30

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Ik vloog het bed in en een paar seconden later ging de deur langzaam open.
Marcus stapte naar binnen en keek verrassend op toen ik klaarwakker op het bed zat.

"Voel je je al beter?" vroeg hij vriendelijk, maar het enige waar ik aan kon denken was het feit dat alle Geleerden mij een levenslange straf wilden geven.

"Je ziet er niet meer zo ziekjes uit," merkte hij op en keek toen naar het dienblad dat naast me stond. Hij zag dat ik zijn brouwsel niet opgedronken had. Wat zou er nu door zijn gedachten heen zijn gegaan?
Zijn ogen gleden van het flesje naar mij.

Ik keek hem serieus aan, terwijl ik een boosheid in me op voelde komen. Wilden ze me echt in de kerkers gooien? Dat betekende dat ik hier dood zou gaan. Ze dachten dat ik een slechte entiteit in me had. Een demon. Deze draak was geen demon. Ik was geen demon.

"Wat is er?" vroeg Marcus toen hij mijn fronsende wenkbrauwen opmerkten.

"Ik ben een vortex?" besloot ik toen te zeggen. Ik wist nog niet zeker of dit wel een goede zet was. Maar ik had niets te verliezen.

"Hoe weet j-," begon Marcus zeggen, maar hij stopte midden in zijn zin. "Heb je mijn bespreking afgeluisterd?"
De toon in zijn stem veranderde van verbazing naar verontwaardiging.
Zijn mondhoeken zakten verder naar beneden en hij leek beledigd.

"Waarom ben ik een vortex? En wat is er met die vreemde tovenaar? Waarom hebben mijn droom en die man met elkaar te maken?" vroeg ik hem en ik stond op.
Langzaam liep ik op hem af en liet hem zien dat ik niet bang was. Als ze echt dachten dat er iets in me zat, dan zouden ze er misschien wel voor vrezen, toch?

"Je hebt alles gehoord zo te horen," was Marcus zijn antwoord.

"Een vortex is bijna een scheikundig effect op een verstoorde balans," herhaalde ik Marcus zijn woorden die hij eerder in de bespreking had gezegd. "Wat bedoel je daarmee?"

Marcus zuchtte en schraapte zijn keel.
Hij wist dat het geen zin had om dingen te verbergen.

"Ik vermoed... ik weet vrijwel zeker... dat hetgeen wat in jou ontwaakt is door die tovenaar komt. Doordat zijn magie de balans van de wereld heeft verstoord. De balans die de goden gecreeërd hadden. Velen geloven niet dat vortexen bestaan. Ze worden als mythes gezien. Maar ík... ík zag het raadsel en wist deze te ontrafelen. Ze zouden me daarvoor moeten bedanken," zei Marcus en in de laatste twee zinnen hoorde ik een toon van frustratie.

"De andere Geleerden bedoel je?" vroeg ik.

Marcus klemde zijn kaken op elkaar en ik zag dat hij zijn vuisten balden.

"Ze zijn te druk bezig met de Oude Stad dat ze vergeten wat er buiten hen omgaat. Natuurlijk krijgen we berichten van de wereld om ons heen, toch zien zij het geheel niet," klaagde Marcus over de andere Geleerden en schudde met zijn hoofd, terwijl hij sprak.
Ik verzonk in mijn gedachtes en hoorde de woorden van Marcus niet meer.

Ik dacht aan alles wat ik de afgelopen elf jaar had meegemaakt en dat nu het moment was om risico's te nemen.
Ik wilde op de deur aflopen, maar Marcus blokkeerde de weg door zijn armen te spreiden.

"Wat ga je doen?" vroeg hij verbaasd en zijn frustratie leek zich bijna op mij te richten.

"Het is beter als ik ga," zei ik. "Om meer antwoorden te vinden,".

"Nee. Je kan niet weg. Je mág niet weg," zei hij met een commanderende toon.

Mijn ademhaling versnelde en ik keek Marcus aan.

"Als je me echt wilt helpen dan laat je me gaan," zei ik.

Marcus bleef me aanstaren en ik zag aan zijn lichaamstaal dat dit het laatste was wat hij wilde.

Toen besloot ik dat ik hem aan de kant wilde beuken, dus rende ik op hem af.
Zijn armen sloten zich om me heen, terwijl ik met hem begon te worstelen. Zijn stevige handen hielden mijn armen hard vast en op dat moment voelde ik een sterk kwaad in me opborrelen.
Mijn lichaam werd warm en ik voelde dat mijn botten zich begonnen te vervormen.
De zwarte schubben in mijn armen begonnen te groeien en meerdere kwamen te voorschijn. Dit ging in een rap tempo.

Marcus liet me uit schrik los en keek me met grote ogen aan.

Mijn blik gleed naar mijn handen die veranderden in grote klauwen. Ook voelde ik iets uit mijn schouderbladen groeien.
Mijn gewaad scheurde kapot en mijn lichaam kon niet stoppen met groeien. Mijn gezicht vervormde naar een langwerpige schedel en op dat moment sloot ik mijn ogen om het allemaal over me heen te laten komen.
Het deed geen pijn. Het voelde vertrouwd.

Ik voelde mijn nek uitrekken en de muren raakten mijn drakenhuid aan. Mijn lichaam werd te groot voor deze ruimte en deze begon af te breken. Ik stond op vier enorme poten en voelde de staart uit mijn stuit groeien.
Marcus snelde de kamer uit, maar al snel spatte de deur waar hij doorheen ging in vele stukjes hout.
Mijn grote zwarte staart brak de slaapkamer compleet open, waardoor de rest van het Huis der Geleerden ook instortte.

Het stof dat vrijkwam van alle vallende stenen steeg als een enorme wolk op.

Ik hoorde mensen gillen en schreeuwen uit paniek en angst.

Mijn lichaam bleef groter worden...

Toen vervaagde de stofwolk en ik zag het gebouw van het Huis der Geleerden onder mijn grote zwarte klauwen met scherpe nagels liggen.
De gang voor mijn slaapkamer bevatte geen dak meer en ik zag Marcus als een kleine muis voor me staan.
Hij keek omhoog en kon zijn ogen niet geloven.

Toen brulde ik luid en spreidde mijn twee enorme zwarte vleugels die half blauw gekleurd waren. Ik wapperde deze heen en weer waardoor de stofwolk die weggezakt was weer oplaaide en Marcus hield zijn handen voor zijn gezicht om stukjes steen en stof tegen te houden.

Toen hoorde ik een luid geschreeuw wat anders klonk dan het geschreeuw van de bange en vluchtende bevolking.
Ik draaide me om en vernielde hierbij een hoop huizen die om het Huis der Geleerden heen stonden.

Ik voelde me groot.

Ik voelde me machtig.

Dit was meer dan de macht van een koningin.

Een grote groep soldaten met speren stormden op me af, maar toen ze me zagen wisten ze niet of ze me iets aan wilden doen. Ze aarzelden en de speren begonnen in hun handen te beven.
Ik rook hun angst en het voedde mijn woede.

Ik maakte mijn drakenlichaam zo groot mogelijk en laaide het vuur in mijn lichaam op. Langzaam opende ik mijn bek en de soldaten wilden vluchten, maar een hete stroom van vuur vloog over mijn tong en langs mijn puntige tanden heen en overspoelde hen met een vlammenzee.

Krijsend vielen ze neer en probeerden nog met hun laatste ademhalingen weg te kruipen.

Een luide brul ontsnapte uit mijn grote bek om iedereen af te schrikken.
Toen nam ik een aanloop, waarbij nog meer huizen verpletterd werden door mijn grote achterpoten. Mijn vleugels bewogen op en neer en langzaam voelde ik mezelf van de grond stijgen om de lucht in te gaan. De Oude Stad werd steeds kleiner hoe hoger ik vloog.
Ik vloog om de grote tempel van Bagu heen en brulde. De wind leidde me naar de bomen van het grote Heilige Woud.

Wat voelde dit bevrijdend.
Het was alsof ik eindelijk mezelf kon zijn, op een rare manier.

Mijn vleugels brachten me ver weg van de Oude Stad vandaan.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro