Verhaal @anywaysemma

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Van anywaysemma

Beoordeling:
Supppeeerrr goed! Vanaf het begin al spannend en lekker mysterieus! Love it!❤️❤️

~Tips:
Het verhaal is wel een beetje lang.. ongeveer 3500 woorden. Je mocht eigenlijk maar 3000 woorden.😏🤪
Ik miste eigenlijk een bestemming. Ik vind dat het mysterieuze op het einde juist heel mooi is, maar het moest er wel in!😜

~Tops:
Wauw.. Vanaf het begin lijkt het verhaal gewoon een grote cliffhanger.😁Dat werkt zo goed! Zooo spannend! 😍 Je hebt alles heel mooi omschreven. De personages, gevoelens, plaatsen... Ik kom gelijk alles voorstellen. Dat is echt heel knap!❤️

JE MOET DIT NU LEZEN! Ja, dat moet!❤️
Love it!!😍😍❤️

Stap voor stap. Voet voor voet. Elke beweging raakte verdwaald in de geluiden die werden gemaakt door de vreemdelingen waarmee de jonge vrouw zich deed omringen. Ze hoorde stemmen, maar geen woorden. Een soort lange fluister, waarbij alle woorden een ruis vormden die pijn deden aan de oren. Of misschien hoorde ze de woorden wel, maar hadden ze geen betekenis. Niet voor haar. Grotere stap voor grotere stap. Zich voortbewegen, maar niets achterlaten. Geen sporen, geen herinneringen. Pijn vulde haar hoofd en verdrong de gedachtes. Het was niet erg. De vrouw probeerde het patroon te volgen van de glimmende, mossige stenen waarmee de vloer was bedekt, maar haar voeten waren te groot of de stenen waren te klein; om de zoveel meter raakte de voorkant van haar schoen de constructielijn die de stenen met elkaar verbond. Ze keek niet op of om. Ze zag alleen haar voeten. Zij droegen haar voeten zo gemakkelijk rond, zonder dat ze er enige moeite voor deed. Het was een automatisch proces, het voelde alsof ze zo dagen, weken en jaren door kon lopen. Ze voelde zich net een trein: de gehele reis in hetzelfde tempo doordraven zonder snelheid te minderen, in één lange rechte lijn. Ze wist dat, als ze zou stoppen met lopen, ze in zou storten. Als een marionet waarvan de draden waren doorgeknipt; in een zachte plof op de grond. Steen voor steen. In haar linkerarm droeg ze een koffer met gouden accenten. Elke stap leek hij zwaarder te worden, maar dit gevoel verdrong ze. Er hing een label aan met een slordig opschrift, die zelfs een historicus niet zou kunnen ontrafelen. Bij elke stap tikte hij zacht tegen het leren oppervlakte van de koffer aan. Met haar rechterarm sleepte ze een rolkoffer voort. De wieltjes kraakten en bij elke steen bleven ze een korte seconde hangen. Ze zorgden ervoor dat de beweging van de vrouw minder vloeiend was dan ze had gehoopt, maar ze negeerde de schokken en klampte haar hand extra stevig vast aan het gladde handvat. Uit de koffer klonken zachte geluiden, als een vogel die een weg uit zijn kooi probeert te vinden. Zo nu en dan schudde de vrouw de koffer zacht, maar met een vleugje agressie, rond. Haar gezicht was strak en haar haren waren in een rommelige knot op haar hoofd gebonden. Aan alle kanten staken er plukjes uit en men zou zelfs zeggen dat er nog een klein stukje perkament tegen haar haarlijn aan zat geplakt. Haar ogen schoten constant heen en weer. Ze leken rusteloos en angstig; een houding die niet paste bij de achterovergedrukte schouders waarmee ze liep. Even leek het of de scharnieren van de koffer openschoten, maar de vrouw mompelde een paar onverstaanbare woorden en de koffer hersloot zich. De vrouw keek nerveus om zich heen en met een trillende hand veegde ze een plukje haar achter haar verrassend kleine oor. De mensen om haar heen leken niets door te hebben. Met dezelfde haastige uitstraling wurmde ze zich door de menigte heen, hun doel voor ogen met het enige object dat in de weg een paar mensen. De vrouw leek op te schrikken van het geluid van een naderende trein. Ze stond zo plots stil dat er een man tegen haar rolkoffer opbotste en met een klap de grond raakte. Hij vloekte hardop en keek met gefronste wenkbrauwen naar de vrouw. Die stortte zich op de grond, maar, tot zijn verbazing, niet naar de man, maar naar de koffer. Ze opende hem uiterst voorzichtig, alsof hij van diamant was, en haalde de deksel een klein stukje omhoog. Met één hand tastte ze in de koffer. De mensen op het perron hadden een weg om het ongeval gevonden. Met een boog, zonder naar de twee mensen op de vloer te kijken, vervolgden ze hun weg. De man wreef met een moeilijk gezicht over zijn onderarm en keek met zowel verbazing als ontdaanheid naar hoe de vrouw in paniek alle kanten van haar koffer bekeek. 'Alles oké?' De vrouw reageerde niet. Tranen stonden in haar ogen van opluchting. Ze hield de koffer strak tegen zich aangedrukt toen ze opstond. De scharnieren schoten nogmaals open, maar weer deed een paar gefluisterde woorden van de vrouw ze doen sluiten. Haar ogen waren op iets in de achtergrond gericht. De man keek achterom en krapte verbaasd achter zijn oor. Hij leunde ongemakkelijk tegen een dichtbij staande prullenbak. Hij liet een klein voorwerp, dat iets weghad van een doosje, ronddraaien in zijn hand. Hij had een rugzak op zijn rug, waar een aantal ijzeren staven uitstaken. Om zijn nek hing een ultramoderne camera. Er zaten verschillende draaischijven en knopjes, waarvan de vrouw geen idee had wat je ermee zou kunnen doen. 'Ben je erg geschrokken?' spreekt de man plots weer. Het leek alsof de vrouw nu pas doorhad dat hij er was. Haar ogen scande langzaam zij gezicht: een vierkante bril en een aantal kleine sproetjes danste op zijn neus. Een verlegen lach onthulde zijn net-iets-scheve voortand. De vrouw drukte een geforceerde glimlach op haar gezicht. 'Nee. Bedankt.' Ze draaide zich om en wilde weglopen, maar de man pakte haar bij haar bovenarm. Een schok raasde door haar lichaam heen en ze voelde kippenvel over haar gehele lichaam. 'Wacht-' De stem van de man vaagde weg. Hij keek haar indringend aan. Zij keek niet terug; haar ogen waren gericht op zijn voeten. Hij keek verbaasd van zijn schoenen, naar haar gezicht en weer terug. Vlug liet hij haar arm los. 'Sorry, ik- bedoel niets verkeerds,' stamelde de man, 'Ik wilde alleen, uhm...' Hij trok de rugzak van zijn rug en krakend opende hij de rits. Hij was gevuld met wat leek op industriële voorwerpen en kleine schriftjes. Hij rommelde wat in zijn tas, af en toe opkijkend en zenuwachtig op zijn lip bijtend. De vrouw stond er een beetje hulpeloos naast. Ze wipte van het ene been op het andere terwijl ze zoekend naar hulp om zich heen keek, alsof ze naar een goede reden zocht om uit deze situatie te ontsnappen. Ze hoorde in de verte het geluid van een naderende trein, maar net toen ze wilde aangeven dat het halen van die trein écht een prioriteit was en dat ze eigenlijk verder moest met haar dag, keek de man haar veelbelovend aan. Triomfantelijk trok de man een klein stapeltje papieren uit zijn tas. Er waren kleine fotootjes op de te zien. 'Jij hebt iets... anders. Bijzonders.' voegde hij eraan toe toen hij haar gefronste wenkbrauwen zag. De man keek nu naar de grond. Hij frunnikte aan het koord van zijn jas en krapte achter zijn hoofd. De vrouw had dit tikje al meerdere keren opgemerkt en begon zich eraan te irriteren. Zenuwachtig keek ze om, maar de trein was slechts te horen en nog niet te zien. 'Ik ben fotograaf, zie je?', hij wees naar zijn camera. 'Niet professioneel, hoor. I wish.' hij grinnikte, maar kapte het lachje af met een gemaakte kuch. De vrouw rijkte naar het stapeltje in zijn hand en pakte kalm het bovenste plaatje. Ze bekeek hem grondig. Ze bestudeerde elk gezicht en elke schaduw. 'Hij beweegt niet?' antwoordde ze, maar het klonk meer als een vraag. In haar ogen kon je zien dat ze wou dat ze niets gezegd had. Ze drukte de afbeelding meteen terug in de handen van de man, die verbaasd toekeek hoe zij haar spullen naar zich toe trok, zich in een ruk omdraaide en met grote passen wegliep. 'Ik snap niet waarom- waarom?' riep hij haar na. Hij besloot dat het misschien het beste was om er niet achterna te gaan. Al aan het begin van de ontmoeting had hij het idee gehad dat er iets vreemds aan de hand was met deze vrouw. Hij hield van mysteries: hij wilde haar leren kennen, uitzoeken wat er aan de hand was en haar helpen. Ze had een vriendelijke een kalme uitstraling, die tegenstrijdig werkte met de lange, zwarte jas die ze droeg. Hij keek toe hoe die zwarte lap stof in de verte wapperde. Plots merkte de man een voorwerp op dat op de grond moest zijn gevallen toen de vrouw wegliep. Het was een soort tak van ruw hout, met een gebogen top en een onderkant die vermoedelijk als handvat diende. De man staarde naar de schim van de vrouw in de verte. Ze was nu slechts een klein stipje aan het eind van het perron. Ze stond stil en leek op de trein te wachten. Hij zag de trein naderen en wist dat, als hij zou sprinten, hij deze zou moeten kunnen halen. Het was niet deze trein waar hij oorspronkelijk voor naar het station was gekomen: hij wilde naar de stad om een aantal foto's te schieten. Maar, hij voelde dat deze vrouw de moeite waard was. Even twijfelde hij, maar toen bukte hij om de tak op te pakken en richting de trein te rennen. Nu moest hij haar alleen nog in de juiste coupé voorin de trein vinden. De vrouw zat in een gesloten cabine. De gordijnen voor zowel de deur als de ramen waren gesloten, waardoor het enige licht van het knipperende lampje aan het plafond kwam. Haar ademhaling was snel; het klonk of ze elk moment kon gaan hyperventileren. Haar koffer lag naast haar op de bank. Ze had een touw strak om de koffer heen gebonden, om het plotseling opengaan ervan te voorkomen. De scharnieren openden en sloten, maar de vrouw bestede er geen aandacht aan. Ze had een krant uit haar rolkoffer gepakt. Op de voorpagina was een man te zien, die de vermoedelijke interviewer toesprak. Hij keek strak naar voren, met een kil gezicht. De vrouw had niet eens de moeite genomen het artikel, die "Het Ministerie Doet Weer Falen" luidde, te lezen. Ze was rechtstreeks naar de puzzelpagina gegaan, waar ze leek te communiceren met de verschillende kleine slangetjes die op de pagina getekend waren. Ze deed haar best niet echt: haar gedachten waren bij de toekomst. Het liefst was ze omgekeerd en terug gegaan naar een jaar geleden, toen ze nog een rustig leven had. Niemand had haar toen nog door. Wilde geluiden kwamen vanuit te koffer. In paniek keek de vrouw naar de deur, bang dat iemand hem zou openen, maar hij bleef gesloten. Ze streelde de koffer en suste zacht. Met haar vingers tikte ze op de koffer, in hetzelfde vertrouwde patroontje dat ze altijd volgde. Het geluid leek niet af te nemen. Ze twijfelde of ze het touw van de koffer moest verwijderen; wat als er echt iets mis was? Met haar trillende, dunne vingers pulkte ze aan de knoop. Ze was eerder zo woedend op zichzelf geweest, dat ze het touw met volle kracht had aangetrokken. Vanuit de gang klonk nu gedempt gepraat, maar ze kon het niet verstaan, ondanks dat ze haar best er nu echt voor deed. Ze probeerde het geluid van de tikkende regen uit haar gedachte te duwen, om zich volledig te kunnen focussen, maar in tegendeel: de regen leek haar hoofd te vullen. Het touw begon pijn te doen aan haar vingers, maar de knoop was er bijna uit. Nu moest ze doorzetten. Ze voelde hoe kleine plekjes zich vormde op haar duim. Ze negeerde het. Ondertussen leken de stemmen op de gang te zijn afgenomen tot slechts één stem. Ze hoorde hem een deur ingaan, iets zeggen en de deur weer verlaten. Hij mompelde in zichzelf en neuriede zacht een melodietje. En ze dacht dat zíj gek was. Met één laatste beweging trok ze het touw los. Meteen schoten de scharnieren van de koffer open, maar de vrouw dook bovenop het leer. Haar ogen schoten heen en weer. Ze wilde het touw pakken, maar die had ze in een reflex laten vallen en lag nu op de grond. Met haar voet rijkte ze naar het touw toe, maar ze had al haar kracht nodig de koffer gesloten te krijgen. Een idee schoot in haar hoofd op. Ze wist dat dit misschien niet het ideale idee was, maar op dit moment moest ze dit wel doen. Ze probeerde niet te denken aan de gevolgen die het zou hebben. Ze klemde met één hand de koffer tegen haar buik aan, terwijl ze met haar andere hand in de binnenzak van haar jas voelde. Leeg. Voor een kort moment werd haar lichaam helemaal slap. De koffer schoot een paar centimeter open en een klein, goud balletje met vleugels ontsnapte. Hij schoot de lucht in, vloog tegen het raam aan en viel met en zachte plof op de grond. Nog voordat de vrouw ook maar kon denken aan het oppakken van het gouden beestje, vloog hij weer de lucht in en bleef hij op een voor hem veilige afstand van de vrouw. Zij keek alsof de wereld op instorten stond. Nog steeds leek ze op zoek te zijn naar iets, maar het niet te kunnen vinden. Het zag er uitzonderlijk onhandig en lomp uit, toen ze met haar rug op de koffer leunend alle zakken van haar jas doorzocht. Allen waren leeg, op haar linker borstzak na, waar een oud ogende envelop in zat. Hij was ruw opengescheurd, maar er was zorgvuldig om een lichtblauwe kaarsvetstempel heen gewerkt. Haar beweging stokte bij het zien van de brief, maar toen ze de stem op de gang dichterbij dacht te horen komen, stopte ze hem snel terug in haar zak. Ze moest snel zijn. Ze wist zeker dat ze haar rolkoffer niet meer had geopend sinds ze van huis was vertrokken, dus daar kon hij niet inzitten. Ze had hem immers nog gebruikt om de mensen bij de poortjes van het treinstation af te leiden. Het gouden vogeltje vloog reeds rond. Hij bewoog zich razendsnel van de ene naar de andere kant van de cabine, waardoor de vrouw hem vaak uit het oog verloor. Er werd geklopt op de deur. Ze wilde schreeuwen dat de persoon niet binnen mocht komen, maar ze wist dat het geen zin was. Het klopje was slechts uit beleefdheid: de deur werd meteen al opengedaan. Een bekend gezicht verscheen om het hoekje en hij lachte verlegen toen hij zag dat zij het was. Ze keek hem zowel woedend als in paniek aan, waardoor zijn gezichtsuitdrukking vlug veranderde naar bezorgd. 'Eh- alles oké?' De vrouw lag met haar buik op de koffer, die hard heen en weer schudde. Haar handen had ze vastgeklemd aan de stoffen zitting van de bank, maar nog schudde haar lichaam met de koffer mee. 'Sluit de deur.' sprak ze, terwijl ze haar hoofd stootte tegen de rugleuning. De man bleef even verbaasd in de opening staan, maar besloot toen te luisteren naar wat de vrouw vroeg en sloot de deur achter zich dicht. De trein draafde rustig door, maar de spanning in de coupé was duidelijk te voelen. De vrouw wilde doen alsof er niets aan de hand was, maar ze wist dat het een verloren slag was. Ze was als een trein die van het spoor af was geraakt; hoe hard je ook probeert, je zal niet meer zo door kunnen rijden als voorheen, tenzij iedereen uitstapte en de trein terug op het spoor werd geduwd. In dit geval voelde het alsof al haar wielen tien meter naast het spoort reden. De man keek in stilte toe hoe de vrouw op de koffer lag. Het knipperende licht aan het plafond irriteerde hem en hij wilde het gordijn van het raam opendoen op meer licht binnen te laten. Plots merkte hij het gouden vogeltje op. Hij zoefde naast zijn hoofd, maar zodra hij zijn hand uitstak was het vogeltje alweer aan de andere kant van de cabine. 'Wat is dat?' vroeg hij, vol verbazing. Hij wilde zijn camera pakken, maar de vrouw schudde haar hoofd. Het leek meer of ze de koffer een kopje gaf, maar de man snapte haar doel en liet zijn camera weer hangen. 'Wat zit er in de koffer? Heb je hulp nodig?' De vrouw rolde met haar ogen als een eigenwijze tiener. Hulp nodig? Hoe kom je daar nou bij? Ze zei niets. De man had haar rollende ogen echter wel opgemerkt, maar hij was te verlegen om er iets van te zeggen. Hij krapte achter zijn hoofd met zijn hand en staarde weer naar het vogeltje. 'Goh...,' zei hij 'Goh?' 'Ja, ik heb nog nooit zo'n beestje gezien. Prachtig. En snel ook, hè?' Geen antwoord volgde. 'Denk je niet dat we het raam open moeten doen en hem naar buiten moeten laten?' Paniek verscheen in de ogen van de vrouw en ze maakte snel een beweging met haar hoofd dat nee moest voorstellen. Hierdoor verloor ze echter kracht op de koffer, en een tweede beest sprong eruit. Het was een klein, paars, vogel-achtig beestje, met een lange angel en grote ogen. Met minstens net zulke grote ogen sprong de man op. 'Jeetje! Dat is harstikke illegaal, beesten vervoeren in koffers!' Hij trok een zwart voorwerp uit zijn zak, waarbij de stok die hij had opgepakt op de grond viel. Het voorwerp, waarvan hij eenzelfde eerder rond had laten draaien in zijn hand, lichtte op in vele kleuren. De vrouw had eerder gedacht dat het een doosje was, maar van dichtbij zag ze duidelijk dat hij gemaakt was van glas. 'Wat doe je?'. Het was de eerste keer dat de vrouw sprak sinds ze de man de cabine in liet. 'Ik bel de politie.' antwoordde hij kalm. Hij tikte met zijn vingers op het scherm, alsof zijn leven er vanaf hing. De vrouw keek vol ongeloof toe. 'De politie? Wacht- wacht! Die is van mij!' Verbaasd keek de man op. De vrouw had nog niets zo uitgesproken gezegd als dat ze nu deed. De vrouw keek naar de stok die op de grond lag. De man leek zenuwachtig te worden. 'Shit- sorry, ja. Die kwam ik eigenlijk terugbrengen. Wat is het?' De man pakte de stok op en gaf hem aan de vrouw. Zij leek te kalmeren en bedankte de man haast onverstaanbaar. Met de stok wees ze op de koffer en mompelde zacht. 'Colloportus' De koffer steeg een stukje van de zitting, waardoor de vrouw haar rug rechtte en voldaan toekeek hoe de scharnieren zich sloten, het touw zich om de koffer bond en zij daarna met haar handen een knoop kon maken om de koffer voorgoed af te sluiten. De man keek gehypnotiseerd toe en leek zich niet op zijn gemak te voelen. Af en toe ontsnapte er een paar verbouwereerde woorden uit zijn mond, maar geen waren verstaanbaar. De vrouw keek hem aan. Ze zag nu hoe onschuldig hij was, onwetend van de wereld en klaar voor een nieuw avontuur. Ze wenste dat ze met hem op avontuur kon gaan, maar ze wist ook dat dit niet kon. Ze moest ervoor zorgen dat hij rustig verder kon leven, zonder de problemen die zij aan hem had overgedragen. Ze voelde zich een besmettelijke ziekte, die iedereen die in de buurt kwam doodziek maakte. De ogen van de man waren groot, maar zijn mond stond niet langer verbaasd, maar vermaakt. Een scheef lachje liet zijn tanden zien. Dat kleine, scheve voortandje. 'Ik ben Joost.' Hij stak zijn hand uit. Zijn nagels waren perfect rond, niet zoals de afgebeten nagels van de vrouw. Ze zagen er uitnodigend en warm uit, maar de vrouw pakte hem niet meteen aan. Joost. Joost... Ze liet de naam een paar keer door haar hoofd gaan. Hij paste niet bij hem, maar aan de andere kant was het perfect. Joost. Zijn sproetjes spraken de naam bijna toen zijn neusje meedanste met zijn lach. Zijn oren zaten verstopt achter zijn haren. Met tegenzin pakte de vrouw de hand aan. Joost' glimlach werd breder en hij knikte ter begroeting. 'Xilene.' Ze had haar echte naam gezegd. Het kwam er zomaar uit; ze had haarzelf altijd een andere naam gegeven. Eva, of Julia. Een alledaagse naam. Een naam die geen vragen zou oproepen. Joost schudde haar hand en liet toen los. Hij keek naar de grond en krapte achter zijn hoofd. Xilene moest stiekem lachen om zijn maniertjes. Ze zou hem ermee willen plagen. Hem op zijn schouder aantikken en hem vertellen dat hij schattig is als hij verlegen is. Maar het ging niet. Ze moest het nu doen. Het had lang genoeg geduurd. Ze voelde haar toverstok kloppen in haar binnenzak. Ze keek hem kort aan. Hij keek kort terug. Ze glimlachte vriendelijk, wat ze nog niet eerder had gedaan. Het voelde als een afscheid. Een goed afscheid: meer dan dit was niet nodig. Ze haalde diep adem, en net toen Joost zijn mond opende om iets te zeggen, sprak ze haar woorden: 'Obliviate.' Zijn ogen werden leeg en zijn armen werden slap. Hij leek verward toen de voor hem onbekende vrouw opstond, vaag 'sorry' mompelde en met een gigantische koffer en een rolkoffer de cabine verliet. Hij leek nóg meer verward toen hij zich liet neerzakken op het oncomfortabele bankje en er plots twee rare wezentjes om zijn hoofd vlogen. Hij keek van de wezentjes, naar de deur waar de vreemde vrouw door vertrok. Hij wist niet wie ze was of waarom ze samen in een coupé zaten, maar er was hier iets aan de hand. En hij ging het uitzoeken.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro