Hoofdstuk 28

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

'Waar is die verdraaide man?' Ruby kijkt geïrriteerd om zich heen. 'Ik wil nog een keer naar huis.' Ze tikt zacht met het pistool tegen haar bovenbeen. Bang dat het af gaat lijkt ze niet.

'Moeten we anders opsplitsen?' vraag ik. Eigenlijk wil ik het zelf niet, maar als dat deze vreselijke nachtmerrie beëindigd, heb ik het er voor over. Het mes dat ik van Ruby heb gekregen voelt zwaar aan en ligt onhandig in mijn hand, alsof het niet voor mij gemaakt is. Weet ik zeker dat ik dit ding wel kan gebruiken?

Ze schudt haar hoofd. Als ik langs haar woedende ogen heen kijk, zie ik een figuur met hangende schouders. 'Ik wil je niet kwijtraken. Niemand zou alleen moeten zijn in deze duisternis.'

Ik knik, daar zit wel wat in. En eigenlijk ben ik opgelucht dat ze niet zonder mij doorgaat. 'Goed, dan moeten we maar blijven zoeken. Ik denk niet dat hij naar boven is gegaan. Dus of hij zit in de kelder of ergens in een van de lokalen op de begane grond,' opper ik. 'En daarbij... hij is niet zo snel.' Een onnatuurlijke gniffel ontsnapt me.

'Zou hij sleutels bij zich hebben?' vraagt ze zacht. 'Anders moeten we opschieten. Als hij het gebouw levend verlaat en vertelt dat iedereen dood is, hebben we niks meer om mee te onderhandelen.' Of ze überhaupt van plan is te onderhandelen, betwijfel ik.

'Ik weet het niet zeker. Hij had gezegd dat hij de voordeur op slot had gedaan en we via de deur van de gymzaal eruit moesten. Volgens mij had dat met een alarm te maken,' zeg ik. Het begin van deze nachtmerrie voelt al zo lang geleden dat ik het me nauwelijks nog kan herinneren. Mijn hoofd lijkt zich te vullen met keuzes, gedachten en vage herinneringen waarvan ik niet zeker weet of ze echt zijn of slechts een verbeelding is. Ergens voelt het alsof de klok al urenlang zichzelf steeds terug spoelt, maar ik weet dat dat niet kan.

Toch?

'Dan kijken we daar,' besluit Ruby. Met stevige passen loopt ze door de gang. 'We weten waar je bent!' roept ze naar de lege gangen.

Zelfs de duisternis reageert niet op het geluid van haar stem. De enige beweging die ik kan zien is haar schaduw als de lampen even aan gaan, om daarna direct weer uit te flitsen.

Ze loopt voorop en ik loop schuin achter haar aan. We bewegen ons als koninginnen van een paleis door de school heen regelrecht op ons doel af, alsof we al weten dat we onze prooi daar gaan vinden. Ruby lijkt niet eens te twijfelen, dus ik ook niet. Ze is de enige die deze chaos begrijpt, alsof ze hier al eerder is geweest.

De gangen lijken zich voor ons uit te strekken, alsof ze in het donker langer zijn geworden. Misschien willen ze ons wel tegenhouden en ons proberen te verwarren. Maar het gaat niet helpen. We hebben onze ogen op ons doel gericht en we zullen niet stoppen tot het klaar is.

Als we de hoek omlopen, komen de deuren van de gymzaal in zicht. Ruby komt abrupt tot stilstand en kijkt me aan. 'Als we hier mee doorgaan is er geen weg terug.'

Ik weet niet of ze het tegen mij of jou heeft.

'Ik weet het,' fluister ik. 'Maar als jij dit wil, ga ik met je mee. Ik ga niet meer zonder je.'

'De tijd zal het leren.' Een schamper lachje verlaat haar keel. 'Als die nog doorloopt.' Dan duwt ze de deur van de pikdonkere zaal open. Haar echoënde voetstappen klinken als het getik van honderden klokken.

Ik houd mijn adem in voor slechts een paar seconden, maar het is lang genoeg om mijn hart luid in mijn hoofd te horen bonzen als een voorbode, alsof het me wil waarschuwen. In de verte zie ik twee rode lichtjes als van gloeiende ogen, maar als ik knipper zijn ze weg. Ik ben geen fan van de duisternis, nooit geweest ook. 'Weet jij waar het licht zit?' piep ik, in de hoop mijn stem toch groot te houden. Ruby kent mijn angsten, maar ik wil het niet laten zien. Ik ben beter dan dit.

'De stroom doet het niet. Ik heb geprobeerd om de draden door te knippen tijdens mijn toiletbezoek,' fluistert Ruby terug een klein lachje ontsnapt uit haar mond. Waarschijnlijk was het niet gelopen zoals ze wilde, anders zouden de lampen niet zo nu en dan aanspringen. 'Tenzij je een mobiel hebt, moeten we het met onze ogen doen.'

Ik schud mijn hoofd. 'Mijn mobiel ligt nog in mijn tas boven. Verdorie, ik had dat ding mee moeten nemen!'

Het is het geluid van een harde bons, wat een echo achterlaat in de grote ruimte, dat me uit mijn gedachtegang trekt. 'Wat was dat?' sis ik angstig, hopend dat mijn ogen opschieten met wennen aan de zwarte leegte.

'De conciërge.' Ruby stapt angstloos de duisternis in. De donkere ruimte slokt haar binnen een paar seconden op. Ik hoor haar voetstappen weg galmen. 'Het spel is over. Kom tevoorschijn, dan maken we er een einde aan.'

Een vreemd soort gehijg stijgt op. Het is zacht, nauwelijks te horen door het geluid van de pijpleidingen en het ritmische getik van de klok. 'Ik kan hem horen,' fluister ik tegen Ruby. Ik wacht op een antwoord, maar dat komt niet, alsof ze plotseling is opgelost. Opgeslokt in de duisternis. Je zou verwachten dat na alles wat ik heb meegemaakt, wij hebben meegemaakt, ik sterker zou zijn en beter tegen eenzaamheid zou kunnen. Maar dat is niet zo. Misschien is er wel helemaal niks verandert. Misschien ben ik wel niet verandert.

Plotseling dringt geel licht door tot mijn duisternis. Even knipperen de lichten en ik zie drie silhouetten in het midden van de ruimte.

De conciërge, op zijn knieën, zijn trillende armen bedekken zijn hoofd.

Ruby, als een standbeeld bevroren. In haar hand ligt het met bloed bedekte wapen.

De duisternis omarmt ons weer, maar deze keer kruipt de angst niet meer in mij. Alsof ik het achtergelaten heb, toen ik het mes liet vallen. Ik hurk en zoek met mijn hand naar het handvat van het mes. Wat er ook gebeurd, iemand gaat deze ruimte niet levend verlaten. Dat voel ik. Als het aan mij lag zou jij het zijn, maar die keuze heb ik niet.

Net als altijd is het aan jou.

Ik hoop maar dat je weet wat je doet, want als je monsters creëert zullen die schepselen je komen halen.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro