19: Amélie

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

"Mevrouw de Laar?" ik keek verschrikt op toen ik mijn naam hoorde. Mijn lerares Frans gaf me een strenge blik terwijl ze me met haar handen in haar zij op mijn kop gaf. "Ik weet dat je goed voor Frans staat, maar dat geeft je nog niet het recht uit het raam te staren en niet op te letten."
Ik zuchtte. "Sorry, mevrouw Morvant," verontschuldigde ik me vlug. "Het zal niet meer gebeuren."
Ik probeerde mijn aandacht weg te houden van de vreemde figuren aan de rand van het schoolplein. Vreemde figuren die alleen ik kon zien, al mijn gehele leven. Vroeger dachten ze dat ik gek was, wilden ze me laten behandelen bij de psychiater, maar het haalde niets uit. Ik leerde gewoon mijn mond te houden omdat het me duidelijk werd dat niemand ze kon zien, behalve ik.
De Onbekenden, noemde ik hen. Ik zag ze overal, op willekeurige plekken. In de winkel, op het station, op straat... En nu ook op school.
Ze waren niet anders dan gewone mensen, tenminste niet op het eerste gezicht. Ja, ze droegen soms wat gekke kleding die totaal niet paste bij de tijd van nu, maar verder waren ze normaal.
Het zorgde er voor dat ik me speciaal voelde, omdat ik dingen kon zien die niemand anders zag. Dat was fijn, het me speciaal voelen.
Het is niet echt een gevoel dat ik vaak heb. Meestal ben ik een niemand, een onbekende. Op school ben ik dat meisje met de hoge punten, dat muurbloempje, dat meisje zonder een echt duidelijk talent. Dat meisje zonder echte vrienden.
Ik had Maxon, dat wel.
Nou ja... hebben... dat was wel een groot woord. Hij keek wel eens naar me. Het leek wel alsof ik hem opviel soms.
Hij zei wel eens sorry als hij per ongeluk tegen me aanbotste in de gang, of zei asjeblieft als hij me de toets natuurkunde uitdeelde. Verder deed niemand dat, dus ook dat zorgde er voor dat ik het gevoel had dat hij me wel aardig vond. Tenminste, voor zover dat mogelijk was.
Je zou kunnen zeggen dat ik hem leuk vond, maar meer dan een gepiepte 'maakt niet uit,' of 'dankjewel,' had ik nooit tegen hem durven zeggen. Ik zou toch nooit echt met hem praten... Al zou dat geweldig zijn, als ik het durfde. Hij was zo knap... en bijzonder... en aardig... Maar ja, dat zou hij van mij vast niet denken.
Ik was toch maar een muurbloempje.
Daarom was het zo bijzonder en fijn dat ik de Onbekenden kon zien. En natuurlijk dat ik wel eens de gedachten van mensen had gelezen. Dat was ook leuk.
Het gebeurde niet vaak, maar soms, als ik me diep concentreerde, lukte het me om de gedachten van een ander te horen. Wat zij dachten kwam dan gewoon ineens aan in mijn hoofd, al was het nooit langer dan drie seconden, voordat ik de connectie weer verloor.
In elk geval, dat en de Onbekenden zorgden er voor dat ik me niet alleen maar dat muurbloempje voelde, zelfs al had ik niets aan beide talenten.
"Mevrouw de Laar, de laatste keer. Ik ben iets belangrijks uit aan het leggen. Let op!"
Onbewust was ik weer naar buiten gaan staren, oeps... Ik voelde hoe ik vuurrood werd toen sommigen van mijn klasgenoten hardop begonnen te gniffelen. "Sorry, mevrouw," antwoordde ik beschaamd. Mevrouw Morvant zuchtte luid en ging verder met uitleggen, terwijl ik langzaam de tijd aftelde totdat de bel zou gaan, proberend er uit te zien alsof ik op aan het letten was.

Ook bij scheikunde, Nederlands en wiskunde D zag ik de vreemde figuren staan. Het leek soms wel alsof ze naar me keken, iets wat ze nog nooit eerder hadden gedaan.
Kortom: het was anders dan normaal.
Ik kreeg een vervelend gevoel in mijn maag, maar probeerde het te negeren. Ik moest en zou goed scoren bij de toets Latijn die middag.

Toen ik die middag de school na het achtste uur uitliep, richting huis, stonden de Onbekenden er nog steeds. Ze volgden me met hun donkere ogen, liepen nonchalant achter me aan, terwijl ik uit angst maar sneller en sneller begon te lopen, de zware boekentas nog altijd op mijn rug.
Het laatste stuk naar huis was het ergst, ik woonde immers achter de sportvelden in een pas gebouwde wijk, en in de middag was er nóóit iemand bij de voetbal-, hockey-, of korfbalvereniging.
Ik zette de volle sprint in om zo snel mogelijk bij mijn huis te komen, maar dat was het moment dat de Onbekenden in actie kwamen. In een enkele sprong waren ze bij me, en zodra ze me vastpakten, verdween ik.
En met mij ook mijn bewustzijn.

Ik werd wakker op een plek die ik niet herkende. Hoewel het bed heerlijk lag – zacht, warm en gewoon absoluut geweldig - voelde ik me niet op mijn gemak. Dat zou ook kunnen komen doordat ik niet meer leek op wie ik was. Mijn vale spijkerbroek en afgedragen t-shirt waren verruild voor een blauwe jurk met een zeer strak korset. Mijn sneakers waren ook verdwenen, in plaats van die fijne instappers droeg ik nu hakken van minimaal een aantal centimeter.
Op het moment dat ik in de spiegel keek, herkende ik mezelf al helemaal niet meer. Mijn ooit doffe rode haren glansden prachtig in het zonlicht dat door een raam de kamer binnenviel, mijn ogen waren bijna twee keer zo groot als eerst en de blauwe kleur van mijn irissen kleurde haast perfect bij de jurk, en mijn volle lippen hadden een zachtroze glans.
Al met al voelde ik me voor het eerst in mijn leven een schoonheid, zelfs al voelde ik me niet mezelf. Ik was een ander, dit was ik niet.
Ik droeg geen sieraden met schitterende edelstenen. Mijn huid was niet egaal als dat van een model, ik was niet zo lang als nu.
Nee, dit kon ik onmogelijk geweest zijn. Maar toch was het zo.
"Amélie?" hoorde ik. Mijn naam? Wie kon mijn naam nou weten? Ik had de Onbekenden nooit gesproken, laat staan dat ik mijn naam had verteld. Die konden ze niet weten!
"Ja?" piepte ik, mijn stem trillend, mijn knieën knikkend en mijn handen bevend.
"Komt u met mijn mee? Koningin Isolde verwacht u."
Ik liep gedwee achter de verschijning aan, een wezen dat ik nog steeds niet echt kon zien. Het was er, maar het was er ook niet. Het was een aanwezigheid, zonder een lichaam.
Dat was niet hetgeen waarover ik mijn hoofd brak, trouwens. Ik bedoel, ik zou een koningin ontmoeten, een koningin! Waarom ik? Ik was slechts Amélie de Laar, een onschuldig muurbloempje zonder echte talenten. Ik was niet mooi, kon niet zingen, ik was niet bijzonder. Waarom een koningin? Hoe moest ik reageren? Ik... wist gewoonweg niet wat me te wachten stond.

Koningin Isolde was een... aparte verschijning. Op een zilveren troon zat ze, haar gezicht koud en emotieloos, haar ogen ijsblauw, haar handen gevouwen in haar schoot. Ze was als een standbeeld, versteend in de tijd.
Maar ze was beeldschoon. Zo mooi dat ik zou willen huilen van jaloezie, dat mannen elkaar zouden vermoorden om haar te mogen aanraken. Ze was zo verschrikkelijk mooi dat iedereen doodstil was in haar bijzijn. Ze had gezond glanzende blonde pijpenkrullen die tot haar middel vielen. Een donkerpaarse jurk die schitterde als een sterrenhemel omhelsde haar vormen. De dunne stof leek haar wel te dragen, in plaats van dat zij de jurk droeg. Het was alsof alles om haar heen in dienst stond van haar.
Haast instinctmatig maakte ik een diepe reverence, tot ze mijn naam zei met een koele stem.
"Amélie."
Ik stond trillend op, mijn hoofd gebogen.
"Ik weet van je talenten, Amélie," klonk haar stem als een tinkelende bel. "Ik weet dat je de gedachten van anderen kunt lezen, en wil je daarom een voorstel doen." Ze kwam direct tot het belangrijkste punt.
"Maester Niesjke zal je je gave leren beheersen, waarna je zult toetreden tot de Selecten, om het mensenrijk voor me in de gaten te houden. Je kunt gewoon terug naar huis, maar je zult altijd in mijn dienst zijn." Zie hield even stil, terwijl ik uit alle macht na probeerde te denken. Dan was ik bijzonder, anders dan de rest. Dan was ik speciaal.
"Natuurlijk heb je altijd een keuze, Amélie..." vervolgde ze met haar koele stem. "Je kunt ook kiezen dit niet te doen... maar dan zal je deze plek nooit verlaten. Niet levend, in elk geval." Haar stem kreeg een ijskoud randje bij haar laatste woorden, waardoor ik banger voelde dan ik ooit had gedaan.
"Dus... wat is je keuze, Amélie?"

Die nacht keerde ik terug van het rijk van de Onbekenden een opdracht duidelijk in mijn hoofd. Speel alle geruchten door, lees de gedachten van de belangrijke mensen, en geef alle informatie door aan de koningin. Dat kon ik wel.
Ik was nu speciaal. Bijzonder.
En dat zagen anderen ook.
Ineens hoorde ik overal gefluister, iedereen keek om, naar mij. Ze hadden ogen vol ontzag bij mijn nieuwe uiterlijk, mijn zelfverzekerdheid, nu ik een doel had in mijn leven. Ik voelde me zeker, voelde me speciaal, en ik beende recht af op die ene leuke jongen.
Maxon.
Die lieve jongen, die van mij. Mijn Maxon. Het voelde goed om dat te denken, stiekem. Ik hoopte met heel mijn hart dat ik dat ooit hardop zou kunnen zeggen.
"Hey, Maxon," zei ik zonder te blozen. "Zin om vanmiddag iets leuks te doen?"


Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro