Ettertjes

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Hun voeten donderen op de overloop en de trap en ze roepen. Heen en weer. Op en af. Ze lachen. Ik druk mijn handen over mijn oren en staar naar het scherm van de computer.

De deur van de bureau zwaait open.

"Wat ben je aan het doen?" vraagt één van de jongetjes. Zijn broertje komt ook binnen.

"Ik ben aan het schrijven aan mijn boek."

"Schrijven? Is dat niet saai?"

"Ik vind van niet."

De grootste van de twee drukt met zijn wijsvinger een toets in van de piano. En nog één, met zijn andere hand. Zijn broertje komt naast hem staan en doet hetzelfde. De noten wringen met elkaar. Eén van hen slaat met een vlakke hand op zoveel mogelijk toetsen, zwart en wit. Hij lacht en doet het nog een keer. Harder, luider. Nu slaan ze allebei met vlakke handen. Laag, hoog, soms met beide handen tegelijk. De metronoom op de piano ratelt.

"Hey! Hou daar eens mee op!" Ze slaan nog eens. Laten zich vallen op de piano met hun armen en hun borst, hun volle gewicht. Ik stop mijn vingers in mijn oren. Te luid. Te veel.

Wout komt binnen.

"Hey, Wout. Kunnen jullie alsjeblieft naar ergens anders in huis gaan, zodat ik kan werken. Dit is echt niet leuk voor mij." Wout knikt. De jongetjes volgen hem, en ik sluit de deur. Ik schrijf een beetje. Eén zin. Twee.

De deur gaat opnieuw open.

'Knal!' De jongetjes houden plastic geweren vast en ze lachen.

'Knal!'

"Stop daar eens mee! Dat mag je echt niet doen. Daar kun je mensen hun oren mee kapot maken."

Ze halen hun schouders op, en weg zijn ze.

***

Het is gestopt met regenen en de jongens zijn gaan voetballen. Een bal bonkt tegen de muur en de achterdeur gaat open.

"Wat ben je aan het doen?" vraagt één van de jongetjes. Ik toon mijn schriftje. Op de kaft heb ik 'dagboek' geschreven. Hij pakt mijn schriftje vast met beide handen en trekt.

"Hey!" Het glijdt door mijn handen, maar ik grijp het opnieuw vast. Ik trek ook. Hard. De kaft is glad en het schriftje schiet uit zijn handen. Ik klem het tegen mijn borst en bal mijn rechterhand tot een vuist. Ik wil met mijn arm zwaaien, kracht zetten, iets breken, slaan.

Sven komt erbij en ik kijk op en het jongetje rukt mijn dagboek uit mijn handen.

"Hé! Geef terug!" Ik krabbel recht uit de zetel en grijp naar mijn schriftje, maar het salontafeltje staat in de weg en mijn arm zwaait door de lucht. Het jongetje staat aan de andere kant van de tafel. Ik stap naar links. Hij ook. Naar rechts dan. Hij ook. Hij en zijn broertje lachen. Ik buig over het salontafeltje, maar hij stapt naar achter. Hij wil naar de living lopen, maar Sven slaat zijn armen om zijn middel en tilt hem op. Ik gris mijn schriftje uit zijn handen.

"Zie wat je hebt gedaan! Nu is het gekreukt!" Ik probeer de kaft en de eerste pagina's glad te strijken. "Je moet echt oppassen dat je me nu niet boos maakt, hoor. Dat kan echt niet!"

"Of wat? Wat ga je doen?" zegt het jongetje. Mijn hoofd voelt licht en ik zie voor me hoe ik hem sla, die ettertjes een lesje leer. Ik vóél het, maar ik doe het niet.

Sven neemt hen mee en ik ga terug zitten. Ik wil niet stilzitten, maar ik wil ook niet bewegen, en ik wil huilen en roepen en schrijven, maar niet zolang die kinderen in huis zijn. Wou ik hen echt slaan? Ik wil nooit iemand slaan. En ik ben niet eens boos. Ik zou boos moeten zijn, maar ik voel me alleen heel klein. Waarom kon Sven niet gewoon doen wat hij moest doen? Waarom moest hij die ... die ettertjes mee naar huis brengen?

Sven komt de keuken binnen. "Birthe? Wij gaan zwemmen."

"Waar ga je dát doen?"

"Bij hun grootouders. Die wonen in de Leliestraat in da groot huis."

"Je weet dat je niet te lang mag wegblijven, he. Mama en papa komen straks thuis en we moeten op tijd gegeten hebben voor het feest."

"Jahaa."

"Je mag al blij zijn als ik vanavond niks aan mama en papa zeg. Dat kan echt niet, dat ze mij hier zo lastigvallen in mijn eigen huis, terwijl zij gasten zijn."

"Doe 's niet zo dramatisch. Ge moogt al blij zèn da 'k u heb verdedigd."

"Blij zijn? Ik moet blij zijn?" Sven gaat naar buiten.

Wanneer ze weg zijn, schrijf ik in mijn dagboek, maar mijn letters zijn wankel en mijn vulpotlood glipt bijna tussen mijn vingers uit. Ik schrijf en schrijf, klem mijn vingers om mijn potlood. Eén pagina, twee pagina's. Eindelijk bibbert mijn hand niet meer.

***

Author's Note: Ik heb dit geschreven voor een opdracht voor Creatief Schrijven. Het is echt gebeurd, maar ik heb de namen van mijn broers veranderd.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro