Het is het enige papiertje die niet rechtop is neergezet en bovendien heeft het niet de hardheid van een kaart. Dit papier is dun. Zo te zien van een kladblok afgescheurd en vervolgens opgevouwen hier neer gelegd. Normaal gesproken zou ik er niks van denken. Nu wel. Deze keer is anders. 

Voorzichtig steek ik mijn hand uit. Als ik het briefje in mijn hand heb zie ik voor wie het bericht is gemaakt. Heel klein geschreven, rechtsonder, staan twee met zwarte pen gevormde letters: S.L. Er is maar een ding wat ik daarmee kan maken: Sophie Lente.

'Soof, je zit toch niet stiekem alle chocolaatjes op te eten he?' Hoor ik achter me. 

Met mijn rug naar haar toe en een bonkend hart prop ik het briefje in mijn zak. Ondanks de lichte angst die door mijn aderen stroomt krijg ik het voor elkaar een gemaakte glimlach op mijn lippen te persen. Met de doos chocolaatjes loop ik terug naar het bed. Ik overhandig Charissa de chocola en kijk zogenaamd onschuldig op mijn mobiel.

'Oh, het is Caleb. Ik heb beloofd hem te helpen met een opdracht voor school,' lieg ik. 

'Geen probleem. Je hoeft echt niet uren hier te blijven gek.'

'Red je het wel?' Vraag ik en voel me daarbij oprecht bezorgd.

'Tuurlijk! Ik heb een stapel tijdschriften, af en toe wordt de tv aangezet en ik heb chocola die ik lekker met niemand hoef te delen.' 

Normaal had ik erom gelachen. Nu niet. Het enige waar ik aan kan denken is het briefje. Het papiertje waarvan ik moet weten wat erop staat.

Vlug geef ik Charissa een kus op d'r wang, wens haar een heleboel beterschap en loop vervolgens de kamer uit. Terwijl ik vertrek moet ik moeite doen om niet te rennen. Als de deur achter me eenmaal is gesloten verhoog ik het tempo. Bijna sprintend ga ik het gebouw uit. Ik blijf rennen tot ik de uitgang van het ziekenhuis door ben.

Buiten blijf ik staan. Onrustig adem ik in. Onrustig adem ik uit. Nerveus haal ik het papiertje weer tevoorschijn. Ik voel mijn hart die hevig bonkt. 

'Dit hoeft helemaal niks ergs te zijn,' zeg ik hardop en open vervolgens de brief.

Hallo Sophie Lente,

Ik hoop dat je zusje snel weer beter wordt en ik ben ervan overtuigd dat jij dat ook wenst, maar daar zullen we snel genoeg achter komen.

PS: mijn oprechte excuses. Charissa's ongeluk was nou eenmaal noodzakelijk. Laten we hopen dat het zich niet hoeft te herhalen.    




Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro