34. Charlestown

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

- Charlestown -

Ze ging met hen mee naar Charlestown, Billy's moeder was een begripvolle vrouw en Becky begreep waarom Billy van haar hield.
Het huis van zijn ouders was een grote vrijstaande villa aan de rand van de stad.

Zijn vader was nogal verrast over de komst van Becky. De liefde van zijn overleden zoon. Hij had gezien hoe ze arm in arm uit de auto stapten toen ze arriveerden nadat ze een week bij de kust hadden gespendeerd. Om alles te regelen rond de dood van zijn zoon.

Hij vroeg zich af of hij een slechte vader was geweest, nooit had hij zijn zoon weer gezien of had hij iets van zich laten horen. Het knaagde aan hem als een ongezegde zonde en hij wist niet hoe hij de jongedame moest ontvangen. Hij stond in de deuropening, begroette zijn vrouw, drukte een zoen op haar voorhoofd. Hij zag de tranen in haar ogen, het verdriet in haar ziel. En hij voelde het ook, verdomme, het deed pijn. Zijn zoon was veranderd jaren geleden en hij had gehoopt dat tijd het goed zal maken. Tijd was er altijd om dingen beter te maken. En dan was ineens je tijd over.

'Mevrouw,' zei hij tegen de jongedame en hij moest toegeven, ze was prachtig, 'het spijt me van Billy, we zouden voor u zorgen zolang dat nodig is.'

Ze knikte enkel, keek hem aan met een blik in haar ogen die hij niet kon plaatsen. De man wierp een snelle blik op zijn oudste – en inmiddels enige - zoon, 'Robert, breng haar naar haar kamer, ik moet je moeder spreken.'

Robert knikte braaf, wende zich daarna naar Becky en glimlachte poeslief, 'na u.' zei hij en liet haar voorgaan. Becky zuchtte haast ergerlijk en passeerde hem zonder aandacht te geven. Ze had hem niet veel gezien de afgelopen dagen maar ze kon hem niet uitstaan. Hij leek zoveel op Billy dat het haast eng was, naast zijn gedrag natuurlijk, wat was zijn gedrag onuitstaanbaar. In elk opzicht leek hij zijn gelijk te krijgen en hij had haar een paar keer uitgedaagd, voelde ze, misschien was het enkel haar verbeelding. Maar wanneer hij zo dicht bij haar kwam staan dat ze zijn adem in haar nek kon voelen of wanneer hij haar arm streelde zonder aankondiging, nee, dat was waarschijnlijk geen verbeelding. Het maakte haar boos, hoe durfde hij, ze zat nog vol verdriet van haar verlies. Ze dacht bij alles aan Billy en ze wist niet of ze hem ooit weer zal zien. Hij was weg, dood, verdwenen. Ze kon hem niet terughalen en dat was té pijnlijk om te geloven. Ergens wilde ze nog geloven dat hij er was, ze had hoop. Een klein beetje hoop wat ze nooit op zal geven.

De eerste dagen in het huis van de familie Davis waren onwennig en ze had geen idee hoe vaak ze wel niet gevraagd had waar de glazen stonden. Ze voelde zich verloren, een vreemdeling.
Haar ogen staarden naar het plafond, het was middernacht en ze kon niet in slaap komen. Zoals elke nacht sinds de verdwijning van Billy - ze weigerde te zeggen dat hij dood is -.
Zonder Billy stelde ze niets meer voor, hij was in de weken dat ze hem kende, haar wederhelft geworden en het leek steeds moeilijker te zijn om verder te gaan. Het was alsof ze met elke minuut verder van hem werd verwijderd en dat deed pijn. Ze koesterde de brief die hij haar ooit had gegeven, las zijn woorden keer op keer. Ze kende het inmiddels uit haar hoofd en ze kon hem zelfs horen als ze zijn handschrift zag. Zijn rauwe stem, die de pijn van zijn verleden droeg als een verslagen held. Ze kon hem voelen, zijn adem in haar nek als de wind in de lente. De geur van de zee, zijn zoute smaak. Zijn soepele lichaam en zijn zongebruinde huid. O, wat miste ze hem en ze wist niet hoelang haar hart deze gedachte aankon voordat ze zal vergaan. Tranen gleden over haar wangen terwijl ze oververmoeid in slaap dommelde, onrustig en triest.

Het was donderdag, precies drie weken geleden dat ze Billy voor het laatst had gezien, dacht ze toen ze opstond. Ze glimlachte toen ze zijn gezicht voor haar ogen zag, kon ze nog maar even bij hem zijn.

'Becky, ik ga naar de winkel. Zet je koffie voor als ik terugkom, ik moet iets met je bespreken.'

Becky knikte gehoorzaam, mevrouw Davis was een aardige vrouw en ze snapte waarom Billy van zijn moeder hield. Toch had ze het idee dat ze nu iets moesten bespreken wat vanuit haar man, of Robert, kwam maar niet uit haarzelf. Ze maalde gedachteloos koffiebonen in de molen, dacht aan waar ze over moesten praatten en bereidde zich voor op het ergste. Straks was Billy gevonden, dan zal het allemaal écht worden. Dat mocht niet.

De pot was vol, ze zette koffie, raakte de tel kwijt. Het maakte ook allemaal niet meer uit. Niets maakte meer uit, het leven haalde haar in op een manier waarop ze het nooit verwacht had. Mevrouw Davis was misschien een kleine twintig minuten weggeweest toen ze alweer binnenkwam. Ze glimlachte wat zenuwachtig naar haar, sloot de deur en zette het plastic tasje op het aanrechtblad.

'Becky, ik weet dat het moeilijk is maar we moeten nou eenmaal praten.'

Becky knikte en haalde diep adem, 'de koffie is klaar.'

'Laten we in de serre gaan zitten.'

Ze nipte aan haar koffie, gatver. Ze was zeker de tel kwijtgeraakt, de veel te sterke smaak deed haar huiveren. Mevrouw Davis liet echter niets merken, dronk een grote slok en knikte.

'Heerlijk.' Zei ze, ze haalde diep adem, 'Becky, de kavel in Wake Harbor, vind je het goed als we het verkopen? Wij hebben er niets aan, Robert heeft er niets aan en jij wilt daar als vrouw niet wonen. Je kan een veel betere plek krijgen.'

'Ik weet het niet.' ze voelde haar tranen prikken achter haar ogen en ze slikte, 'wat moet ik dan?'

'Je kan bij Robert intrekken, hij heeft een fijne logeerkamer en hij kan voor je zorgen tot je zelf werk vindt.'

'Het is het enige wat ik heb van Billy.'

'Je hebt herinneringen met hem, die heb ik niet eens. Ik zal er álles aan doen om meer herinneringen met hem te delen.'

Ze wilde schreeuwen, ze balde haar vuisten, boorde haar nagels in haar handpalm. Het was verdomme haar eigen schuld, wilde ze zeggen maar ze schudde haar hoofd. 'Ik snap het, mevrouw. Verkoop het maar.'

Alles viel om haar weg, haar hart was niet omsloten met een muur van steen, nee. Haar hart was vergaan. Elke dag leefde ze als een geest van zijn schaduw.

De kavel werd al snel verkocht aan mensen die een nieuwe villa zouden bouwen. Ze kon het niet voorstellen, Billy's huis was het enige wat er kon staan. Het kleine witte arbeidershuisje wat hun zoveel geluk had gebracht. Ze droeg het gewicht van zijn dood op haar schouders en toch probeerde ze verder te gaan.
Ze trok bij Robert in, wat een betere optie leek dan bij zijn ouders, meneer Davis was nogal snel gepikeerd en ze hoorde hem en zijn vrouw tot in de nacht schreeuwen over zaken waarvan ze geen verstand had. Geldzaken, investeringen. Robert was veelal aan het werk en ze zat dag in dag uit in zijn appartement. Zeven hoog met een prachtig uitzicht over Charlestown. Maar ze zag geen zee, geen woeste schuimkoppen of golven die stuksloegen op de rotsen. Het was een doods uitzicht en zo voelde ze zich ook.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro