Hoofdstuk 1

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Rafa

Stilte.

Geen enkel geluid was hoorbaar, ter ere aan de Zonnegod. Het was de manier om aan God boodschappen van vrede, voorspoed en veiligheid door te geven. Iedere gelovige in deze zaal had een wens in gedachten. De meeste wensen kwamen niet uit, zo wist Rafa maar al te goed. Een leven zoals elke zeventienjarige kende ze niet en zou ze ook nooit kennen. Of ze het nu wilde of niet, ze zou altijd met God in verbinding staan en geen enkele wens kon dat teniet doen. Daarom deed ze niet aan bidden.

Ze wierp een zijdelingse blik op Karasi, op de gesloten oogleden en de dunne lippen die woorden zonder geluid vormden. Rafa beet op haar eigen lippen. Ze kende de gebeden van haar oma. Karasi wilde niets liever dan dat haar kleindochter haar kracht omarmde en de wereld niet alleen voor het zonnevolk, maar ook voor het maanvolk een betere plek maakte. Rafa focuste haar aandacht weer op haar ineengevouwen handen die gespannen op haar schoot lagen. Elke dag en nacht voelde ze een last op haar schouders en elke seconde maakte die last zwaarder. Wat voor verwachtingen Karasi ook van haar had, Rafa zou die niet kunnen verwezenlijken.

De seconden die verstreken, leken uren te duren. Diep ademde Rafa uit en sloot haar ogen. Zelfs wanneer iedereen hun ogen had gesloten, was Rafa het middelpunt van de aandacht. Ze wist dat Karasi niet de enige was die aan haar dacht tijdens het gebed. Als vertegenwoordiger van de Zonnegod hoefde ze geen enkele moeite te doen om gezien te worden. Die aandacht wende echter nooit. De enige reden waarom ze hier nu zat, was vanwege haar oma. Anders had ze thuis haar schetsboek gepakt om een uur lang met haar houtskoolpotlood over het papier te bewegen en te creëren.

'Doe allen uw ogen open en aanschouw het licht van onze Schepper,' luidde een diepe stem door de zaal heen. Het had een symbolische betekenis. Wanneer men de ogen dicht had, was er de eeuwige duisternis. Dat was het moment om te bidden en God te laten weten dat ieder behoefte had aan licht. Wanneer de ogen open mochten, werd men verwelkomd door het licht van talloze kaarsen. Het licht was terug en God had naar hun gebeden geluisterd.

Toen iedereen de ogen had geopend, vervolgde de priester: 'Moge de Schepper onze zwijgende kreten gehoord hebben en ons licht geven in deze duistere tijden.' Respectvol boog de priester zijn hoofd, waarna hij naar een kaars in een houder liep. Het was van belang dat de priester met zijn hand twee keer boven de vlam wapperde om zo zijn dankbaarheid aan God te tonen. Dat was het teken dat Rafa moest opstaan. De priester was altijd verheugd als ze aanwezig was tijdens de diensten, want volgens hem bezat Rafa de kracht om wonderen te verrichten.

Eenmaal opgestaan stak ze haar hand uit en liet die opgloeien met het licht, zo fel dat dat in alle uithoeken van de zaal te zien zou zijn. De priester haalde zijn hand bij de vlam vandaan. Toen Rafa's licht verdween – het teken dat de dienst erop zat – stonden de mensen gelijktijdig op. Stoelen schoven krakend over de stenen vloer. Rafa streek haar met bont gevoerde jas glad om daarna haar oma bij de arm te nemen en haar zwijgend naar de uitgang te leiden.

'Waar hebt u voor gebeden?' vroeg Rafa, toen de kou zich vastbeet in haar lichaam. De omgeving was zoveel mogelijk verlicht door fakkels, maar de schaduwen vonden hun weg tussen het licht door. De zandstad, Vannan, kende geen warmte meer nu de Maan heerste. Rafa voelde zich rusteloos, alsof ze constant moest opletten dat die schaduwen haar niet zouden bespringen. Gevaar was overal en dat zou nog maandenlang aanhouden. Nurai was een duistere periode, vol met onzekerheden door de afwezigheid van de Zon aan de hemel. Mensen kwamen daarom vooral voor troost naar de diensten.

Haar oma glimlachte naar haar, een glimlach die haar met lijntjes omringde ogen deed stralen. 'Over dat dit jouw jaar moet worden.' Ze ging met haar gerimpelde hand door Rafa's zwarte krullen heen. 'Want dat verdien je.'

'U verdient dat ook.'

Maar Karasi haalde enkel haar schouders op. 'Ik ben al oud. Elke dag en nacht wegen zwaar op me en God zal me spoedig halen. Maar jij hebt nog een heel leven voor je. Een heel leven lang om de wereld te ontdekken en iets goeds voor de mensheid te kunnen doen.' Blijkbaar zag haar oma al de wanhoop in Rafa's ogen, want ze pakte haar handen beet. Er zat verrassend veel kracht in. 'Wat jij kan, is een geschenk van God. Gebruik het.'

'Dit is niet wat ik wil,' prevelde Rafa, met haar blik op hun handen gericht. Ze dacht dat ze door die instelling haar gave niet volledig onder controle had. Het was alsof ze niet één ermee was. Het enige wat haar lukte, was een lichtbron maken en daarmee zou ze niet veel verandering in de wereld teweeg kunnen brengen. Diep vanbinnen vocht ze tegen die gave die haar zo bijzonder maakte.

Ze wilde zoveel zeggen, zoals uitspreken hoe ze zich precies voelde. Mensen zagen het als een eer om door de Zonnegod te worden uitgekozen om het licht te bezitten. Iedereen wilde een uitverkorene zijn. Ze vonden het allemaal een mooie gedachte om door God werkelijk gezien te worden, maar de realiteit zat heel anders in elkaar. Toen Rafa doorhad wat ze kon, wie ze wás, had het juist angst bij haar opgewekt. Haar kracht bracht onzekerheden met zich mee die haar leven beïnvloedden. Ze zag enkel narigheden en het ironische van alles was nog wel dat ze zelf het licht niet zag. Hoorde zij niet te stralen en de wereld licht te geven in deze donkere tijden?

'Wat voor leven wil je, Rafa? Hier blijven en uitgehuwd worden aan Massei, of een eigen leven leiden en gelukkig worden?'

Met grote ogen staarde ze haar oma aan. Rafa wist dat Massei Oyekan haar op het oog had, maar niet dat hij haar officieel zijn eigen wilde maken. Die gedachte bracht het gal naar boven. 'Denkt u echt dat hij met mij wil... trouwen?' Het was niet ongewoon. Volwassen mannen trouwden wel vaker met jonge vrouwen die geen inspraak op het proces hadden, maar Rafa had het altijd walgelijk gevonden. De wereld zat zo oneerlijk in elkaar. Ze wilde haar eigen man nemen, eigen keuzes kunnen maken. Haar oma wist dat.

'Hij heeft het mij verteld. Hij zei dat het een grote eer zou zijn als jij zijn vrouw werd en dat wij als familie zullen baden in het goud.' Karasi snoof. 'Massei is niet de man voor jou.'

De duisternis drukte op haar in. Schaduwen slopen dichterbij en joegen het weinige licht steeds verder weg. Het laagje nachtvorst op de grond leek onder haar laarzen te groeien en haar vast te vriezen. Ze werd enkel omhuld door duisternis en ijs.

'Wat moet ik doen?' Haar familie verlaten? Massei afwijzen? Beide opties stonden haar niet aan. Massei was een machtige man als leider van Vannan, iemand die alles kreeg wat hij wilde en afwijzingen niet tolereerde. Om iedereen te laten herinneren aan zijn macht, woonde hij in een toren die tijdens de munari straalde als een tweede ster. Het had een fortuin gekost, maar Massei wilde het en dus kreeg hij het. Niemand durfde hem af te wijzen en als Rafa de geruchten hoorde, dan begreep ze dat volkomen. Maar om nu haar familie te verlaten om uit de klauwen van Massei te blijven... Haar hele leven zou veranderen. Rafa voelde de paniek met elke seconde stijgen.

'Breng me nu eerst maar eens naar huis,' zei haar oma met een knipoog. 'Een oude vrouw als ik is niet gemaakt voor dit gure weer.' Een windvlaag blies op dat moment een fakkel uit. Schaduwen gleden nog dichter naar hen toe. Het gaf Rafa de rillingen.

Ze nam Karasi mee naar huis. Zo nu en dan kwamen ze mensen in de verlichte straten tegen en elk herkenden ze Rafa en begroetten haar. Het was hen alleen te doen om de korte aanraking met de handen, want ze dachten daardoor in contact te komen met hun God. En misschien, héél misschien, zouden hun afstammelingen dan ook ooit gezegend worden met Zijn krachten: licht en vuur.

Rafa liet de mensen echter gaan. Netjes zette ze haar rechterhandpalm tegen die van de ander en beantwoordde diens glimlach met die van haarzelf. Ondertussen verstevigde ze haar greep om Karasi's arm, alsof ze bang was haar te verliezen en dat koste wat het kost probeerde te voorkomen.

Tot haar opluchting kwam het zandstenen huis met pilaren die het dak tilden in zicht. Het was het eigendom van Karasi en huisvestte een groot deel van de familie. Rafa deed de sleutel in het slot en opende de deur. De warmte van de kaarsen omhulde haar lichaam, het licht verleidde haar zintuigen. Ze werd overweldigd door een gevoel van veiligheid en vertrouwelijkheid.

Ze was thuis.

Het huis was een knusse en kleurrijke plek die geen duisternis toeliet. De binnenkant van het huis stond dan ook in schril contrast met de kilte buiten. De muren in de hal waren volledig gehuld in mozaïek, bestaande uit verschillende kleuren; van kakigeel tot marineblauw. Er hingen kleden in allerlei vormen, kleuren en maten aan de muren om de sfeer aangenamer te maken. Nog voordat iemand van de familie Rafa had kunnen bereiken, wenkte Karasi haar. Met langzame passen betrad ze de trap, haar rug buigend onder het gewicht van de levensjaren.

De treden kraakten onder hun voeten, terwijl ze kleed na kleed voorbijliepen. Rafa liet haar hand langs een rode, gladde stof aan de wand glijden toen Karasi bij de laatste trede was aangekomen.

De gang waarin ze uitkwamen bestond uit deuren die naar slaapkamers leidden en een zithoek dat elk jaar uitzicht bood op de opkomende Zon die de duisternis en ijs verdreef. Het was Rafa's favoriete plek. Ze namen plaats op de stoffen bank waar enkele donkere vlekken op te vinden waren door familieleden die weleens hun eten en drinken naar boven namen. Dit was niet alleen voor Rafa een geliefde plek.

'We kunnen nu eindelijk praten,' zei Rafa.

Karasi beaamde dat met een knikje. Haar wijze, bruine ogen staarden in die van Rafa. 'Ik wilde buiten niet meer zeggen. Een stad als deze is niet te vertrouwen. Schaduwen loeren.'

Vannan had spionnen die voor Massei werkten. De spionnen – haar oma noemde ze ook wel de schaduwen – hielden alles in de stad in de gaten en dus moesten ze in de openlucht behoedzaam zijn. Massei hield van controle. Hij wilde precies weten wat er in zijn stad gebeurde en welke verhalen werden gefluisterd.

Rafa zuchtte. 'Dus, wat moet ik doen? Ik wil niet met hem trouwen. Hij komt bij mij niet over als een man die mij vrijheid wil geven.'

'Zo'n man is hij ook niet,' zei Karasi zonder enige twijfel. Ze perste haar lippen tot een dunne streep, zo dun dat haar lippen niet meer zichtbaar waren. Rimpels sierden haar mondhoeken. 'Ik wil ook niet dat jij met hem trouwt. Je verdient beter.'

'Wat moet ik dan?'

'Toen ik een aantal nachten geleden hoorde dat Massei met je wilde trouwen, heb ik een brief naar Tahir gestuurd. Hij is de enige die jou bij Massei vandaan kan halen.'

Rafa's dikke wenkbrauwen trokken naar elkaar toe. Tahir Paavan was de machtigste man van de zandsteden. Rafa dacht dat hij wel belangrijkere zaken aan zijn hoofd had dan om een bruiloft te voorkomen of zelfs de brief van een vreemde uit Vannan te lezen. De vraag moest duidelijk van Rafa's gezicht af te lezen zijn.

'Tahir is een vriend van me,' legde Karasi uit, op een toon alsof het niets bijzonders was. 'We hebben de laatste jaren niet vaak contact meer, maar hij heeft me een keer beloofd jou te beschermen als ik zijn hulp nodig had. Hij is een man van zijn woord en zal je helpen Vannan te ontvluchten en je een leven te geven in Mannar. Je zult daar veilig zijn. Er zal daar niemand zijn die je wilt opeisen.' Karasi pakte haar hand beet. 'Dat wil ik ook voor je.' Er lag zoveel hoop in haar ogen.

'Maar ik wil blijven,' zei Rafa. 'Hier, bij mijn familie.'

Karasi glimlachte warm naar haar kleindochter. 'Het blijft jouw keuze en weet dat ik achter elke keuze sta die jij maakt.' Met een vermoeiende kreun stond ze op. 'Probeer je er nu niet druk over te maken. Alles komt goed. Ga jij nu maar naar Namis toe.'

Rafa maakte zich er wel zorgen over. Als Tahir besloot haar uit Vannan te halen en ze ging met hem mee, dan kon er van alles misgaan. Massei zou het niet op prijs stellen als de uitverkorene van de Zon de kans pakte om te vluchten.

Kort omhelsde ze Karasi, proberend de negatieve gedachten niet in haar hoofd toe te laten. Piekeren loste niets op.

'En kom op tijd terug voor het eten,' zei Karasi. Het was vreemd hoe haar oma dichter bij een moederfiguur kwam dan Rafa's moeder. Siman was meestal druk in de weer, waardoor ze niet altijd tijd had om al haar kinderen aandacht te schenken, terwijl Karasi wel uitgebreid de tijd ervoor nam en elk moment koesterde. Soms nam haar moeder Rafa apart om te praten en in te peilen hoe het met haar ging. Siman wist wat Rafa doormaakte en ondanks dat Siman het licht een prachtige gave vond en de Zonnegod bedankte dat hun familie uitgekozen was om het licht te beschermen, respecteerde ze Rafa's wens om normaal te zijn. In de familie gold daarom de regel dat iedereen gelijk behandeld moest worden. Toch werd Rafa weleens jaloers aangekeken door haar zussen als haar ouders er niet bij waren.

Rafa liet Karasi achter en liep snel het huis uit, in de hoop dat niemand haar tegen zou houden voor een gesprek. Ze hoorde de stemmen van haar twee zussen door de gang weergalmen, maar daar bleef het gelukkig bij.

Opnieuw bevond ze zich in het duister. De warmte van het huis verdween zodra ze de deur achter zich sloot. Het was weer stil, koud en donker, alsof ze in een andere wereld was gestapt. De schaduwen leken een eigen leven te leiden en vormden een dreigende sfeer. Een gevoel van onveiligheid was in Rafa aanwezig dat ze niet van zich af kon schudden.

Een stenen trap kwam in zicht, wat betekende dat Rafa bijna bij haar eindbestemming was aangekomen. De trap was verlicht, zodat ze de treden kon onderscheiden, maar het licht dwong de kou en gebrek aan kleur niet terug. Vannan was een prachtige stad wanneer de Zon scheen, maar nu met de Maan aan de hemel zag het er grimmig uit. Het was een stad geworden die geen leven meer uitstraalde.

Bovenaan de trap aangekomen, stond ze op een groot plein met aan weerskanten winkeltjes. Ze beende naar een winkel aan haar rechterzijde, waar lichtjes vanachter de ramen brandden en het gebouw er uitnodigend uit lieten zien. Ze zag echter na een paar stappen een beweging vanuit haar ooghoek en stond stil om de omgeving aandachtig in zich op te nemen. Het ging zo snel dat het ook haar verbeelding had kunnen zijn. Alles leek in het donker te bewegen, geen enkele vorm was duidelijk. Het plein was vervormd in een zwart, bewegend gat. Desondanks raasde haar hart, alsof haar lichaam daadwerkelijk gevaar had opgemerkt. Op zulke momenten dacht ze eraan om haar kracht te gebruiken, maar iets in haar blokkeerde die actie. Ze wilde nog liever in het pikkedonker lopen dan zich overgeven aan haar gave. Toen ze wéér een beweging zag, werd die gedachte echter wel verleidelijker.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro