Hoofdstuk 9

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Orla, Aveline en Stef hadden een houten bedekte wagen gevuld met stro en een paar kisten vol voedsel. Er stond een groot bruin paard gespannen voor de wagen.
"Jullie kunnen in achterin," zei Stef en deed de klep aan de achterkant van de wagen open. Het zag er best comfortabel uit.
Maltar en ik klommen er in en Stef, Orla en Aveline zaten vooraan. Orla liet het paard lopen en we vertrokken. Ik keek naar het houten hutje dat steeds kleiner werd.
We reden door een bos en langzamerhand vielen er regendruppels uit de lucht. Het ging van miezeren naar een zware regenbui.

"Het is op z'n minst bedekt, want ik haat regen," zei Maltar en ik zag hoe het water van de kap afstroomde langs de wagen.
"Iedereen prima?" vroeg Aveline en keek achter zich om naar ons te kijken. Ik knikte en glimlachte naar haar. Toen ze weer voor zich uit keek boog Maltar zich naar me toe.
"Als het Land van de Maan een vredelievend land is denk je dan dat ze ons alsnog gaan helpen?" vroeg Maltar.
"We hebben geen keus he," zei ik en keek naar de planten in het bos die nat geregend werden.
"Je bent veranderd," zei Maltar en ik keek hem aan in zijn bruine ogen.
"Je bent niet meer het bange meisje dat vlucht voor gevaren. Je bent een sterke vrouw geworden," en terwijl hij deze woorden zei voelde het voor het eerst in mijn leven dat iemand dit compliment echt meende.
"Niemand heeft ooit zoiets liefs tegen me gezegd," zei ik.
Maltar glimlachte. "Word niet te emotioneel hé? Ik ben maar een gedaantewisselaar,".

"Maar een gedaantewisselaar? Is dat hoe je jezelf noemt? Als ik in een leeuw kon veranderen dan zou ik wel iets stoerders bedenken dan dat,"

"Iets stoers? Vind je mij stoer?"

Ik knikte en Maltar begon te glimlachen.
"Nou, dát is het aardigste wat iemand tegen mij gezegd heeft,".

We lachten allebei en daarna voelde ik hoe moe ik eigenlijk was. Orla, Stef en Aveline waren met elkaar in gesprek over bepaalde bloemen en planten.
"Genezers," zuchtte Maltar en zag aan me dat ik bijna in slaap viel.
"Kom maar," zei hij zachtjes en sloeg een arm om me heen. Ik ging langzaam tegen hem aanliggen en voelde me best comfortabel in het stro.
Maltar was heerlijk warm en met het geluid van de regen kon ik eigenlijk best wel prima slapen.

Even later werd ik plotseling wakker, omdat de wagen stopte. Ik keek op en zag Maltar naast me. Ik kwam overeind en zag hem kijken naar Orla, Stef en Aveline.
"Wat is er?" vroeg ik en het drietal stapte van de wagen af.
"Wat is dat?" vroeg Aveline. Ik probeerde uit de wagen te klimmen met Maltar.
We liepen met z'n vijven naar een paar struiken toe waar een kuil lag.
In de kuil zagen we een verlaten kampvuur. Het vuur leek net uit gemaakt te zijn. Er was hier dus iemand?
De kuil was gelukkig ondiep en Stef en Maltar liepen samen de kuil in. Stef had zijn pijl en boog gereed. Orla, Avine en ik volgden hen.
Orla onderzocht de plek.
"Er was hier iemand," zei Stef. "Het vuur is nog niet zo lang uit,".
Maltar gebruikte zijn reukvermogen en probeerde een geur op te vangen.
"Heb je iets?" vroeg ik aan hem en hij knikte.
"Bloed," was zijn antwoord.
Hij liep naar een kapotte kist waar bloed op zat.
"Wat is hier gebeurd? Misschien is er wel iemand in de buurt? Misschien is diegene wel gewond?" suggereerde Aveline.
Ik dacht na en bekeek het kampvuur.
"Oh nee," zei Orla, terwijl ze gebogen zat op de grond.
"We moeten hier weg. Het is hier en als we niet snel zijn zal het ons vinden," zei Orla en kroop overeind. Ze had een tak in haar hand waar een zwartachtig slijm aan vast kleefde.
"Een oud vriendin van me woont hier in de buurt. Daar zijn we veilig, dus laten we nu gaan," zei Orla snel.
Ik staarde naar de tak in haar hand. Het slijm leek zelfs te bewegen. Heel langzaam.
Zo snel als we konden klommen we de kuil weer uit en haastten ons naar de wagen.
Opgelucht dat daar niks mee was gebeurd reden we weg.
Orla zat deze keer bij mij en Maltar achter in de wagen.

"Er is een plek dichtbij waar we heen moeten en waar we veilig zullen zijn hier, maar we moeten snel zijn," zei Orla en Stef zorgde dat het paard hard genoeg galoppeerdde.

Plotseling klonk er een harde brul door het bos.
Ik schrok. Het klonk niet als een mens of een dier.
"Het is hier," zei Orla. Ze vouwde haar handen samen en ging bidden.
Ik checkte of er iemand achter ons aankwam en daar was het. Een donker gedaante van ongeveer twee meter lang kwam achter ons aan gelopen.
Hij was ver weg, maar zichtbaar. Wat me opviel waren de felrode ogen van dit wezen. Het voelde niet goed.
"Wie is dat?" riep ik en Maltar keek naar het wezen.
"Sneller!" riep hij.

"We zijn er bijna," riep Orla toen ze weer overeind kwam.
Ik bleef staren naar het zwarte wezen in de verte, maar hij bleek sneller dan verwacht.
"Hij komt!" riep ik vol paniek.
Het paard voor de wagen deed hard zijn best om sneller te zijn, maar we konden niet harder dan dit tempo.
Aveline nam de teugels over van Stef, die de wagen in klom en zijn pijl en boog trok. Hij vuurde een pijl, maar hij miste.
"Nog een keer," zei ik en probeerde mezelf in te praten dat we dit zouden overleven.
Het wezen was sneller en des te meer hij dichterbij kwam hoe duidelijker zijn uiterlijk werd.
Hij had vier hoorns op zijn kop en droeg een zwaar pantser. Zijn voetstappen klonken als aardbevingen. Toen hoorde iedereen dit wezen brullen en dit geluid was een van de meest angstaanjagende geluiden die ik ooit gehoord had.
Stef pakte een nieuwe pijl uit zijn koker en vuurde hem af.
Deze was gericht op de kop, maar het wezen weerde de pijl af met een van zijn hoorns.
Stef vloekte en vuurde er nog een af, maar ineens kreeg de wagen een klap.
Het paard was blijkbaar over een gevallen boomstam heen gesprongen, maar de wagen bleef er achter haken. Stef verloor zijn evenwicht en viel uit de wagen.
Met een smak kwam hij op de modderige grond terecht.
"Stef!" riep Aveline en ik zag hoe het paard weg het bos in verdween. De wagen zat vast op de boomstam en Maltar sprong er snel uit.
Hij rende op Stef af en probeerde hem overeind te krijgen. Het lukte.
Het wezen naderde ons bijna en Maltar transformeerde in de zwarte leeuw.
Hij brulde naar het wezen en deze leek zijn pas te vertragen. Het wezen trok een groot metalen object, wat leek op een zwaard. Er zat al bloed aan. Heel erg veel bloed.
Aveline en Orla renden naar Stef toe en namen hem mee uit veiligheid. Hij zag er gewond uit.
Ik hielp hen om veilig achter langs de wagen heen te lopen en keek toe hoe Maltar het wezen bezighield.
"Orla, waar is je vriendin?" vroeg ik snel.
"Ze woont in een oud fort. Het is hier vlakbij in de moerassen," gaf ze snel als antwoord.
"Ik ga Maltar helpen. Zorg dat jullie veilig zijn," zei ik en wilde me omdraaien om naar Maltar toe te gaan, maar Orla greep me nog even vast.
"Lena, een gevecht met dit wezen ga je niet winnen. Dit is een duister kwaad," zei ze snel en ik knikte.
Orla en Aveline namen Stef mee de bossen in en ik sprong Maltar bij.
Het wezen stond nu een aantal meters van hem vandaan.
Ik ging naast Maltar staan.
"Ga met ze mee!" gromde Maltar naar me en het wezen begon op ons af te rennen.
"Ga nou weg!" brulde Maltar en met zijn grote leeuwenpoot wilde hij me weg slaan.
Ik deed een paar stappen achteruit en het wezen hield zijn zwaard gereed om te steken. Maltar brulde en sprong op het wezen af. Hij ontweek de eerste slag van het zwaard en greep het wezen bij zijn arm met zijn bek.
Het wezen sloeg Maltar van zijn arm af en probeerde met zijn zwaard op hem in te hakken.
Maltar gaf niet op en bleef vechten. Hij werd een aantal keren neer geslagen, maar stopte niet met aanvallen.
Ik keek toe en wilde iets doen. Mijn focus ging naar mijn handen en voelde mezelf krachtiger worden. Ik duwde mijn handen naar voren en probeerde met al mijn kracht hem omver te duwen.
Het wezen keek me even aan toen hij voelde dat ik mijn kracht op hem uitoefende.
Zijn felrode ogen keken me heel diep aan. Het was alsof hij door mijn ziel heen keek.
Maltar lag op dat moment op de grond en kroop snel overeind. Hij zag zijn kans en klom een boom in. Een grote tak hing een paar meter boven de kop van het wezen.

"Es maziya tol Dysnista," hoorde ik het wezen zeggen. Zijn stem klonk kill en duister en ik kreeg er kippenvel van.
"Wat?" zei ik hardop en op dat moment sprong Maltar van de tak naar het wezen op de grond.
Het was bedoeld als een overwachte aanval, maar het wezen keek omhoog en met zijn lege hand reikte hij naar Maltar.
Maltar werd tijdens zijn sprong ineens stil gehangen in de lucht. Hij brulde en het wezen keek me opnieuw aan.
Hij hield de leeuw in de lucht, terwijl zijn ogen me weer lang aankeken
"Es maziya tol Dysnista," zei hij opnieuw met die akelige stem en hield zijn zwaard stevig vast. Hij ging hem doden!
"Laat hem los!" schreeuwde ik boos en oefende mijn kracht opnieuw uit op het wezen. Door mijn woede voelde ik me krachtiger en liep op dit monster af.
"Doe... het... niet," riep Maltar en het klonk alsof hij stikte.
Ik maakte een zwaaiende beweging en een grote windvlaag ramde op het wezen in. Hij verloor zijn grip op Maltar en de leeuw landde met zijn vier poten op de grond.
Het wezen verdween plotseling de bossen in en ik kon hem niet meer volgen met mijn ogen.
Zo snel als ik kon rende ik op Maltar af, die weer veranderde in zijn mensengedaante.
Ik probeerde hem te steunen toen we weg liepen.

"Je hebt weer mijn leven gered prinses. Hoe ga ik je ooit kunnen terugbetalen?" zei Maltar zachtjes en hij lachte.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro