Hoofdstuk 9

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Struikelend over mijn eigen voeten, zigzag ik tussen de pilaren door richting de hoofdingang. Ik heb altijd een hekel gehad aan die palen, nooit gesnapt waarom ze er waren, anders dan dat leerlingen er "gezocht-posters" op konden hangen en bekladden. Nu bieden ze me dekking. Mijn longen schreeuwen, mijn ogen branden en zijn betraand. Hoewel ik wel vooruit kom, lijken mijn benen niet te willen bewegen, alsof ze vol lood zitten.

Het blijft akelig stil achter me. Ik weet dat Ruby er is, maar ze zwijgt als het graf. Het is bijna alsof ze zelf een van de pilaren is, een ijzige paal in een wereld die binnen een paar minuten bloed rood is geworden. Enkel is de kans erg groot dat ze op het moment een wapen op me probeert te richten. Het kan binnen drie seconden met me gedaan zijn.

Ik dwing mezelf niet achterom te kijken, wetend dat me dat alleen maar meer pijn zal doen. Ik wil de dood niet in de ogen kijken. Zeker niet als die de vorm heeft van mijn vriendin. Ik zet nog harder in, dwing mezelf nog harder te rennen, nog harder te gaan.

De deur! Eindelijk daar is die potverdorie deur! Bijna opgelucht, alsof ik dan veilig ben, ren ik naar mijn vrijheid toe. Zonder vaart te minderen, ren er naar toe en knal tegen het glas aan. Het is een wonder en een vloek dat ik er niet dwars doorheen gegaan ben. De deur geeft niet mee.

Op dat moment vervaagt de wereld om me heen. Een stem galmt door mijn hoofd. "Zorg ervoor dat jullie niet binnengesloten worden." Ik had het kunnen weten. Ik had het kunnen weten! Waarom dacht ik er dan niet aan?

Achter me klinkt een zachte lach. Alsof iemand anders het ook weet. Al kan ze de stem van de conciërge niet gehoord hebben. Misschien was Ruby dit al veel langer van plan dan ik doorhad. Is ze vanochtend naar school gekomen, met het plan om nooit meer naar huis terug te gaan? Dronk ze die aardbeien smoothie met de gedachten dat het op mijn bloed leek?

Dan pas draai ik me om. Een enkele traan rolt over mijn wang. Woorden schieten me tekort. Wat moet je zeggen als je vriendin op het punt staat je neer te schieten? Als sorry niet meer genoeg is en de wereld is veranderd in een bloederige waas?

'Ik geef je tien seconden.' Ruby's stem is kil, maar ergens in de woorden moet nog ergens een restje liefde zitten, aangezien ze me de tijd geeft. Ergens in de donkere ruimte met knipperende lichten en herinneringen aan lange schooldagen moet nog een stukje zijn van wie ik kende. Tijd om er voor te zoeken is er niet.

'Ruby...' probeer ik. Mijn stem trilt en ik kan niet anders dan het haten. Zo ben ik niet. Maar wat als dit wel is wie ik ben?

'Ruby... toe,' probeer ik nog eens. 'I- ik ben het, S- Scarlet.'

'Ik weet wie je bent.' Haar ogen veranderen niet. Ik weet niet eens of ze het tegen mij heeft, of tegen de leegte achter me. Langzaam heft ze haar pistool. 'Negen...' 

'Ik houd van je, Ruby,' fluister ik met een piepende stem, terwijl ik mijn tranen afveeg. Ik ga niet huilen om het monster dat hier tegenover me staat. Mijn kaakspieren spannen zich aan, ik haal diep adem en ren. In deze hele school is er een plek die Ruby niet kent en dat is misschien mijn redding. Dus ik ren zo hard als ik kan door de school, achteromkijkend en vurig hopend dat ze me niet volgt. Als ze me ziet, heeft het geen zin. Dan is het voor niks geweest.

Ze mag me niet zien.

Haar stem galmt achter me. Ze telt snel, alsof ze er spijt van heeft dat ze me deze kans heeft gegeven. Er is geen enkele aarzeling in te horen. Wanneer is ze zo koud geworden? Hoe meer ik terug probeer te denken aan vanochtend, aan gisteren... hoe meer het wegvaagt.

Dan volgt het onvermijdelijke. 'Wie niet weg is, is gezien.' Een lege lach vult de ruimte. Ik krijg de tijd niet om nog langer over wat er gebeurt is na te denken. 'Ik kom eraan!'

Een rilling glijdt over mijn rug. Haar stem... Nee, ik mag me niet laten afleiden. Ik ren het theater in en zie het podium voor me opdoemen. De gordijnen zijn half gesloten, dat is zelfs beter! Hoe eerder ik uit het zicht ben, hoe beter! Mijn voetstappen weergalmen door de grote ruimte, terwijl ik tussen de rijen met stoelen door ren, die normaal gevuld zijn met vrolijke leerlingen en gelach. Nu is het slechts gevuld met angst.

Ik klim op het podium en verdwijn achter het rode gordijn. Aan de rechterwand, verstopt achter theaterattributen zit een smalle bruine deur die bijna niet opvalt, als je niet weet dat hij er zit. Ik druk de deurklink naar beneden en trek de deur open. Met twee treden tegelijk ren ik de wenteltrap af naar beneden. Nog voor ik beneden ben, voel ik een harde klap in mijn rug en val ik languit op de smerige vloer. Het enige wat ik kan denken is: ik ben er geweest.

'Scarlet?' Een zachte stem dringt zich mijn hoofd binnen. Het is niet die van Ruby, maar die van een vriendelijk klinkende man. Even denk ik dat ik me het verbeeld, voor mijn ogen omhoog glijden. Daar staat de conciërge. De pvc-buis die hij als wapen gebruikte, rust nog in zijn zijn handen. 'Scarlet,' herhaalt hij zacht. 'Gaat het?'

Ik knik en kom langzaam overeind. Ik dacht net zo goed dat hij Ruby was. 'Het gaat.' De pijn golft nog na in mijn rug, maar dat overleef ik wel.

'Sorry,' zegt hij zacht. Hij trekt me verder het podium onder, tot het donker ons omsluit. Dan komt hij tot stilstand. 'Waar is ze?'

'Boven, denk ik,' fluister ik. 'Volgens mij weet ze niet van deze plek af, daarom kwam ik hier. De voordeur was dicht en ik... ze had me bijna en...' De woorden komen er hortend en stotend uit. Ze had me bijna.

'Het komt goed.' Het is een belofte die hij niet zou mogen maken. Geen van ons weet of het nog goed kan komen, maar blijkbaar gelooft hij er nog in. 'Hulp is onderweg.'

Dit zou het moment moeten zijn waarop ik de opluchting door me heen zou voelen golven, maar dat gebeurt niet. Hulp zou Ruby's dood kunnen betekenen en ik geef te veel om haar om dat te kunnen accepteren, ondanks alles wat ze gedaan heeft. Toch pers ik er een glimlach uit. 'Oké,' zeg ik, als verdoofd. Ik laat me op een houten bank die hier beneden staat opgeslagen zakken. Het is hier donker en kil en het ruikt hier muf. Het zou me niks verbazen als hier een aantal muizen zijn gestorven. Ik lach bij de metafoor. Wij verschillen weinig van hen, als muizen in de val... Zullen wij hun lot volgen?

Minuten verstrijken langzaam. Hoeveel tijd er voorbij gaat, weet ik niet. Er is geen manier waarop ik het kan weten. Mijn telefoon ligt in mijn tas, ergens bij een met bloed bespat bankje. Ik houd mijn adem in, terwijl ik naar de stilte luister. Mijn lichaam botst zacht tegen dat van de conciërge. Normaal zou het voelen alsof er een elektrische schok door me heen zou gaan, die me zou doen afwenden, wegtrekken, maar nu voelt het als een prettige warmte. Ik ben dichter bij hem dan normaal is, maar beiden tolereren we het. We hebben elkaar, meer is er niet. Dus voor hoe lang onze levens nog duren, ben ik zijn dochter en is hij mijn vader.

'Scarlet,' fluistert hij in mijn oor, als het geluid van sirenes weg blijft en het voelt alsof de hele wereld ons is vergeten. 'Er is een uitweg.'

'Ze komen wel,' mompel ik. 'Ze moeten wel. We moeten gewoon geduld hebben.' Tegen wie ik het heb, weet ik niet. Probeer ik hem ervan te overtuigen of mezelf?

Hij reageert er niet op, alsof hij zijn geloof in de minuten die zijn verstreken is verloren. 'Er is een uitweg,' herhaalt de man zacht. 'De nooduitgang in de gymzaal kan niet op slot.'

Ik kijk hem aan. Hier is het veilig. Ruby kan ons hier niet vinden, waarom zouden we dat dan verlaten? 'I- ik weet het niet,' fluister ik. 'Wat als ze ons vindt?'

'Dan is het gedaan,' fluistert de man. 'Maar we kunnen hier niet voor eeuwig blijven. Ik ga het erop wagen. Ga je mee, Scarlet?'

A. 'Nee, ik moet naar Ruby.'
Ga naar HOOFDSTUK 10

B. 'Je moet alleen gaan. Het is te gevaarlijk om onze beide levens op het spel te zetten.'
Ga naar HOOFDSTUK 11

C. 'Samen sta je sterker.'
Ga naar HOOFDSTUK 13

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro