41

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Jothar

Mijn handen landden op de koude reling van het balkon dat vanaf het paleis hoog uitkeek op een plein dat vol stond met tienduizenden Emperaanse soldaten.
Ze stonden in lange rijen met hun gezichten naar voren. Hun witte harnassen had ik door meerdere smeden laten veranderen naar een zwart metalen harnas dat donker paarse afwerkingen had, wat nu glom door de hoogstaande zon.
Alle Emperaanse vlaggen in de stad had ik laten weghalen. Een zwarte vlag met een paarse boom was nu het symbool voor mijn regime.

Toen ik het de hele stad had overgenomen bleek niet veel later dat al het personeel in het paleis ongedeerd waren gebleven, op de mensen die gedood waren door de vuurelf toen hij de keizer omlegde na. Wat eigenlijk alleen de paleiswachters waren. Mijn magie had hen niet geraakt.
Het paleis zelf leek er tegen te kunnen. Ik begreep het niet, maar een grote groep vuurelfen had het hele paleis doorzocht en iedereen bij elkaar gebracht.
Ik miste alleen de prinses. Geen idee waar zij uithing...
Misschien was ze verstopt.
Misschien was ze gevlucht.

Toch had ik iedereen die aanwezig waren bij elkaar laten komen in de troonzaal.
Ze zwoeren hun leven aan mij, want ik beloofde hen dat ze anders zouden ze sterven.
De keuze werd snel gemaakt toen het personeel gauw op hun knieën zakten en één van hen trok mijn aandacht.

Arlonius Watheky Zoutsteen was zijn naam. Hij was een oude genezer en adviseur van de keizer, beweerde hij.
Hij leek me een onschuldige man en hoe makkelijk het ook was om iedereen te doden, toch was dat niet waar ik voor wilde staan.
Ja, het oude moest verwijderd worden. Dat liet ik maar al te goed zien toen ik de lijken van de prins en keizer bij de grote poorten had laten ophangen. Iedereen zou nu weten dat er een ander aan de macht was.

"U wilde me zien, Uwe Hoogheid," zei de onschuldige stem van Arlonius toen hij een paar meter achter me op het balkon kwam staan.
Mijn ogen bleven naar de rijen soldaten staren.

"Prachtig, vind je ook niet, Arlonius Watheky Zoutsteen," zei ik en een frisse wind gleed langs mijn gezicht. "Zesenzeventigduizend mannen zouden voor mij sterven en dan heb ik het nog niet eens over de rest van het volk,".

"Uwe Hoogheid, ik bedoel dit niet verkeerd," begon de oude man.

"Maar dat gaat wel zo overkomen?" onderbrak ik hem en ik keek vanuit mijn ooghoek richting de man.

De man stotterde.

Ik draaide me om en keek hem in zijn ogen aan.

"I-I-Ik bedoel alleen te zeggen," was het enige wat er uit hem kwam. Hij kwam moeilijk uit zijn woorden.

"Zeg het eens. Wat bedoel je te zeggen?" Ik deed een paar stappen naar voren en stond nu recht voor zijn neus.
Hij knipperde een paar keer met zijn ogen en zijn handen waren net niet aan het trillen.
Hij voelde mijn macht. Hij zag wat ik kon doen.

"Ik vroeg me alleen af of u de prinses gevonden heeft?" vroeg hij.

"Ahw," zei ik met een overdreven ontroerende stem. "Je bent bang dat ik haar zal doden? Wees maar niet bang. Als ik haar heb zal ik haar uithuwelijken aan een van de mensenrijken van West- Efea,".

De man keek me met grote ogen aan.

"H-Hoe?"

"Door haar te laten trouwen met een andere prins of koning? Duh. Ik weet hoe je bondgenoten moeten maken,"

"Mijn excuses, Uwe Hoogheid, maar waarom bent u eigenlijk hier?"

Ik keek de man lang aan en daarna gleed mijn blik over het balkon heen naar het leger dat beneden gereed stond.
Een diepe zucht verliet mijn lichaam.

"Er is hier iets wat ik nodig heb," zei ik.

"Wat heeft u nodig? Misschien kan ik helpen?"

"Helpen?" lachte ik.

"Ik meen het, Uwe Hoogheid. Ik heb mijn eer gezworen aan Emperal. U bent nu de keizer. Ik zal u dienen," zei Arlonius serieus.

Mijn lach veranderde in een grijns.

"Oké, oude man. Zeg me maar eens waar ik de Zwarte Kamer kan vinden?" zei ik, terwijl de zon op mijn huid brandde.
Arlonius zijn mond viel open en zijn ogen vergrootten zich opnieuw.

"Vergeef me, Uwe Hoogheid, maar hoe weet u hiervan? Dit is geheim gehouden voor... voor het gewone volk en de rest van de wereld," zei hij. "Alleen de voormalige keizer en ik wisten hier van,".

"Ik ben niet het 'gewone' volk. Ik ben ook niet 'de rest' van de wereld. Ik ben Jothar. De uitverkorene. De gekozene. Ik hóór hier te zijn!" vertelde ik Arlonius maar al te goed, zodat hij dit nooit zou vergeten.

"Natuurlijk, Uwe Hoogheid," zei hij beleefd en knikte met zijn hoofd.

"Je weet dus waar de Zwarte Kamer is?"

Het duurde even voor de man knikte en ik bleef hem aanstaren tot hij me échte antwoorden gaf.

"Ik kan het u laten zien," zei hij toen en niet veel later volgde ik de oude man door het enorme paleis heen. Vanbinnen bewonderde ik het gebouw. Vooral omdat het van mij was.

Vier vuurelfen liepen mee, terwijl we trappen op liepen en zo in één van de hoogste torens terecht kwamen.
De trap leidde naar de hoogste verdieping in deze toren en eindigde voor een deur dat door vele houten planken dicht getimmerd was.

"Dit is het," zei hij hijgend.

Ik keek naar de vuurelfen.

"Open het," beval ik hen en de elfen liepen op de deur af.

"Wacht!" riep Arlonius. Ik gebaarde dat de vuurelfen moesten stoppen. "Weet u het zeker?"

"Moet ik je herinneren wie ik ben?" zei ik hem. "Ik zal de deur openen. Hoe dan ook,".

"Ik zal u niet tegenhouden, Uwe Hoogheid. Alleen...,"

"Alleen wat?"

"Elf jaar geleden liep ik op een zomeravond langs de trappen van deze toren toen ik een zwarte wolk hier naar boven zag vliegen. Ik volgde het en het ging deze kamer in. Toen ik naar binnen ging werd ik naar buiten gegooid. Ik viel bijna van de trap. Toen ik de voormalige keizer vertelde over wat er gebeurde en we er naar toe gingen kregen we de deur niet open. Het enige wat we hoorden was een luid gebrul. Dus de deur werd dicht gemaakt," vertelde Arlonius. "Ik weet zeker dat het zwarte magie is. Het is niet van deze wereld,".

"Goed om te weten," was het enige wat ik te zeggen had over zijn verhaal. "Open de deur,".

Twee vuurelfen legden hun handen op het hout en het begon te branden. Het hout verkoolde snel door het paarse vuur.
Elke keer dat de vuurelfen hun vuur gebruikten voelde het alsof ik er meer kracht van kreeg.

Het verkoolde hout brak in stukken viel op de grond. De laatste stukken werden met de hand verwijderd en de deur was vrij om open te maken.

Voor ik dit ging doen keek ik Arlonius aan.

"Omdat je mij geholpen hebt wil ik dat je mijn adviseur wordt. Je gaat mij helpen om Emperal te heersen. Ik wil dat je nu alle informatie van alle landen om ons heen bij elkaar haalt. Boeken, brieven, alles. Vanavond zullen we elkaar spreken," zei ik hem. Daarna keek ik naar een van de vuurelfen.

"Loop met Arlonius mee. Hij zal je hulp kunnen gebruiken," zei ik met een strak gezicht.

"Uwe Hoogheid," knikte Arlonius en voor hij de trap weer af liep wierp hij me nog een laatste blik.

Toen ik hem weg zag gaan gaf ik de laatste drie vuurelfen het bevel om de deur te openen.
De stem van het Meer der Waarheid had me gezegd hier naartoe te gaan.
De Zwarte Kamer. Hier moest ik zijn.
Hetgeen wat zich hier verscholen hield zou me verder in de toekomst brengen.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro