Hoofdstuk 1

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Het voordeel van een klasgenoot hebben die ook Viola heet, is dat zij vaak antwoord geeft als onze naam wordt genoemd.

Het nadeel is dat de leraar geschiedenis, meneer Ouwens, me sinds kort formeel met mijn achternaam aanspreekt. Het blijft een schok om hem 'mevrouw Somnium' te horen zeggen. De vlaag van paniek zorgt elke keer opnieuw voor een naar gevoel in mijn maag.

"Pagina vierentachtig, halverwege de bladzijde," vertelt hij geduldig en zijn gekmakende glimlach verlaat zijn gezicht geen enkel moment. Maar hij zal toch moeten zuchten om mijn vreemde gedrag, lijkt mij. Waarschijnlijk gebeurt dat ook wel, ergens diep vanbinnen.

Na zoveel jaren doen alsof, durf ik niet meer toe te geven dat ik geen idee heb wat er staat. Meestal word ik wijs uit de begeleidende tekeningen en de uitleg, en als ik rustig ben weet ik altijd wel wat woorden te ontcijferen.
Momenteel ben ik buiten mijn eigen voorwaarden aangesproken en daarom alles behalve rustig.

"Viola, kijk anders even hier," probeert hij me uit de brand te helpen en tikt op het krijtbord, dat volgekrabbeld staat met woorden. "Wat staat daar?"

Ik klap dicht. Ik staar naar zijn tikkende vinger en hoor op de achtergrond wat rumoer van klasgenoten terwijl mijn verstand op nul springt. Uit alle macht probeer ik terug te halen waar hij het net over had en of ik het antwoord misschien uit het blote hoofd weet: dé reden dat mijn probleem niet allang bekend is.
Het is echter te laat, ik heb te lang gewacht. Meneer Ouwens schudt zijn hoofd lichtjes. De teleurstelling in zijn ogen kan ik moeiteloos lezen, net zoals de grijns op het gezicht van Conner Loot. Hij zit schuin voor me, maar neemt de moeite om zich half naar me toe te draaien en zijn hoofd afkeurend te schudden.

Het is niet eerlijk dat hij groot is, met zijn blonde haar in een perfecte coupe.
Dat hij een geboren sporter is én dat zijn veel te knappe gezicht vaker in mijn dromen voorkomt dan ik wil, maakt de situatie er niet veel beter op. Hij gedraagt zich arrogant, alsof híj het voor het zeggen heeft en met insinuerend gedrag dat vaak net over het randje is. Hij is een wandelende rode vlag⁵¹, maar daar trekt mijn gevoel zich niks van aan.
Hij is niet eens de grootste eikel van de klas, het is lastig kiezen uit alle rotte appels, maar deze actie bewijst maar weer dat hij net zo is als de rest. Ik voel hoe mijn wangen warm worden door een mix van kwaadheid, schaamte en verlegenheid. Snel schud ik mijn haren als een gordijn tussen ons in en staar naar mijn boek, dat keurig is geopend op pagina vierentachtig. De stem van meneer Ouwens murmelt door de klas.

Lezen is nooit mijn hobby geweest. Sinds ik begrepen heb dat de vreemde tekentjes overal om me heen woorden met een betekenis vormen, ben ik het plezier in school verloren. Mijn omgeving vindt ze juist erg interessant, waardoor ik me zo lang ik me kan heugen alleen heb gevoeld.
Het is dat ik een voorbeeldige leerling ben, anders had ik me veel meer problemen op de hals gehaald. Nu kan ik af en toe wegkomen met mijn gedrag - zoals dat van net.

Inmiddels trek ik al bijna vier jaar met deze dertig klasgenoten op. In dit laatste jaar is er een iets grotere mix ontstaan met de parallelklassen, omdat we eindelijk eigen keuzes in het vakkenpakket mogen maken. Geschiedenis is echter een vaste les, wat we daarom met onze basisklas volgen. De talen; die waar ik de mogelijkheid toe heb, heb ik zo snel mogelijk laten vallen. Daar komen altijd net teveel geschreven woorden aan te pas. Ik worstel me nu alleen nog door het verplichte Westers heen, de taal van mijn eiland.
Ik snap sowieso niet waarom men sommige vergeten talen volgt. Niemand heeft ooit een zeewezen of een monster gezien, intelligent genoeg om een eigen taal te hebben. Alleen omdat er bewijs is van de demonen en engelen om ons heen, wil nog niet zeggen dat alle andere vreemde woorden in dergelijke lessen echt iets betekenen.

Pas als de bel gaat, een doordringend schel geluid dat door de hele hoogte van de vrij nieuwe toren weerklinkt, voel ik hoe ik ontspan. Ik heb weer een les overleefd en het brengt me een stapje dichter naar het einde van de dag. Hoewel ik besef dat het niet gezond is om op mijn zestiende al op een overlevingsstand te staan, is dat wel hoe ik mijn dagen doorkom.

"Morgen behandelen we de slag om Westerland," eindigt meneer Ouwens de les, de oorlog van achtenveertig jaar geleden benoemend. Zijn laatste woorden zijn nauwelijks verstaanbaar door het geschuif van stoelen en het begin van opgewekte gesprekken.

Ietwat jaloers kijk ik naar de groepjes die zich onmiddellijk vormen en hoor ik flarden van afspraken die gemaakt worden. Het is lunchpauze en over het algemeen verdwijnt de helft van alle leerlingen om via de, voor dat doel gesponsorde, brug naar de nabijgelegen winkeltoren over te steken. De anderen zullen de aula onder deze verdieping bezetten. Hoewel ik verwacht dat daar genoeg plek is, voel ik me niet thuis genoeg in de massa om een eigen tafeltje op te zoeken.
Met langzame bewegingen pak ik mijn tas in terwijl ik bedenk welk toilet het dichtst bij dit lokaal is.

"Viola?" Met een schok kijk ik op en zie dat meneer Ouwens afwachtend bij de deur staat, zijn sleutel in de hand.

"Ja, ja. Ik kom eraan," mompel ik en zwiep mijn tas op mijn rug.

Zonder mijn blik ook maar één keer van de vloer te halen, probeer ik langs hem heen te schuiven, maar hij houdt me tegen met de woorden: "Viola, wacht. Wil je even met me meelopen¹⁷?"

Alsof ik een keuze heb. Ik haal mijn schouders op en wacht lijdzaam tot hij zover is.

"Ik heb iets voor je," begint hij als hij eenmaal schuin voor me uit loopt. Ik merk dat hij achterom kijkt, maar ik doe alsof ik het patroon van stof en ingesleten strepen op de linoleum vloer interessanter vind. Toch verrassen zijn woorden me, want om zo mijn straf voor mijn eerdere gedrag aan te kondigen is ronduit gemeen. Ik had mijn leraar geschiedenis niet als wreed ingeschat.

Het kantoor van meneer Ouwens bevindt zich vlak bij het geschiedenislokaal, wat hij goed heeft bekeken - behalve op stormachtige dagen, want dan lijkt het alsof het gebouw omver zal klappen door de hevige windstoten die tegen de volle hoogte aanblazen. Het hoogste punt is dan het meest kwetsbaar. Omdat we ons op die bovenste verdieping bevinden, zal het uitzicht net zo fenomenaal zijn als waar ik veel van mijn tijd tijdens zijn lessen aan besteed. Af en toe is het me een raadsel hoe mijn problemen al deze jaren zo onopgemerkt zijn gebleven. Maar ik ben een rustige, meegaande leerling, wat waarschijnlijk het antwoord is op die vraag.

"Kom verder," nodigt hij uit en ik stap over de drempel. Als ik eindelijk opkijk, zie ik overal rijen en rijen boeken. Kasten staan tegen elke beschikbare muur en puilen dusdanig uit dat het wel hele stevige exemplaren moeten zijn; het gewicht dat ze dragen is immens. Zijn bureau is nauwelijks zichtbaar onder een grote berg net zo dikke boeken, al zie ik er hier en daar een verdwaalde mok tussen balanceren. Een stapel vieze borden staat op het stoffige tapijt bij de deur, klaar om meegenomen te worden.
Ik weet waar meneer Ouwens het meeste van zijn tijd doorbrengt.
Het magnifieke uitzicht is zo te zien verspild aan hem. Ik vang een glimp op van de experimentele landerijen op lagergelegen daken. We hebben niet meer voldoende ruimte om voedsel op de grond te telen, maar we hebben eten nodig om te overleven. Gelukkig blijkt dit idee zijn vruchten - letterlijk - af te werpen, waardoor we onszelf weer wat lucht hebben gegeven.

Dan komt de indruk van alle boeken echter bij me binnen, waardoor ik geen ruimte meer heb voor andere gedachten. Mijn ogen openen zich meer dan comfortabel is en ik merk hoe mijn ademhaling oppervlakkig wordt.
Ik voel me als een hertje, achtervolgd door bloeddorstige vijanden.

Hij drukt wat in mijn handen en ik kijk vlug omlaag. Fantastisch, hij heeft me een boek gegeven: al kon ik moeilijk wat anders verwachten in deze ruimte. De omslag en de woorden - hoezeer ze ook voor mijn ogen dansen - komen me echter bekend voor, al is dit exemplaar tweemaal zo dik als ik gewend ben.

"Dat is je geschiedenisboek in een groter lettertype," zegt meneer Ouwens en als ik naar hem op kijk, zie ik een kleine frons tussen zijn ogen. Ik zucht inwendig: geweldig, hij heeft medelijden met me. "Hij is niet helemaal nieuw, maar dat moet niet uitmaken."

Hij zwijgt even en vervolgt dan zachter: "Heb je al eens een bril overwogen?"

Ik staar naar het, overduidelijk tweedehandse, boek en schud mijn hoofd. Mijn stem werkt niet mee en anders zou ik waarschijnlijk alsnog niet hebben gezegd dat een bril geen zin heeft. Ik kan namelijk zeer scherp zien. Het zijn de verdomde letters die zo onbegrijpelijk zijn.

"Eh, dankjewel," zeg ik verstikt en draai me om. Ik moet weg uit deze ruimte vol zwijgende kaften. Als boeken gezichten hadden, zouden ze me uit hebben gelachen, daar ben ik zeker van. Zonder de moeite te nemen de deur achter me te sluiten, vlucht ik de gang op.

"Viola." Voor een vierde keer in korte tijd noemt hij me bij mijn voornaam en als ik me omdraai zie ik tot in detail hoe hij me bezorgd nakijkt. "Viola," herhaalt hij, zijn stem heeft opnieuw een vertrouwelijke toon. "Ik wens jou een goed gebruik toe van dat boek."

Iemand met slechtere ogen dan ik had het gemist van deze afstand, maar ik zie duidelijk dat zijn irissen even helblauw opgloeien; een groot verschil met zijn normaal zo zachtaardige bruine ogen. Verward kijk ik hem aan, maar hij knikt nog even en sluit dan de deur tussen ons.
Ik spoed me naar de dichtstbijzijnde toiletten.

📖

Nieuwsgierig geworden sla ik het boek open terwijl ik op het toilet zit. Ik ben blij dat er deksels aan de brillen zitten zodat ik iets van comfort heb. Met een teleurgestelde frons zie ik direct dat de letters net zo door elkaar krioelen als elke andere tekst die ik al mijn hele leven onder ogen krijg.
Daar gaat mijn vage hoop.

Lichtelijk gefrustreerd blader ik door en zie dat een eerdere eigenaar van het boek het als persoonlijk aantekenschrift heeft gebruikt. Net zoals de gedrukte letters, zijn ook deze geschreven woorden onherkenbaar vervormd voor mij.
Dan zie ik het plaatje dat bij de les van morgen hoort. "De slag om Westerland," ontcijfer ik fluisterend. Ik ben erachter gekomen dat als ik hardop lees en met mijn vinger de zin volg, ik meer grip op de tekst heb. Toch houd ik mij gedeisd: ik ben dan wel bijna alleen op deze verdieping, ik vind dat ik al genoeg belachelijk word gemaakt en om bekend te komen staan als iemand die hardop tegen zichzelf praat is niet iets waar ik op zit te wachten.

Het beeld van de spottende Conner vult mijn geheugen en ik bal mijn hand tot een vuist. Dan kom ik echter op een idee en ontspan mijn hand geleidelijk weer. Normaal gesproken ben ik niet zo rebels, maar de vorige eigenaar van het boek heeft mij een bepaald voorbeeld gegeven met hoe hij het boek heeft behandeld en ik zal later wel nagaan of dat een goed of slecht voorbeeld is.

Met een potlood, ik ben niet dapper genoeg om een onuitwisbare pen te gebruiken, schraap ik alles wat ik, wat taal betreft, heb geleerd mentaal bij elkaar en schrijf moeizaam in het boek: Conner Loot, ik wens je jeuk tot De slag om Westerland en korte armpjes.

Dat zal hem leren.

Mijn schrift is helaas net zo slecht als mijn leesvaardigheid, maar volgens mij heb ik een goede zin neer weten te zetten. Daarom sla ik het boek tevreden dicht om dan mijn meegebrachte lunch aan te spreken. De kille echo van de sanitaire ruimte klinkt door in mijn eenzame hokje en de vage geur van overvloedig schoonmaakmiddel zorgt voor een chemische smaak aan mijn fabrieksbrood.
Ik ben het echter gewend en eet rustig door totdat er meer rumoer op de gang begint te klinken, waarna de bel gaat.

Als ik het wiskundelokaal binnenstap, schieten mijn ogen direct naar Conner. Hij leunt tegen zijn tafel aan en heeft zijn armen - van normale proporties - over elkaar geslagen terwijl hij met een aantal jongens praat. Door de gebeurtenissen bij meneer Ouwens had ik meer van het boek verwacht en mijn schouders zakken onwillekeurig naar voren voordat ik op mijn vaste plek achterin de klas schuif. Ik zit daar alleen, want Helene is aan het begin van het schooljaar aan het tafeltje vooraan gaan zitten.
Ik weet niet wat mijn mentor destijds wilde bereiken met de woorden: "Daar heeft ze zelf voor gekozen." - alsof hij zichzelf vrij wilde pleiten van haar gedrag. Snapt hij niet dat die woorden me toen extra pijn deden en nog steeds doen?

Ineengedoken, mijn standaard houding, zit ik de tweede helft van de schooldag uit. Ik maak me onzichtbaar en word inderdaad niet opgemerkt door de meeste leraren, zoals ik gewend ben.
Het is een opluchting als het tijd is om de pittige lucht van de zee weer ongefilterd in te kunnen ademen. 

Utterdam bestaat uit een half miljoen inwoners, maar heeft natuurlijk maar een beperkte beschikbare ruimte. Door de historische gebeurtenissen is de balans nog meer in het nadeel van de eilandbewoners geslagen en als oplossing is er de afgelopen veertig jaar veelal omhoog gebouwd. Mijn school is één van de hoogste gebouwen in het nieuwe centrum van de stad; wat het prachtige uitzicht vanuit het geschiedenislokaal en mijn goede conditie verklaart.

Hoe verder ik me van het centrum af bevind, hoe minder bruggen er tussen de gebouwen zijn, waardoor ik er een gewoonte van heb gemaakt maar direct de straat op te zoeken.
Beneden zorgen de smalle, kronkelige weggetjes ervoor dat ik mijn route naar huis het snelst lopend af kan leggen, wat ik daarom standaard doe. De geur van zout en erosie wordt steeds doordringender naarmate ik dichter bij de rand van de stad kom. Omdat ik er elke dag doorheen loop, valt me nog nauwelijks op hoe broos de door slik bedekte muren er in dit gedeelte uit gaan zien. Nog even en er zal weer een deel van Utterdam in de Huilende Zee verdwijnen en zullen wij een nieuwe plek in het reeds overbevolkte centrum moeten zien te vinden.
Hoger bouwen dan al is gedaan, is niet raadzaam.

De gammele lift in mijn gebouw werkt al jaren niet meer, waardoor ik ook daar gewoon maar alle trappen neem naar de zesentwintigste verdieping.

Thuis is het druk, zoals gewoonlijk. Mijn jongere broers en zussen zijn er allemaal en eisen hun deel van de aandacht op. Ik merk dat mijn moeder zich in haar eigen wereldje terug heeft getrokken terwijl ze doet alsof ze naar hen luistert en ik ben stiekem blij dat mijn stiefvader er niet is. Hij zegt vaak tegen wie het maar horen wil dat hij geen onderscheid maakt tussen mij en zijn biologische kinderen, maar mijn ervaring is anders.
Ach, ik word liever genegeerd dan in elkaar geslagen of erger.

Buiten, helemaal beneden, zijn handwerklieden bezig om de muren te verstevigen. Het eeuwige geklop echoot al tijden dwars door onze behuizing en is een vast onderdeel geworden van ons leven. Toen ik nog te jong was om het me te herinneren, werden de flats vlak naast ons door de golven verzwolgen en sindsdien heb ik met mijn familie en flatgenoten de twijfelachtige eer om van het prachtigste uitzicht van de stad te genieten. Na verloop van tijd is de eeuwige beweging van de Zee op onze zenuwen gaan werken, waardoor we de gordijnen aan die kant van de toren praktisch altijd dicht hebben.

Alle huidige gebeurtenissen zijn naweeën van de Slag om Westerland, met de hoofdstad Utterdam als middelpunt, waarover mijn geheugen morgen weer op zal worden gefrist tijdens de les geschiedenis.

Mijn hokje, een slaapkamer kan ik het niet noemen, is eigenlijk een loze ruimte die in een kleiner huishouden waarschijnlijk als rommelkamer ingezet wordt, en bevindt zich tussen het washok en het trappenhuis in. Het was of dat, of een kamer delen met Cindy en Mariëlle, dus mijn keuze was snel gemaakt.
Het is maar goed dat ik klein ben, want mijn bed is geen volwaardig exemplaar omdat dat simpelweg niet past. Behalve dat bezit ik een kledingkast. Daarnaast is alleen nog een kleine reep vloer over waar ik mijn rugtas dump. Door de gift van meneer Ouwens was hij vandaag extra zwaar en ik bedenk vaag dat ik het nutteloze grootletterboek in het vervolg beter thuis kan laten.

Ik plof op het bed en sluit mijn ogen om voor even te ontsnappen aan mijn werkelijkheid.

▬▬▬

⁵¹ Prompt 51. Het probleem met rode vlaggen is dat ik erdoor aangetrokken word.

¹⁷ Prompt 17. Wanneer je leraar je naar hun kantoor roept, realiseer je je dat diegene niet helemaal menselijk is. De les staat op het punt om interessant te worden.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro