5

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Jaar 3419

Koningin Silvera

De wind raasde over het dek heen en de soldaten van Dion konden zich moeilijk overeind houden, toen ik uit mijn hut het dek opkwam.
Het regende zo hard dat de regendruppels tegen mijn huid gevuurd werden, wat een branderige pijn achterliet.
Ik probeerde met mijn handen mijn gezicht te beschermen toen ik twee handen op mijn schouders voelde.

"Wat doet u hier?! Ga terug naar binnen!" riep Dion. Hij stond vlak voor me en keek me met een bedropen gezicht aan.

"Ik hoorde dat we worden aangevallen," riep ik en zag soldaten uitglijden over de vloer van het schip. Sommigen hielden zich vast aan de reling en anderen probeerden de grote zeilen onder controle te houden.

"Ga naar binnen!" riep Dion. "Het is niet veilig!"

Op dat moment hoorden we een hard en dof gegrom. Het leek overal vandaan te komen en hierdoor wist ik niet welke kant ik op moest kijken.
Terwijl de donkere wolken in een bewegende cirkel leken te vormen en er een mist ontstond boven het zeewater, rukte ik me los van Dions handen en greep naar de reling van het schip.

Opnieuw klonk er een luid gegrom.

"Soldaten! Sta klaar!" hoorde ik Dion roepen, maar waar het gevaar was, was nog steeds niet duidelijk.

"Daar!" riep een soldaat en een vage zwarte schaduw verscheen in de mist die alsmaar groter en groter werd en de gedaante van een enorme slang vormde.
Mijn hart stond stil toen het schip door de mist vaarde, recht op de schaduw af. Zelfs de kapitein was onder de indruk van wat er op ons te wachten stond.

"Tashir," hoorde ik Jasper zeggen. Hij was ook naar het dek gekomen en was naast me gaan staan.

"De titaan van de zee," voegde ik aan zijn zin toe en kon niet geloven dat het daadwerkelijk een duizend jaren oud wezen was.

"Draai het schip!" schreeuwde Dion ons allemaal wakker uit de bewondering. "Verander de koers!"
Het leek bijna alsof dat wezen ons betoverde.

De kapitein gaf een ruk aan het roer. De wind leek ons tegen te werken, maar mijn man had me verzekerd dat dit schip grote stormen kon overleven.
Over een titaan had hij niks gezegd...

"De stroming en de wind zijn te sterk!" riep de kapitein luid.

De zeetitaan brulde luid en het gaf me toen enorm veel angst.

Het schip probeerde weg te varen van het beest, maar een enorme staart stak het water uit en kwam recht op ons af.
De blauw geschubte staart waar stekels om heen zaten sloeg tegen boeg van het schip.
Een grote klap sloeg ons allen op de grond en ik landde hard met mijn gezicht op de houten vloer.
Met mijn hand veegde ik langs mijn wang en zag toen bloed aan mijn vingers.
Het geschreeuw en gejammer van de soldaten aan boord vulden mijn oren en sommigen waren door deze aanval van het schip gevallen.

Twee handen grepen me beet en trokken me van de grond.

"We moeten hier weg," zei Jasper en ik kon weer op beide benen staan.
Het hout van het schip kraakte en het leek op het punt te staan om te zinken.
Mijn ogen zochten de kapitein, maar die was nergens te bekennen.

"Waar is de kapitein?" vroeg ik hijgend en toen zag ik in mijn ooghoek een roeiboot het schip verlaten.

De storm hield niet op en het gebrul van Tashir was opnieuw te horen.
Maar de kop van het beest was te ver weg en door de mist nog steeds niet zichtbaar.
Het feit dat zijn staart ons kon bereiken, liet me beseffen hoe groot dit wezen daadwerkelijk was.

Dion probeerde ondertussen een paar soldaten te helpen, waarvan één van hen doorboord was door een stuk gebroken hout dat zijn kant op geslingerd was door de klap.

"Dion!" schreeuwde ik, maar door de wilde geluiden van de storm kwam mijn geroep niet aan.

"Hoeveel roeiboten zijn er?" vroeg ik en keek Jasper wanhopig aan. Hoezo zou hij dat eigenlijk weten? Voor zover ik wist had Jasper geen verstand van dit schip.

"Ik heb er een zien hangen aan de linkerzijde van het schip," zei hij en wees over de reling naar beneden.
Mijn ogen volgden waar hij naar weer en ik knikte naar hem.

"We moeten nu gaan!" riep Jasper en wees toen naar de staart van Tashirr die weer uit het water stak en zich wilde laten vallen op de rest van het schip.

"Nu!" schreeuwde Jasper in mijn oor en hij sprong over de reling heen. Hij landde in de houten roeiboot en keek op.

"Dion!" schreeuwde ik zo hard als ik kon, maar Dion was nu bij het roer en probeerde een gewonde soldaat omhoog te helpen.

Tashirs staart liet zich vallen en ik dacht toen geen seconde meer na. Snel sprong ik Jasper achterna en landde in de roeiboot.

Op dat moment sloeg de staart op het schip en al het hout vloog uit elkaar, dat gevolgd werd door een enorme plons water waardoor het roeibootje van het touw los schoot en meters ver de zee werd op gegooid.
Het houten bootje ketste over de golven, terwijl ik me stevig vasthield.
Door de wilde bewegingen werd glipten mijn handen los en werd mijn lichaam er uit geslingerd.

"Silvera!" hoorde ik Jasper schreeuwen en dat was het laatste wat ik hoorde toen een grote golf van koud zoutwater me overspoelde.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro