Hoofdstuk 1 - Madelyn

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Er was geen ster te zien aan de donkere nachtelijke hemel. Dikke regenwolken bedekten iedere millimeter van de lucht en gaven de hele omgeving een grauwe toon.

Madelyn Holmes, die absoluut niets te maken had met de bekende detective, was te voet naar huis aan het stappen, ondanks het naderende onweer.

Normaal had ze zich niet meer buiten gewaagd, was ze waarschijnlijk het hele weekend bij haar vriendin blijven slapen. Maar Raine was die zaterdag uitzonderlijk naar het werk geroepen en was in alle staten geweest toen ze weer thuis kwam. Maddie wilde er liever niet aan terugdenken.

Met een te dunne jas aan voor deze natte tijd van het jaar, geen kap om haar hoofd te beschermen en ook geen paraplu, werd de kans dat ze doorweekt aan zou komen steeds groter.

Het waren nog maar een paar straten, wist ze, zodra ze een relatief nieuw, hoog appartementsgebouw herkende aan de rood, blauw of paars gekleurde ramen, die zich hier en daar bevonden. Het had een naam, dat gebouw, maar ze wist niet welke.

Ze had haar handen diep in haar zakken gestoken. Daar gingen haar vingers te keer met de binnenstof. Vastpakken, kneden, lossen. Vastpakken, kneden, lossen. Over en over.

'Misschien moet je me dan gewoon met rust laten!' had haar vriendin haar toe geroepen, nog geen halfuur eerder. Dat was het enige waar ze nog aan kon denken. Raine met rust moeten laten. Omgekeerd was logischer geweest.

Toen de regen eindelijk met bakken uit de hemel kwam vallen, kon Madelyn haar raam al herkennen aan de buitenkant van een appartementsgebouw.

Nog honderd meter. Haar haren plakten in haar gezicht. Ze merkte het bijna niet. Nog vijftig meter. Haar sokken werden nat, toen ook haar groene All-stars doorweekt waren. Nog tien meter. Gelukkig had ze lenzen in, anders waren haar brillenglazen één en al druppels geweest.

Het is hier gevaarlijk, Maddie, ík ben gevaarlijk!

Naast de voordeur bleef ze stilstaan. Ze leunde voorover. Haar handen stonden plat op een betonnen vensterbank, haar voorhoofd rustte tegen een koel raam.

Het is al moeilijk genoeg om die idioten op mijn werk niet te verbranden. Hoe verwacht je dat wij in één bed kunnen slapen zonder dat ik je pijn doe?

Het was niet Madelyns schuld. Zij had niets verkeerd gedaan. Het waren Raine's stomme gloeiendhete handen. Haar vervelende blauwe ogen... en dat vreselijke zwart dat haar kledingkast overheerste. Het was niet Madelyns fout. Zij was volstrekt normaal.

Ze zette zich af tegen de vensterbank, haalde haar sleutels alvast uit haar zak. Daarna ging ze de inkomhal in, naar haar brievenbus. Ze haalde er niet meer dan een paar reclamefolders en een tijdschrift uit. Vervolgens opende ze de deur naar de gang en nam ze de lift naar de vijfde verdieping.

Terwijl ze wachtte tot de deuren open zouden gaan, las ze haar naam en adres opnieuw en opnieuw af van de plastic hoes die haar geschiedenistijdschrift omhulde. De rest van folders had ze zonder zorg in haar handtas gepropt.

Met een ping en het kenmerkende schuivende geluid, liet de lift haar gaan. De achtste kamer links was de hare; nummer 513, kortweg 13, haar lievelingsgetal.

Zonder problemen opende ze de deur. Toen ze naar binnen wilde stappen, belandde haar voet echter tegen iets wat niet de drempel was. Ze sprong naar achter. Haar vingers versterkten hun greep rond haar brief.

Voor haar deur lag een kartonnen doos, niet dichtgeplakt. Als er een bom in had gezeten, was die, na de schop die ze ertegen had gegeven, al lang ontploft. Toch één geluk.

Voorzichtig zette ze enkele stappen dichterbij en ging ze op haar hurken zitten.

Het was een gewone kartonnen doos. Geen opschrift, geen plakband. Hij was dichtgeplooid, met het ene flapje onder het andere en zo verder. Ze legde haar hand erop, langs de zijkant. Niets. Zo goed en zo kwaad als het ging met één hand, draaide ze het balkvormige geval om. Door twee kleine gaatjes in het karton was een roze lintje gestoken. Aan het lintje hing een kaartje met haar naam op getypt, niet geschreven.

Een rilling trok door haar ruggengraat. Niemand zonder sleutel kon het gebouw in, maar niemand daar kende haar goed genoeg om haar wat te geven. Ze haalde stil adem, bang om te veel geluid te maken, en draaide het kaartje om.

Doe het open wanneer je alleen bent x

Maddie kreeg het ijskoud. Ze liet de doos en het kaartje los en stond op.

Haar deur was open, dat had ze zelf gedaan, maar binnen was het donker, vreselijk donker. In een vlotte beweging trok ze de deur weer dicht en deed ze hem op slot.

De doos liet ze liggen waar hij lag, met een laatste wantrouwige blik, terwijl ze zich weer naar de lift haastte. Nee, ze zou de trap nemen. De trap nemen en Raine bellen. Nee, Rowan bellen, niet Raine. Dat zou ze doen. De trap nemen en Rowan bellen. Rowan wist altijd hoe hij zijn hoofd moest koel houden, hij wist altijd raad.

Terwijl ze zich naar beneden haastte, handtas over haar schouder, tijdschrift onder haar arm, ging haar telefoon een paar keer over. Er werd overgeschakeld op voicemail. Een kreun verliet haar mond, maar ze wist min of meer kalm en beheerst te zeggen: 'Hey, Ro, bel me aub zo snel mogelijk terug, dank je wel.'

Nog drie verdiepingen te gaan. Ze overwoog even om Raine te bellen, drukte haar naam in en liet de telefoon twee keer overgaan, voor ze zelf aflegde. Ze had geen zin in meer ruzie.

Met iedere stap die ze naar beneden nam, werd ze zich meer bewust van haar natte kleding en dat het buiten ongetwijfeld nog steeds aan het regenen was. Terug naar haar appartement gaan vond ze echter ook geen goed idee.

Eenmaal in de hal besloot ze haar reclamefolders te gebruiken als een soort afdak boven haar hoofd. Dan kon ze zich op die manier haasten naar het café aan het einde van de straat, De Tweede Pijl.

Het was geen al te vrolijk café, wat het uiterlijk betrof. Donkere tinten van bruin overheersten, vervlochten met tinten bordeaux rood en donkerpaars.

Wat de sfeer en het comfort betrof was het veel aangenamer. De barman was een streng maar rechtvaardige, wat meer gezette man met een donkerbruine huidskleur. Zijn naam kende ze niet, maar ze wist wel dat hij de beste Long Island Ice Teas maakte. Dat was dan ook de cocktail die ze bestelde, toen ze zich op een met rood leer bedekte barkruk had gezet.

Niemand in het café besteedde echt aandacht aan haar. Dat vond ze ook niet erg. Ze was hier niet heen gekomen om nieuwe mensen te leren kennen. Toch kon ze het niet laten af en toe zelf wat mensen te bestuderen. Zo was het haar opgevallen dat een jongeman in de hoek voortdurend een ring over de tafel liet draaien, om hem dan weer rond zijn vinger te schuiven en er weer af te halen, om het hele proces te herhalen. Op een barkruk niet heel ver van haar vandaan zat er nog een jongeman met zijn vingers te wiebelen. Wat hij precies deed kon ze niet zien, maar het leek alsof hij al wel een paar glaasjes te veel op had.

Toen Maddie's telefoon ging, het liedje Creep van Radiohead spelend, was haar eerste Long Island Ice Tea bijna op. Ze nam zo helder mogelijk op, maar toch was het eerste wat Rowan zei: 'Je zit zeker al bijna op het einde van een Long Island whatever?'

Ze antwoordde er maar niet op. Met haar ogen rolde ze wel, dat zag hij toch niet.

'Maar je had me gebeld,' ging hij verder, 'moet ik naar De Tweede Pijl komen?'

Ze knikte, nu wel vergetend dat hij dat ook niet zag. Met haar vrije hand bracht ze haar glas naar haar lippen, om haar laatste slok te nemen, en dan te antwoorden: 'Dat zou heel lief zijn. Je bent een schat.'

'Fijn, ik ben binnen tien minuten bij je. Bestel al maar wijn voor mij, een rode, je weet wel wat ik graag drink, niet dat vage spul dat jij altijd drinkt.'

'Wat jij wilt, Ro, tot zo.' Daarmee was het gesprek gedaan.

Toen Madelyn haar telefoon in haar handtas stak, zag ze de rare jongeman, twee krukken van haar verwijderd, haar kant opkijken met een nieuwsgierige, maar schuwe blik. Zodra hij doorhad dat ze zijn blik niet zomaar meer zou loslaten, keek hij zelf weer voor zich uit. Tot hij enkele tellen later opstond en op de kruk naast de hare opnieuw ging zitten.

'Die is bezet,' zei ze meteen, zonder erover na te denken. 'Mijn vriend komt zo.'

De jongeman had vreselijk heldere lichtblauwe ogen. Zoals hij naar haar keek leek het net alsof hij al haar gedachten kon lezen, door gewoon in haar ogen te kijken. Ze knipperde een paar keer langzaam, maar gerust voelde ze zich niet meer.

'Jij bent toch samen met een mutant, toch?' vroeg hij zacht, zijn barkruk nog wat dichter naar haar toe schuivend.

Maddie fronste, haar blik weer op hem richtend, nadat ze de barman had gewenkt. Ze keek de jongeman nog even in stilte aan, denkend hoe ze het beste kon reageren. Ze kon met geen mogelijkheid weten of hij het haar vroeg omdat hij zelf een mutant was of omdat hij juist iets tegen mutanten had. Uiteindelijk knikte ze simpelweg. Raine was immers legaal. Daar hoefde ze zich in principe geen zorgen om te maken.

'Goed, goed, dan kan je-' Toen de barman naderde, hield de jongeman abrupt op met praten.

Ze bestelde een fles rode wijn met twee glazen.

Zodra de man weer weg was, sprak de jongen opnieuw, nog zachter ditmaal: 'Dan kan je me vast helpen, toch? Ik wil niet meer in angst leven, ik wil legaal zijn. Dat is je vriendin toch? Ik wil zo'n kaartje hebben, zo'n chic groen geval met mijn naam op en een officiële stempel. Dat snap je wel, toch?'

Voor een lange tijd reageerde ze niet. De barman kwam haar haar bestelling brengen, schonk haar ook al een glas in. Als er ook maar iemand, barman of iemand anders, in hun buurt kwam, hield de jongeman zich doodstil. Ze ergerde zich eraan, maar durfde er niets over te zeggen. Zij wist immers niet hoe het voelde om te moeten vrezen voor je vrijheid en je leven. Het was ook niet zo dat Raine, mutant zijnde, er veel over losliet. Madelyn wist dat ze een paar jaar in de cel had gezeten, dat ze onder voorwaarden was vrijgelaten en eigenlijk helemaal geen vrijheid meer had, maar de precieze details ervan kende ze niet.

'Je kan me helpen, toch?' fluisterde de jongeman, toen hij het wachten waarschijnlijk beu begon te worden. Op een bepaald moment hadden zijn vingers haar pols omsloten. Zijn nagels drongen bijna in haar huid. Zijn blauwe ogen waren groot, terwijl hij haar blik vasthield. 'Je kan me helpen, toch?' Niet meer dan een echo van een wens, die nooit in vervulling zou gaan. Geen enkele mutant kreeg zomaar het recht om in vrijheid te leven. Dat leerden ze zelfs al in de kleuterschool.

'Laat me los,' siste ze tussen haar tanden door. 'Ik kan je niet helpen. Ik maak de wetten niet.'

Zijn nagels groeven dieper, tot het prikte en ze op haar tanden moest bijten om niet luid te roepen dat hij haar met rust moest laten.

De deur ging open. Ze wilde haar hoofd draaien om te kijken wie er binnen was gekomen, maar een stevige wind hield haar nek tegen.

'Help me,' zei de jongeman, nog nauwelijks hoorbaar. In zijn ogen dacht ze tranen te zien schitteren.

Iemand sloeg langs achter twee stevige armen om haar heen en trok haar arm los uit zijn greep.

De wind rondom haar was verdwenen. Ze draaide haar hoofd voor slechts één tel, om Rowan achter haar te zien staan, met een ernstige, bijna boze uitdrukking.

Toen ze haar hoofd weer recht voor zich draaide, om een laatste keer te zeggen dat het haar speet maar ze de jongeman niet kon helpen, was het al te laat. Twee mannen hielden elk één arm van de jonge mutant op de grond gepind, terwijl een vrouw zijn benen geklemd hield. Een jonger meisje stond met een gemene grijns naast hem en schopte tegen zijn ribben. De tranen stroomden nu echt over zijn wangen, terwijl hij dingen prevelde die ze niet kon verstaan.

Madelyn sprong van haar barkruk af, tegen beter weten in. Ze stak haar arm uit, zette een stap naar voor en opende haar mond om te zeggen dat ze hem los moesten laten, maar Rowan legde zijn hand voor haar mond en trok haar tegen zich aan. Hij was te sterk voor haar. Ze kon geen kant op.

'Het is oké,' fluisterde hij in haar oor. 'Het komt wel goed.'

Pas toen de politie gearriveerd was, liet Rowan haar los, wetende dat ze niets meer zou doen nu zij hier waren. De jongeman was op geen enkele plek niet geraakt door schoppende voeten of slaande handen. Zijn neus was gebroken, zijn lip gescheurd, zijn vingers in allerlei bochten gewrongen. Maddie wilde het niet zien, maar kon haar blik ook niet van hem afwenden.

Toen een politieagente met een wilde bos rosse krullen hem van de grond hees, jammerde hij van de pijn. Zijn ogen vielen nogmaals op Madelyn, smekend. Ze bewoog niet, zei niets. Hij begon huilend te worstelen met de agenten die hem tussen hen in hielden. Hij trok één arm los, maar werd meteen weer vast gegrepen.

'Laat ze me niet meenemen!' schreeuwde hij haast dierlijk. Hij schopte in het rond, trok zo hard hij kon en liet zich bijna vallen. 'Laat ze me niet meenemen! Meisje, denk aan je vriendin!' Hij raakte op één of andere manier los en viel voor haar voeten neer. Klauwend over de vloer, probeerde hij dichter bij haar te geraken. 'Laat ze me niet meenemen! Ik ben een brave burger! Ik heb niets ver-'

Schoten werden gelost. Madelyns ogen vulden zich al met tranen voor ze goed en wel besefte wat er was gebeurd. De jongeman bleef doodstil voor haar voeten liggen. Bloed bevlekte zijn hemd, waar een kogel zijn rug was binnengedrongen. Bloed omringde zijn hoofd, waar een kogel zijn hersenen had doorboord. Haar ogen sluiten maakte het niet beter.

'Kende je hem?' zei iemand ver weg, maar reageren kon ze niet. Haar oren suisden, haar ogen hield ze stijf dicht. Haar maag had zich omgedraaid en het liefste wilde ze naar een toilet rennen, maar ze kon zich niet bewegen. Wat als het Raine was geweest? Wat als ze Raine hadden neergeschoten, in plaats van haar in een cel te gooien? Rowans armen om haar heen waren enigszins een geruststelling, maar ze wist dat hij het toch niet snapte. Dat hij er gewoon voor haar wilde zijn, zonder haar echt te begrijpen.

Toen ze eindelijk weer haar ogen opende, de misselijkheid min of meer verdwenen, stond de rosse politieagente naast haar zacht te praten met Rowan. Deze verzekerde haar ervan dat Maddie totaal geen benul had wie de jonge mutant was en ze echt geen sympathisant was.

Zodra de politieagente merkte dat Madelyn haar ogen had geopend, richtte ze zich tot haar. 'Hij had het over een vriendin van je. Een mutant?'

Ze knikte en Rowan verstrakte zijn greep om haar middel. Als reactie gaf ze hem een elleboogstoot tegen zijn ribben, terwijl ze met een poeslieve glimlach antwoordde: 'Maar ze is legaal. Ze werkt voor de overheid. Hij had ons hier waarschijnlijk eens gezien.'

De vrouw krabbelde wat neer op haar notitieblok. Daarna sloeg ze haar handen in elkaar. Er werd Maddie nog gevraagd naar haar naam en die van haar vriendin. Om toch nog even te kunnen controleren of Raine echt wel legaal was en Madelyn dus echt geen sympathisant was. Laatstgenoemde balde haar handen meermaals tot vuisten, maar ze beet op haar tong. Het was een standaardprocedure, bovendien ook niet de eerste keer dat ze zo'n vragen had moeten beantwoorden.

Nadat alle agenten het café uit waren verdwenen en ook het lijk was opgepikt, zei ze tegen haar beste vriend: 'Ik denk dat ik nu wel meer dan één fles wijn nodig heb.'

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro