10. in het spookhuis, maar ik ben het spook

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Rotterdam is gaar. Gewoon gaar, dat is alles wat ik er over kan zeggen. Hoe gaar ook, het ziet er van boven ziek mooi uit. Het ziet er zo groot uit, met alle lichten. Het is zeker geen lelijk gezicht.

"Heb jij geen last van hoogtevrees ofzo?" mompel ik. Robin, die naast me zit, ziet er helemaal op haar gemak uit. Daarentegen zit ik met mijn handen aan mijn stoel, of eerder zitje, geklemd.
De rode en blauwe lampjes van het reuzenrad verkleuren haar gezicht. Ze ziet er niet slecht uit, denk ik.

"Heb jij er dan wel last van?"
Ik knik grinnikend.

"Mijn hemel, Ben. Je bent letterlijk een spook, hoe kun je bang zijn voor hoogte?" Robin doet haar best om haar lachen in te houden, iets wat niet helemaal werkt.
"I'm just built different," zeg ik. De avondlucht is frisjes. Niet onaangenaam, gewoon frisjes. Langzaam dalen we weer naar beneden. Met langzaam overdrijf ik niet, het gaat echt in slowmotion ofzo. Niet dat ik daar iets tegen heb, want hoe langer we boven blijven, hoe langer ik van dit uitzicht kan genieten. Rotterdam, drie jaar in deze stad en ik moet toegeven dat het er eigenlijk best mooi uitziet van boven.

"Dat zeker. Weet wel dat de meeste geesten geen last hebben van hoogtevrees."

Robin is echt vreselijk. We zijn vrienden nu. No big deal, ik weet het. Toch is het.. fijn? Ik weet het niet. Mijn overdenkende brein heeft hier geen zin in, dus duw ik de gedachte weg.

"Hé, je hebt daar geen bewijs voor." Ik wacht even en lik rondom mijn lip. Droge lippen.

"Over geesten gesproken," ga ik verder, "ze hebben hier ook een spookhuis, toch?"
Robin knikt. "Ik wed dat je er halverwege al uit springt van angst!"

Ik geef haar een zacht duwtje. "Alsof jij dat niet gaat doen!" Ik blijf even met mijn hoofd op haar schouder rusten.

"Weddenschap aangenomen," lacht Robin. In het zwakke licht van het reuzenrad zien haar ogen er bijna roze uit. Het is fijn dat we officieel vrienden zijn.

Het spookhuis is denk ik een omgebouwde schuur. Gewoon een huis waar je doorheen moet lopen en wordt opgejaagd door acteurs. Hoe nep het ook is, het maakt het er niet minder eng op.

Eén pluspunt, Robin is ook bang. En dan overdrijf ik niet. Het verbaasd me dat ze nog niet aan het krijsen is. Nou ja, eigenlijk doen we dat allebei al. Ons geschreeuw wordt alleen overstemt door de luide muziek en de geluidseffecten. Een man met een kettingzaag en masker springt op ons af.

Robin en ik gillen allebei en sprinten naar voren. We zijn pas halverwege, dus ik denk dat we de weddenschap beiden hebben verloren. Clown. Ik houd niet van clowns, nu zeker niet meer. Niet nu er een met een bijl in zijn hand staat. Nou ja, clown. Het is nauwelijks een clown te noemen, eerder een zombie met een gestreept pak. Ik lach van de angst.
Een spook in het spookhuis. Correctie: een bange spook in het spookhuis. Nu voel ik me net als de pestkoppen, op het punt om in mijn broek te plassen. Natuurlijk doe ik dat niet, want ik ben geweldig. Ook omdat ik niet kan plassen, maar dat is een ander verhaal. Er valt een hoofd naar beneden aan een touwtje. Het hoofd blijft vlak voor de mijne zweven. Ik slik.

"Ik kan nooit meer een oog dicht doen," kreun ik als ik langs het hoofd loop. Het is overduidelijk een nep hoofd, of dat hoop ik tenminste. Het is nep, alleen nog steeds veel te eng. Ik vloek zachtjes.

"Hoelang gaat dit nog door?" Mijn leven is hier niet op voorbereid. Oké, mijn dood dan. Ik ben er niet klaar voor om van de angst écht dood te gaan. Een spook in het spookhuis, en ik ben echt banger dan ik ooit gedacht had te kunnen zijn.

"Nog wel even, vrees ik!" zegt Robin door een gil heen. We zijn bijna volwassen, en echt doodsbang door een spookhuis. Echt triest dit.

Mijn hart heeft het zes jaar geleden al begeven, maar het verbaasd me niet als het nog een keer gebeurd. Zeker niet als we langs een grafkist moeten lopen en daar een skelet uitspringt. Hoe voorspelbaar ook, ik schrik me rot.

"Robin, hoe kun jij hier tegen?"

De persoon die naast me loopt schenkt me een beteuterde blik, die meteen veranderd in een schaterlach. "Niet?"
Aan haar glinsterende ogen te zien heeft Robin veel plezier, maar is net zo bang als ik ben. Misschien nog wel banger. "En dan te bedenken dat ik zelf een geest ben en elke dag bij mijn graf rondhang. Het verbaasd me dat ik niet bang ben voor mezelf," grinnik ik.

Nee echt, het is heel eng als ik het me bedenk. Ik sluip achter mensen aan, zit altijd bij mijn graf te wachten op 'mijn geliefden' en ik ben vast een nachtmerrie voor de pestkoppen. Het lijkt me behoorlijk knap als die jongens ooit nog een oog dicht kunnen doen, of terug willen komen in dat huis. Willen of niet, ze zullen het in ieder geval niet durven. Daar heb ik eerder wel voor gezorgd.

"Nou, je bent ook wel heel eng hoor."

Ik rol met mijn ogen. "Moet jij nodig zeggen!"

"Hebben we allebei gewonnen of allebei verloren?" Ik trek een pruillip.

Robin schudt lachend haar hoofd. "Ik stem voor allebei gewonnen."

Ik recht mijn rug en grijns. "Ik zei toch dat ik een geboren winnaar ben!" We staan nu weer buiten. Ik ben nog niet helemaal over het spookhuis heen gekomen qua angst, maar hé, daar is een spookhuis ook voor. Ik snuif. "Jij zag er wel echt bang uit hoor, je had jezelf moeten zien."

De persoon blaast haar adem uit. "Ik kan je vertellen dat jij er tien keer banger uitzag," mompelt ze. Nu de adrenaline van het spookhuis weg begint te zakken merk ik dat Robin moe is. Zo laat is het nog niet eens, denk ik. Rond half tien denk ik dat we naar binnen gingen in de kermis, en nu is het nog niet eens een uur later. Ik leef dan niet, en ik weet ook niet of ik 'moe moe' kan worden, op het moment vind ik Robin gewoon een watje. Mezelf ook, eigenlijk.

"Dat was niet echt, ik deed alsof!" roep ik verontwaardigd uit. Het was misschien een heel klein beetje geen toneel en eigenlijk was ik behoorlijk bang, maar Robin hoeft dat niet te weten.

"Geloof je het zelf?" Robin kijkt me met lachende ogen aan. Haar zien lachen is inderdaad fijn. Zeker als je je bedenkt dat ze een gekneusde rib heeft en een gezicht vol blauwe plekken.

"Nou, eigenlijk niet, nee. Het is best gênant hoor, bang zijn voor een spookhuis terwijl ik zelf een geest ben!"

Robin draait haar hoofd scheef. "Dat had ik al door ja."

Als antwoord krijgt ze een scherpe blik afkomstig van mijn kant. En een lach. "Dit is een van de beste avonden die ik in tijden heb gehad," zucht ik. En het is waar. Afgezien van de gebeurtenis in de ochtend is vandaag geweldig. De jongens laten schrikken, de kermis. Het reuzenrad was prachtig, en het spookhuis hilarisch. Ik zal dit niet snel vergeten, weet ik.

"Bedankt, Robin. Voor dit." Ik maak een wijzend gebaar naar alles om ons heen. Het ziet er vast klungelig uit, iets wat me vrij weinig boeit.

"Als ik eerlijk ben," ik kijk op, "ben je echt niet zo'n slecht persoon. Wat je jezelf ook aanpraat."

Het blijft even stil en ik kijk naar de donkere hemel boven me. Het begint nu gevaarlijk bewolkt te worden, iets wat ik kan zien ondanks de verdere duisternis. Nou ja, duisternis. Er bestaat zoiets als lichtvervuiling, en in Rotterdam is deze goed zichtbaar.

"Benjamin, het spijt me om het te zeggen, maar je hebt het mis. Thanks though."

Ik knijp mijn ogen tot spleetjes. "Dat is niet waar." Ik haal diep adem, ofzoiets. Slecht persoon of niet, ik mag Robin. "Ik vind je in ieder geval niet zo'n stom persoon als je zelf denkt dat je bent." De lucht is nu helemaal bewolkt. De maan is niet meer zichtbaar door de wolken. Ook Robin lijkt dit nu op te merken.

"Ik denk dat ik maar een suikerspin ga scoren voordat het begint te regenen."

Ik knik. "Dat lijkt me een goed idee, al ben je eigenlijk wel gemeen omdat je me laat lijden. Ik wil ook suikerspin!" Het laatste jammer ik kreunend, al meen ik het niet echt. Fijn dat Robin voor een suikerspin gaat, ik meen oprecht dat ik dat fijn vind voor d'r. Hoe graag ik er zelf ook een wil, als ik eerlijk ben boeit het me niet. Er zijn veel dingen die ik niet kan, en daar moet ik me echt een keertje bij neerleggen.

"Hoezo vind jij suikerspin lekker? Ik vind ze goor."
Robin trekt haar wenkbrauw op. "Net zei je nog dat je er ook een wil." Ik haal mijn schouders op.

"Ja, en? Nu niet meer." Op het moment dat ik dat zeg begint het zachtjes te miezeren. Wat is er toch met regen? Het is april, ik heb helemaal geen zin meer in regen.

Zonder iets te zeggen begint Robin te rennen. Suikerspin verdwijnt met regen, dus ik snap wel waarom. Lachend ren ik haar achterna, langs de kermisattracties. Even werp ik nog een blik op het reuzenrad. Daar heb ik van genoten. Hopelijk blijft de kermis nog even staan, dan kan ik er ook nog een keertje in mijn eentje naartoe, al is dat stukken minder leuk dan met iemand anders. Al is het minder leuk dan met Robin. Ik begin echt een watje te worden, besef ik.

Hijgend sta ik naast Robin stil voor het tentje met suikergoed.

"Een suikerspin, graag." Ze pakt een paar munten uit haar zak. In het donker kan ik niet zien hoeveel geld het is, maar blijkbaar is het genoeg want de vrouw achter de tafel gromt iets en pakt een stokje. Het stokje hangt de vrouw in een suikerspinmachine en wacht tot het een grote bom van roze suiker is. Robin neemt de suikerspin aan, bedankt de vrouw en loopt weg. Ik stap haar snel achterna.

"Je weet dat het regent, hè? Lijkt me niet slim om hier te blijven staan."

Robin snuift. "Prima, we gaan wel weer terug naar mijn huis. Laat me eerst mijn suikerspin opeten."
Ik kijk haar vragend aan, waarop ze zucht. "Ik kan niet lopen en eten tegelijkertijd. En trouwens, zo hard regent het ook weer niet. We komen vast wel bij mijn huis voordat we kletsnat zijn geregend. Maak je daar maar geen zorgen om."

Zorgen maken doe ik niet. Ik word toch niet nat. Die woorden slik ik in, in plaats daarvan zet ik grote ogen op. "We gaan naar jouw huis?" Ik bedoel, het klinkt niet eens zo heel onlogisch, maar dan nog.

"Wat? Je dacht toch niet dat ik hier de hele nacht blijf staan?"

Ik wapper met mijn handen. "Nou ja, nee, maar ik bedoel dat je 'we' zei?" Mijn woorden klinken als een ratelslang op wiens staart is getrapt door een buffel. Wat ik bedoel te zeggen komt er niet uit zoals ik het wil. Ik schud mijn hoofd. "Wat ik probeer te zeggen, is dat ik-"

Robin onderbreekt me. "Dat je weer terug moet naar je graf? Ja dag, dat is behoorlijk lullig."

Dit is een interessant gesprek, moet ik toegeven. Robin denkt aan anderen, weer zo'n vreemde gebeurtenis. Ik maak maar een grapje, hoor. Zoals ik al zei, denk ik niet dat Robin echt zo slecht is. In ieder geval niet zo slecht als ze zich voordoet. Als mensen willen we dat anderen een bepaald beeld van ons hebben, en ik denk dat Robin zich probeert af te zetten van 'sociale bintenis'. Ik klink echt als een therapeut hier ofzo, wat erg.

Robin neemt een hap van haar suikerspin. Oké, misschien ben ik ergens toch wel een beetje jaloers. Jaloers dat ze leeft. En dat is misschien ook de reden dat het me boos maakt dat zij dat niet wilt, leven. Ze zal er wel een reden voor hebben, hoe stom ik het ook vind. Mijn hoofd gaat echt helemaal de verkeerde kant op, bedenk ik me. Ik kijk op als Robin plotseling stilstaat. Het is nu harder aan het regenen.
"Suikerspinnen zijn eigenlijk echt goor, je hebt gelijk." Ze grinnikt, maar ik kan horen dat ze ergens mee zit. Ik ga naast Robin staan. "Ik zei het toch." We kijken nu allebei naar boven, naar de lucht. Zo erg is het niet, de regen. Dat zal het wel zijn als we hier langer blijven staan, al maakt dat op dit moment niet uit.

"Wacht even," zegt ze. Ik doe wat ze zegt en kijk toe hoe Robin haar suikerspin enkele meters verderop in een prullenbak gooit. "Oké, ik ben er weer."
"Goh."

Sarcasme is gewoon een onderdeel van Robin, van mij ook. Ik denk daarom niet dat het kwaad kan om een bekgevecht te houden, hoewel Robin daar misschien anders over denkt.

"Verspilling van geld is het," lacht ze. Ik haal diep adem - ik heb inmiddels opgegeven om daar iets logisch van te maken, want dat is het gewoon niet - en kijk weer naar boven.
Twee mensen die niet oké zijn bij de uitgang van een kermis. Robin is niet oké, dat weet ik. En ik ben een geest, daar is weinig oké van te maken.
"Nou ja, dan weet je dat tenminste voor de volgende keer."

Robin schuifelt met haar voet. "Inderdaad."
In de verte toetert een auto. Verkeer gaat zelfs in de nacht door, dus het is nooit écht stil in Rotterdam. Dat vind ik nog wel het vervelendst aan deze plek. Het gebrek aan stilte. Stilte kan op je zenuwen werken, maar je kunt jezelf in ieder geval horen denken. In Rotterdam lijkt het soms alsof 'stilte' niet bestaat. Gewoon foetsie.

We staan nog steeds bij de poort van de kermis. De regen drupt op de tegels. Drup, drup. Robin en ik zijn allebei stil. Er is niks om te zeggen op het moment, denk ik.

Ik sta weer onder Robins slaapkamerraam. Mijn zweethandjes doen al pijn als ik ook maar denk aan de klim. "Kunnen we niet door de deur in plaats van door het raam?" vraag ik. Ik ben geen klimmer, dat past gewoon niet bij mijn aard. Ik ben eerder een wasbeer, snuffelend in afval op de grond. Al kunnen wasberen vast klimmen, en ik niet.

"Je mag niet door de deur." Robin geeft me een zetje omhoog. Met mijn hand klem ik de regenpijp vast en trek ik mezelf naar boven.

Ik trek mijn wenkbrauw op, al kan Robin dat niet zien. "Waarom niet?"
Onder me hoor ik Robin kreunen. "Gewoon, ik wil niet dat je daar komt."

Als ze het niet wil kan ik er moeilijk iets tegen doen, jammer genoeg. "Goed dan," mompel ik geïrriteerd. Ik ben niet per se geïrriteerd, maar de klim is ook weer niet super makkelijk en ik heb al mijn energie nodig om niet op de grond te mieteren. Focussen op de klank van mijn stem is dus niet mijn grootste zorg op het moment.
"Zijn je ouders nooit thuis, ofzo?" Ik ken Robin al - ik bedoel 'pas' - vier dagen, en ik heb haar ouders nog niet gezien. Ik bedoel, het is niet dat ze me voor zou stellen, aangezien ik een geest ben, maar dit is de derde keer dat ik door haar raam klim en ik heb nog niet eens een stem gehoord ofzo.

Mijn breincellen zijn even niet wakker, denk ik. Als ik me door Robins raam wurm is het eerste dat ik zie de tekeningen. Ik ben hier vandaag al eerder geweest, en ik weet dat de tekeningen zijn verplaatst. Misschien komt dat door Robins kat, of haar ouders zijn thuis geweest. Ik weet het niet.

Robin maakt de klim naar boven nu ook, dus ik wacht tot ze zich naar binnen heeft getrokken voordat ik haar aankijk. "Dus?" Ze heeft nog steeds niet geantwoord op mijn vraag.

Robin kijkt me met tot spleetjes dichtgeknepen ogen aan. "Nee. Ze zijn wel thuis, alleen niet nu."

Ze zijn thuis, maar niet nu. Dat werkt. Ik grinnik, stop daarmee als ik Robins gezichtsuitdrukking zie en zak neer op haar bureaustoel. Er is meer aan de hand met Robin dan ze laat merken. Ik heb gelijk, ze wilt zich inderdaad niet openstellen. Niet voor mensen, in ieder geval. Nu ben ik een geest, dus als ik lang genoeg met haar optrek zal ik wel te weten komen wat er in haar brein omgaat. Tot die tijd zal ik haar niet dwingen om erover te praten. Dat is niet iets wat ik zou willen als ik in haar schoenen stond, gedwongen worden om over problemen te praten terwijl ik er nog niet klaar voor ben. Dus, ik geef haar de ruimte. Ik weet weinig over Robin, en misschien is dat niet zo erg.

Robin strekt zich over me heen, drukt op het knopje van haar radio en stapt achteruit. Meteen als ik naar de muziek luister proest ik het uit van het lachen.

"Het is half twaalf en jij vindt het een goed idee om hardcore rock te luisteren?"

"But I like it, and I know you like it too!" Robin zingt met haar hele hart mee. Ik denk dat Robin emo is. Deze muziek en haar perfecte Engels, zijn daar het bewijs van.

"Dat klinkt alsof er net een kat is aangereden door een auto, hou op!" lach ik. En ik meen het honderd procent. Robin zakt neer op de rand van haar bed en laat zich achterover vallen.

"Aardig."

Dat zeker. Ik ben ook heel aardig, niemand kan me overtuigen van het tegendeel. Oké, misschien ben ik een beetje onaardig, maar ik spreek de waarheid. Ik zou nooit liegen om iemand anders slecht te laten voelen. Oké, heel soms. Oké, vaak genoeg. Te vaak. Ik sta op het moment om mijn levensbeslissingen opnieuw door te nemen om te kijken of er nog een kans is dat ik als een goed persoon kan worden beschouwt, als Robin een diepe zucht slaakt.

"Het was leuk, vandaag."
Ik ben het helemaal met haar eens. Behalve dan het pak slaag dat ze in de ochtend gekregen, dat had er van mij uit gemogen. "Vind ik ook." Ik draai rond op de stoel. Bureaustoelen zijn wel echt een next level zitplaats. Je kunt er op draaien, de hoogte verzetten, er mee naar de andere kant van de kamer rollen. Kortom, je kunt er heel veel mee. En ze zitten meestal ook prima. Het is een misdaad dat ze op scholen geen bureaustoelen hebben voor de kinderen. Dat doet gewoon pijn aan mijn leven, echt waar.

"Hoef jij niet te slapen?"

Ik kijk op. Is dat een serieuse vraag? Ik ben een geest, wat denkt ze. Nou ja, ik kan slapen. Dus ik zou niet weten waarom het geen goede vraag zou zijn. Ja, mijn gedachten zijn aardig tegenstrijdig, maar ik ben niet echt van het hebben van één enkele mening. Veel te simpel.

"Ik kan slapen, denk ik, maar ik doe het niet meer."

Robin gaat overeind zitten. "Waarom niet?"

Ik antwoord niet meteen. Nadenken wat te zeggen is moeilijk hoor. You can't blame me for that.

"Het zijn een soort nachtmerries, alleen dan echte herinneringen. Gewoon flarden. Ik weet het niet."

Het zijn niet echt.. slechte herinneringen. Eerder heel verwarrend. Als ik dan wakker wordt ben ik nog meer uitgeput dan voordat ik mijn ogen dicht doe.

"Dus je durft niet te slapen?"

Ik rol met mijn ogen. "Dat zou ik ook weer niet zeggen. Laten we het er bij houden dat het makkelijker is om wakker te blijven."

"Schijterd."

Ik ga staan. "Wat noemde je me nou?"

Robin heft haar handen op. "Ik zei niks hoor, dat heb je je ingebeeld."
Ik kom op haar af. "Ik dacht toch echt dat ik je me schijterd hoorde noemen."

"Dat hoorde je dan verkeerd!" Robin kijkt me uitdagend aan. Als ze een uitdaging wilt, kan ze die krijgen. "Geloof je het zelf?" Met een kreet werp ik me op haar.

"Hé!" Meer kan Robin niet uitbrengen voordat ik haar armen op haar rug heb geklemd. "Wat noemde je me, huh?" Ik heb haar stevig vast, maar niet zo hard dat het pijn doet. Dat hoop ik tenminste. Ik maak me geen zorgen meer om haar pijn te doen als ze zich uit mijn greep los wurmt en nu bovenop mij ligt.

"Ja, wat zei ik. Dat wil je graag weten, niet?"
Ze drukt mijn armen steviger tegen het bed. "Ja, dat wil ik weten," lach ik.
"Ik zei dat je een schijterd bent! Heb ik gelijk of niet?" Ze fluistert het in mijn oor, wat me kippenvel geeft. Toch geef ik me niet zo snel gewonnen. "Je hebt geen gelijk!" Ik schreeuw zo hard als ik kan en Robin deinst terug. Zo soepel als een regenworm kruip ik onder haar vandaan en grijp ik haar pols vast.
"Ik zei toch dat je geen gelijk hebt? Wie is er nu de schijterd?"

Op momenten zoals deze houd ik van mezelf. Nee echt, ik kan best goede opmerkingen maken. Ik pas wel in een maffia boek op deze manier.

"Wie is er nu de schijterd?" herhaal ik met een grijns.

Robin knippert met haar ogen. "Ik in ieder geval niet." Ze draait ons om en nu is zij weer degene die bovenop ligt. Ik steek mijn tong uit. "Ik vind van wel, hoor."

"Nou, dat vind je dan verkeerd," fluistert Robin. Ze verstevigd haar greep om mijn armen.

"Oké, ik geef me gewonnen." Er is geen andere uitweg, helaas. Robin kijkt me tevreden aan en rolt opzij. We liggen nu naast elkaar op haar bed. Een bed. Ik ben niet het soort geest dat in andere mensen hun huis gaat snuffelen, dus ik heb in de afgelopen drie jaar niet één keer in een bed gelegen. "Je bed is echt super zacht," kreun ik. Dat is het inderdaad. Als je het grootste deel van je tijd op een houten bank doorbrengt, is elk bed zo zacht als wolken.

Robin laat me in haar bed liggen, dus brengen we de nacht samen door. Ze is bijna meteen in slaap gevallen toen we stopten met praten, dus nu ben ik de enige die nog wakker is. Het is fijn, naast haar. Niet alleen omdat het bed lekker ligt, maar ook omdat het aanzicht van een slapende Robin.. anders is dan haar wakkere zelf. Ze ziet er vredig uit. Ik streel zachtjes met mijn hand over haar rug. Ze heeft haar trui niet uitgedaan, en het is zeker geen gebaar van liefde dat ik haar aai. Ik wilde gewoon voelen hoe zacht haar trui is.

Misschien kan ik het weer proberen, om een nacht te slapen. Misschien. Voor nu vind ik het nog prima om wakker te liggen. Zolang ik na kan denken is alles prima.

"Het spijt me zo van Ester," mompel ik, wetend dat ze me niet kan horen in haar slaap. Het spijt me, dat ik niet meer weet. Het spijt me dat het mijn schuld is. Vandaag was een van de beste dagen die ik in lange tijd heb gehad. Ik wil Robin niet verliezen, want al ken ik haar nog maar vier dagen, ze betekent al aardig wat voor me. Niet alleen omdat ze de enige is met wie ik kan praten, maar ook omdat ze best te genieten is. Ik denk terug aan het spookhuis, het reuzenrad, de suikerspin die uiteindelijk alleen maar weggegooit geld was.

Ik denk dat ik meer waarde hecht aan Robin dan ik laat merken. En ik ben niet van plan deze vriendschap nu al te verpesten, dus ik vertel haar niet over mijn schuld in de dood van haar zus. Ik wil Robin niet verliezen, dat kan ik niet.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro