Hoofdstuk 5

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

̶L̶u̶x̶-̶V̶i̶t̶a̶e̶,̶ ̶2̶4̶7̶4̶ Lux-Vitae, 4862
̶D̶a̶g̶ ̶4̶6̶9̶,̶ ̶v̶r̶i̶e̶s̶s̶e̶i̶z̶o̶e̶n̶ ̶ Dag 464
̶L̶u̶v̶-̶J̶u̶b̶e̶l̶i̶z̶ ̶ Orebos

Schokkende bewegingen. De hele Ysovel beweegt en mijn lichaam doet gezellig mee. Alles is aan het schokken. Is dat normaal? Het is wel echt de slechtste ontwaking die ik ooit heb gehad. Al wist ik ook niet dat ik in slaap was gevallen. Ik typte alle data in, we gingen in twee stoelen zitten en toen volgde een enorme flits. Dat is alles wat ik weet. En nu dan al deze schokken.

Ik probeer mijn hoofd iets op te heffen om zo door de ruimte te kijken. Al vrij snel heb ik gevonden waar Justio zit. Zijn gezicht is lijkachtig wit en zijn blauwe ogen lijken zo uit zijn kassen te kunnen springen. Stevig ontklemmen zijn handen de gordel die we dragen. Hij gaat over onze schouders heen en drukt onze volledig tegen de rugleuning van de stoel aan. Iets wat nu zeer nodig is.

"Dit stukje duurt normaal gesproken maar een paar minuten," roept Justio over de harde geluiden mijn kant op. Tenminste zijn mond ziet eruit alsof hij hard praat, voor mijn oren klinkt het zeer zacht.

Ik knik even hevig. Oké, een paar minuten, dat kan ik vast wel overleven. Toch? Veel erger dan dit kan het vast niet worden. Daarbij heeft Justio dit al vaker gedaan en die leeft ook nog. Rustig blijven ademen dan komt vast alles goed.

"Luciana."

Voorzichtig openen mijn ogen zich en komt het schemerige licht dat om mij heen hangt binnen. Ik heb geen enkel idee wie net mijn naam zei. Iemand zei mijn naam, toch? Ik weet vrij zeker dat ik het net hoorde. Het klonk als een fluistering.

Mijn lichaam voelt veel te zwaar aan, vooral mijn hoofd. Kan ik niet gewoon weer terug de rust in? Ik kan mijn ogen niet openhouden.

"Luciana, je moet echt proberen wakker te blijven."

Daar heb je die vreemde fluistering weer. Hij overstemt alleen de hoge piep niet. Een verschrikkelijke hoge piep. Iemand moet die uitzetten, het geeft een ontzettend raar gevoel in mijn buik.

In het midden van het schemerige licht, begint iets een vorm te krijgen. Een grote vorm. Ik kan het net onderscheiden van elkaar. Al blijft het allebei wit en lichtgrijs. Het is een beetje als hoe geesten worden beschreven in de dorpsverhalen.

Een pijnlijke scheut trekt door mijn hoofd heen. De pijn rent een marathon naar mijn tenen, maar dan keert toch echt die vredige rust van net terug.

Met mijn vingers streel ik door iets zachts heen. Het laat mijn lichaam gelijk ontspannen. Het voelt oud en vertrouwd. Zo zacht als het licht paarse mos vroeger was. Vooral in het Orebos, daar voelde het aan als een grote fluwelen deken. Een kleine glimlach vormt zich op mijn gezicht, terwijl ik door de zachte ondergrond beweeg met mijn handen.

"Dus, ik zie dat je wakker bent?" Een stem klinkt dichtbij mijn hoofd. Eén voor één open ik mijn ogen, waarna ik direct in een onbekend gezicht staar. Mijn mond opent zichzelf om te gaan gillen, maar meteen slaat de persoon een hand ervoor. "Rustig, alsjeblieft. We zijn op een zéér gevaarlijke plek."

Voorzichtig kijk ik om mij heen. Alle fevonen, het is echt precies hetzelfde gebleven in mijn herinneringen. Ik heb dit prachtige bos nooit verkeerd onthouden. De pastelkleuren die in elkaar overlopen en de geur van verse planten. Het is zo verschrikkelijk mooi.

Ik haal Justio's hand van mijn gezicht af en kijk hem geruststellend aan. "Het Orebos is niet zo eng als je denkt of gelooft. Vertrouw me, ik ken hier de weg. Daarnaast ben ik hier ook nog nooit iets ergs tegengekomen."

Terwijl ik Justio's hand nog lichtelijk vasthoud, kijkt hij mij half geschokt aan. "Dus jij wil zeggen dat jij vrijwillig stappen hebt gezet in dit."

"Ja, en geloof me, het is hier hartstikke mooi. Hoewel ik hier de eerste keer niet vrijwillig kwam, ben ik later wel vrijwillig teruggekomen. Daarbij kan het best zijn dat er vreemde wezens rondlopen, maar misschien zien zij ons wel als hetzelfde en durven ze zich niet eens te laten zien. Ik heb naast mooie natuurverschijnselen en prachtige dieren niets raars gezien hier."

Met een zachte zucht laat Justio zich naast mij op de zachte grond vallen. Hij woelt met zijn vingers door de lichtbruine aarde heen en gaat dan rechtop zitten. "Waarom zijn we eigenlijk in het Orebos?"

Ik volg zijn voorbeeld en ga tegenover hem zitten. Met mijn vingers zorg ik ervoor dat mijn jurk van het speciale Husvblad weer goed over mijn schouders zit en mijn lichaam op de goede plekken volledig bedekt. Met een rood hoofd wendt Justio zijn blik van mij af en bekijkt aandachtig de bomen die om ons heen staan. Een kleine lach maakt zich los binnenin mijn lichaam, maar gelukkig laat die zich niet hardop horen.

"Eigenlijk wil ik zeggen dat dat jou niets aangaat, maar aangezien je de hele tijd bij mij zal zijn, kan ik het je net zo goed vertellen. Al zal je de meeste dingen naarmate we verder gaan wel ontdekken," vertel ik, terwijl ik hem aankijk en een andere vraag in mij opkomt. "Hoe oud ben jij eigenlijk?"

Meteen kijkt Justio mij weer aan. "Oud genoeg om dit te mogen besturen en verder maakt dat niet heel veel uit. Het is veel belangrijker om te weten waarom we hier zijn en wat we gaan doen. Oh, en nog een punt vooraf, als je een moord wil plegen, dan moet ik je helaas meteen mee terugnemen."

"Ik ga geen moord plegen, zou ik ook niet kunnen. Daarbij heet dit gewoon algemene nieuwsgierigheid, en ik betwijfel je kunsten van het besturen niet. Ook kan ik zwijgen over wat we gaan doen totdat je mij een antwoord geeft."

Justio ademt even scherp in en kijkt dan naar beneden. "Ik ben vierentwintig," antwoordt hij mompelend.

"Dus officieel gezien nog een jaar te jong om te mogen besturen."

"Ja, oké, misschien wel, maar daar denken ze dat ik al achtentwintig ben. Toen ik drie jaar geleden kwam heb ik gebluft dat ik vijfentwintig, en dus volwassen, was. De baan leek mij gewoon veel te leuk en ik bleek er goed in, want ik mag het nog steeds doen."

"Weet je, ik vind het wel fijn dat je zo'n geheim hebt. Dat maakt het veel makkelijker om jou te laten zwijgen over die van mij."

Met een kleine frons op zijn voorhoofd kijkt hij mij aan. Met zijn vingers gaat hij langs de rand van zijn bladerenrok. Zo ziet hij er bijna nog jonger uit. "Ga je mij nu dan vertellen wat we hier gaan doen? Daarbij vind ik trouwens dat ik ook wel recht heb om te weten hoe oud jij bent. Of eigenlijk jong, want jij kan ook nog geen vijfentwintig zijn."

Ik ga iets dichterbij Justio zitten en zet een zachte stem op. "Eigenlijk ben ik veel ouder dan jij je kan beseffen. Maar je hebt ergens ook gelijk, ik ben ook jonger dan jij bent. Ik ben twintig, maar dan wel al 2500 jaar lang. En wij gaan hier in het jaar 4862, ook wel zesentwintig voor de goden kwamen, op zoek naar de reden waarom ik al zolang zo oud ben."

Justio's mond valt open van verbazing en met grote ogen kijkt hij mij aan. "Dat kan niet. Niemand wordt ouder dan tweehonderd jaar, behalve als je een magie gebruiker bent, maar ook die leven niet langer dan tweeduizend jaar. Of ben je stiekem één van de goden. Sofet, je bent één van de goden, niet? Ga je mij nu doden?"

Ik pak Justio bij zijn schouders vast en kijk hem in de ogen aan. "Rustig, ik ben niet van de goden, ik ben van voor de goden. Wat je straks gaat zien is een wereld die bestond voor de goden kwamen. Een wereld die in het 'nu' dat jij kent niet bestaat. Ik wil alleen maar weten wie ervoor heeft gezorgd dat ik al zolang als twintigjarige leef."

Nog steeds straalt er een hevige angst van Justio's gezicht af. "Dus jij gaat mij niet doden?"

"Nee, maar ik kan niet beloven dat er geen goden achter ons aan zullen komen. We zitten nu namelijk wel in een wereld die zij hebben laten vergeten en helemaal hebben weggeveegd."

Justio knikt even langzaam. "Goed, laten we maar snel op onderzoek gaan dan," stamelt hij zacht.


Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro