11. Het Verhaal Van Elvyne

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Dit verhaal is geschreven samen met @Timooo0
Enjoy! x

Ik zag hem in de verte staan, starend naar iets wat ik niet kon zien. Zijn haren, zwart als de nacht, glansden in het zonlicht en wapperden in de wind, waardoor het warrig om zijn hoofd zat. Zijn houding was statisch, sterk, alsof hij de hele wereld aankon. Die prachtige blauwe ogen, zo wijs alsof ze alle tijden hadden meegemaakt, schitterden boos, als schuimkoppen op een ruwe zee.
Er naderde een lange man, hij droeg een mantel zo zwart als de nacht met een hoed die over zijn ogen getrokken. De man haalde een lang metalen voorwerp uit plooien van zijn mantel en handige het over aan de mysterieuze man met de blauwe ogen.
Ik wist niet in hoeverre ik de man met de blauwe ogen mysterieus kon noemen, ik wist immers wie hij was. Het was de neef van de Stamoudste, men vertelde dat hij met blote handen draken had gedood en de elfen uit het Noorden had verwoest met een zwaardslag. Iedereen in de stam wist wie hij was, maar niemand kende hem, hij was gevaarlijk, en dat wisten ze.
Ik als hulpje van de stalmeester van onze stam was zo laag in rang dat ik niet eens kon hopen op een gesprek met Tarin. Toch stond ik iedere keer vooraan bij het ontvangst als hij weer teruggekomen was van een zijn missies naar verre rijken en ging altijd naar de taveerne waar hij op zaterdag over zijn avonturen vertelde als hij genoeg op had.
Ik zag hem dus vaak genoeg. Elke ochtend zelfs, wanneer hij zijn paard Horizon kwam halen om te rijden in de uitgestrekte wouden die onze stam omringden. Nog nooit had ik, een simpele stalknecht, het aangedurfd hem aan te spreken, of zelfs maar in de ogen te kijken, uit angst dat zijn blikken konden doden, zoals in de verhalen die men vertelde aan de kleine kinderen van de stam om hen respect te leren.
Tot die ene morgen. Alles was anders die dag. Ik kon het voelen vanaf het moment dat ik opstond, Er hing iets in de lucht, er zou vandaag iets gebeuren. Dus ik stond op en liep naar buiten. Ik ging naar de put om water te halen voor de paarden maar toen ik terugkwam was alles stil in het kamp. De wind draaide en de stank van verrotting drong mijn neusgaten binnen en in het midden van dat alles stond Tarin volledig onder het bloed.
Je kon direct zien dat het niet zijn eigen bloed was dat aan hem kleefde. Met een gebogen hoofd liep ik naar hem toe, waardoor ik nog kleiner leek dan ik al was. "Verlangt u een bad, Heer?" vroeg ik zacht, haast fluisterend terwijl mijn knieën knikten van angst.
Ik zag of hoorde het niet, ik voelde gewoon dat hij zijn hoofd schudde, een beleefde weigering.
"Zeg de Stamoudste dat ik op hem wacht bij het ravijn aan zee, hij zal weten wat ik bedoel."
Tarin zei niets meer, maar ik wist genoeg. Ik zou hem volgen en weten wat hij van plan was, het mysterie om hem heen moest opgelost worden.
Tarin sjokte naar de stallen, ondertussen veegde hij het bloed van zijn zwaard af aan zijn dikke leren broek. Wat zonde dacht ik nog terwijl hij in de stallen verdween. Ik bleef nog even staan en besloot daarna ook de stallen in te gaan op zoek naar de donkerbruine pony van de stalmeester's zoon. Nog voordat ik stal binnenliep hoorde ik al de hoeven van Horizon in galop het kamp verlaten.
Ik sprintte naar de paarden die al opgezadeld waren voor de oefening. Als een van de jongste stalknechten was het mijn taak om de paarden waarop niet gereden werd in vorm te houden. Ik koos voor Merla, een grijze merrie, mak maar snel en ging in galop achter Tarin aan zonder dat hij het op zou merken.
Ze reden zo voor uren richting het noorden, van de zee af. Gesproken over de zee ik was totaal vergeten om het stamhoofd te vertellen om naar de klif aan de zee te komen. Nou ja nu was het te laat als ik nu zou omdraaien zou ik Tarin zeker kwijtraken. Doorrijden dan maar en hopen voor het beste.
Toen de zon al aan zijn weg naar de horizon begonnen was om daar te verdwijnen en de maan haar gang te laten gaan, stopte Tarin pas. Het was op een open plek in de wouden, ver van het pad af. Tarin stond met zijn rug naar me toe terwijl ik langzaam dichterbij sloop nadat ik Merla vast had gemaakt aan een tak. Toen ik de juiste schuilplek had gevonden, klonk Tarins stem door de bomen.
"Ik weet dat je daar bent, stalknecht."
Ik kroop tussen de bosjes vandaan en liep het maanlicht in. Tarin bleef zitten in zijn meditatie houding. Niet wetend wat er van mij verwacht werd bleef ik aarzelend aan de rand van de open plek, beschut onder de vriendelijke reuzebomen.
"Dochter van Aericon, afstammeling van Thor, de wouden verbergen vele kwaden."
Verschrikt zette ik een aantal stappen naar voren. Wat zei die man over mij? Mijn ouders waren gestorven in de strijd tegen de Zuidelijke Elfen van Overzee, nooit was mij hun naam verteld. Ik weet enkel mijn eigen naam, niets anders dan dat.
"Ken.. Kende u mijn ouders?" vraag ik terwijl de tranen sporen trekken over mijn gezicht.
Het blijft stil, alles lijkt zijn adem in te houden. De bomen in het bos, de eekhoorns in de bladeren en de vos die zich verschuilt in het struikgewas.
Dan begint Tarin te spreken: "Je staat voor een splitsing in je leven. Je hebt twee keuzes, je kan mijn leerling worden of-"
Hij haalt diep adem en pas na enkele seconden spreekt hij verder.
"Of je gaat naar waar je ouders vandaan komen, jonge Elvyne. Je gaat naar Overzee."
Ik strijk mijn zilverwitte haren uit mijn gezicht als ik zijn kalme woorden hoor. Kom ik van een mensenstam uit Overzee? Ik wist niet dat mensen daar konden leven, maar misschien had ik familie daar, familie die mij in huis zou nemen en van me zou houden als een dochter.
Aan de andere kant kan ik in de leer gaan bij een legende waar ik in mijn jeugd zoveel van gehoord heb. Ik heb altijd al de pest gehad aan mijn saaie leventje als wees in de stam. Als kind moest ik de vervelende klusjes doen als de toiletten ontruimen, hout sprokkelen en kledij wassen. Als iemand iets niet wilde doen, moest ik het doen.
Als ik nu in de leer ging bij deze man... zou alles veranderen.
Gelukkig zou ook alles in mijn leven veranderen als ik naar Overzee zou gaan. Als ik hem zou vragen mij te leiden zou ik onderweg ook nog mysteries rondom Tarin kunnen ontrafelen, misschien zelfs wat van hem leren. Ik besloot vlug, zelfs al was mijn keuze eigenlijk al gemaakt voordat ik begon met redeneren. Ik zou naar Overzee gaan, met hem als begeleider.
Nu ik mijn beslissing had gemaakt, was ik een stuk zekerder. Toen ik Tarin mijn besluit vertelde, slaakte hij een zucht van verlichting. "Je hebt een juiste keuze gemaakt," zei hij. "We vertrekken morgen bij het eerste zonlicht richting de bergen van Atheria. Vanuit daar kunnen we met behulp van de stammen naar Overzee komen.
Ik knikte.
"We vertrekken vanuit hier," voegde hij nog toe aan zijn woorden. "Er is geen tijd voor afscheid of voorbereiding. Het woud heeft alles te bieden, alles wat wij nodig hebben. Goedenacht, jonge Elvyne, rust uit."
Nadat hij dat gezegd had, legde hij zichzelf neer op de grond, waarna er niet veel later een zacht gesnurk bij hem vandaan kwam.
Ik wilde ook wel gaan slapen, maar ik had zo'n honger. In al mijn haast was ik vergeten om proviand mee te nemen. Hij zou het vast niet erg vinden als ik wat eten uit zijn zadeltas zou pakken. Ik liep naar zijn ros Horizon en streelde zachtjes over zijn neus om hem gerust te stellen. Ik opende een van de tassen en zag daar een aantal appels liggen.
Op het moment dat ik een hap wilde nemen, stootte Horizon hard tegen mijn hand. Natuurlijk, dacht ik toen, die appels zijn voor hem bedoeld.
Mijn honger was echter zo erg dat ik eerst een aantal happen nam van de vuurrode appel voordat ik de rest aan het prachtige, grote paard gaf. Het knabbelde rustig aan het stuk, vriendelijk, zonder een poging te doen in mijn hand te bijten.
Ik probeerde zacht te hoesten toen er een stukje appel vast kwam te zitten in mijn keel , maar het hielp niets. Ik kreeg bijna geen adem meer, waarom moest die appel dan ook pakken?
Ik kreeg het benauwd en viel op de grond. Horizon boog zich over me heen en keek me vragend aan.
Waarom valt een appel stelend mens op de grond?
Nog steeds stikkend hoorde ik op de achtergrond het zachte gesnurk van Tarin. Toen stootte Horizon zijn hoofd tegen mijn borst en de appel schoot vrij. Het landde een eindje verderop in het gras, waarna Horizon er tevreden naartoe liep om en vervolgens rustig aan de knabbelen.
Ik kromp ineen van de harde stoot die het paard mij gaf, een paardenhoofd kan best wat kracht geven, in elk geval meer dan ik had verwacht.
Happend naar adem lag ik daar op de koele bosgrond, nog steeds dansten er zwarte vlekken voor mijn ogen. Mijn borst deed pijn, mijn ribben voelden beurs en mijn hoofd was zwaar, zo zwaar...
Mijn ogen sloten als vanzelf en alles werd binnen enkele hartslagen zwart.


Toen ik mijn ogen opendeed, zag ik een helderblauwe lucht. Er trokken pijnscheuten door mijn borst bij iedere ademhaling. Pas op dat moment besefte ik hoeveel honger ik had.
Ik richtte mezelf op en zag iemand tegen en dikke boom aan zitten. "Ewden," zei ik met een dikke tong.
Verrast keek de persoon bij de boom op. "Gelukkig, je bent eindelijk wakker," zei hij met een zachte stem. Het was duidelijk dat hij gehuild had, je zag het aan zijn rode ogen. "Je zal wel honger hebben." Hij liep naar de tassen en haalde er een reusachtige appeltaart uit. Waarom ben ik die niet eerder tegengekomen? En waarom had Tarin gehuild?
Dat was dan ook exact hetgene wat ik aan hem vroeg. "Waarom heeft u gehuild?" Ik wist niet of het geapprecieerd werd dat ik het vroeg, meestal vraag je dat niet aan een belangrijke Heer.
"Ik dacht dat ik je zou verliezen, toen je in de dodenslaap lag. Ik heb je pas net gevonden, kleine zus, ik wil je graag heelhuids thuisbrengen," zei hij met een kalmerende stem terwijl hij me een royaal stuk van de taart gaf.
De taart was verrukkelijk. Na driekwart ervan opgegeten te hebben, besloten we om toch nog wat mijlen af te leggen voordat de zon in de zee zou zinken. Ik liep naar de plek waar ik Merla aan een tak had vastgeknoopt, maar waar eerst de merrie stond, hing nu niets meer dan een door-gekauwd stuk waarmee ik haar had vastgebonden.
Bij de goden, ze was weg! Het was nog wel mijn favoriete paard... Blijkbaar was ik niet haar favoriete ruiter, anders was ze vast wel gebleven.
Ik zuchtte en liep terug naar de plek waar Tarin op me wachtte. Hij keek me vragend aan toen ik zonder Merla aankwam, en ik schudde mijn hoofd. Hij knikte begrijpend en zette me toen op de rug van Horizon, waarna hij er zelf achter klom. Hij gaf zijn paard de sporen, waarna we tussen de bomen door zoefden.
Naarmate we steeds verder reden, veranderden de reusachtige bomen in kleine en lage struikjes. We stopten bij een aantal stroompjes om onze waterzakken te vullen. Daarna begonnen de tekenen van bewoning komen: Een kleine boerderij in de uitlopers van de bergen, een klein dorpje. Toen we eenmaal de pas door waren gereden kwamen we in de meest indrukwekkende stad die ik ooit had gezien. Ik wist direct wat de naam van de stad was, Overzee.
Waar de naam vandaan kwam was onduidelijk, want om bij Overzee te komen hoefde je helemaal niet over zeeën van water, het enige waar je overheen moest waren bergen. Aan de andere kant, Overberg klinkt een stuk minder mysterieus en groots dan Overzee. Om die reden snapte ik wel waarom de stichters het zo hadden genoemd.
Overzee was gebouwd tegen de kliffen aan. De rijkeren hadden hun huizen in het klif gemaakt terwijl de armere mensen in houten huisjes woonden. Het geheel zag er spectaculair en bijzonder uit.
"Woont daar mijn familie?" vroeg ik verbaasd.
Tarin knikte. "Daar wonen onze ouders, Elvyne, onze ouders en ons kleine broertje van vier." Ik hapte geschokt naar adem toen ik dat hoorde. Mijn ouders, leefden nog?
Ik had de afgelopen uren tijd gehad om te verwerken dat Tarin mijn oudere broer was, maar hij had me nog niet verteld dat mijn – onze – ouders nog leefden.


We reden het laatste stuk ik stilte verder. Eenmaal aangekomen bij de voet van het klif zetten we Horizon bij vele andere paarden in de stal, waarna we het klif inliepen. Er was een grote gezamenlijke ruimte waar allerlei trappen, gangen, en touwliften op uit kwamen. We liepen naar een van de trappen aan de rechterkant van de kamer en begonnen de trap op te lopen. Na een tijdje omhoog te hebben gelopen begonnen mijn spieren te verzuren en mijn benen pijn te doen. Toch kon ik het einde van de trap nog niet zien.
Pas nadat we twee keer gerust hadden en ik me al minstens vijf keer had afgevraagd waarom we niet met de touwliften gegaan waren, kwamen we uit op een hele lange gang. Tarin ging me galant voor en wees me de weg naar een van de grotere huizen in de kliffen. Pas toen ik dacht dat ik echt niet meer verder kon, stond hij stil en klopte hij op een grote, hardhouten deur.
De deur werd opengedaan door een klein jongetje met grote blauwe ogen als die van Tarin. "Hey, wat ben je al weer groot geworden," zei hij.
"Mááám!" schreeuwde het jongetje. "Er staan twee enge mensen voor de deur!" Hij verstopte zich meteen achter een tafel in het halletje. Direct daarna kwamen een man en een vrouw de hal binnengelopen.
Zodra de vrouw ons zag, werd ze lijkbleek. Haar ogen, groot als die van een porseleinen pop, werden zo mogelijk nog groter toen ze angstvallig een paar stappen naar ons toe zette. "Tarin?" vroeg ze ongelovig. "Elvyne?"
"Mam?" antwoordde ik met een trillende stem. Ze knikte langzaam, waarna Tarin zijn arm om me heen sloeg en zachtjes grinnikte.
"Ik zei toch dat ik haar zou vinden."

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro