Hoofdstuk 23

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Zodra ik naast haar zit, bekijkt Arwen me van top tot teen. 'Ben je aangekomen?' vraagt ze me met een plagende twinkeling in haar ogen.

Ik zucht overdreven en steek mijn tong naar haar uit. 'Als je zo verder doet, ga ik gewoon naar huis.'

'Dat is geen optie, Hood.' Ze start de auto en richt haar ogen op de weg. 'Je zou een hele hoop mensen teleurstellen.'

Ik frons en klik mijn gordel vast. 'Een hele hoop mensen? Waar gaan we heen?'

'Dat zie je wel wanneer we daar zijn.' Daarmee sluiten we het onderwerp af. Telkens wanneer ik over het cadeau wil beginnen, wimpelt ze me af. Uiteindelijk geef ik het maar op.

Arwen rijdt een hoop verschillende kanten op, langs landweggetjes, echte straten en autosnelwegen. Het lijkt alsof ze met opzet een paar keer de verkeerde kant oprijdt, om me in verwarring te brengen. Wanneer ik haar ernaar vraag, zegt ze dat ze echt wel weet wat ze doet, dat ik een beetje vertrouwen moet hebben.

Tegen de tijd dat mijn beste vriendin zegt dat we er bijna zijn, is het buiten al volledig donker. De straten zijn nog verlicht door enkele straatlichten, maar vooral de kerstlichtjes die op veel plaatsen buiten hangen, zorgen voor een beetje sfeer. Wanneer ik beter kijk zie ik het plein waarover ik meermaals met Amelia heb gelopen. Erachter het faculteitsgebouw van rechten. Arwen rijdt echter niet de ondergrondse parking in, maar gaat gewoon door.

'Waar gaan we heen?' vraag ik, stem haperend. Een stemmetje in mijn hoofd zegt: 'Er is hier een geweldig café.' Maar dat kan niet. Echt niet. Dat zou veel te toevallig zijn.

Ik werp een blik op mijn beste vriendin. Ze houdt haar ogen strak gericht op de weg,maar ongetwijfeld merkt ze wel dat ik haar kant op kijk. Haar rode haren zitten zoals meestal opgestoken in een ingewikkelde dot en haar vrij dunne jasje staat open. Eronder heeft ze nog wel een trui aan, maar die ziet er ook niet vreselijk warm uit.

'Waar gaan we heen?' vraag ik opnieuw, iets vaster dit keer. Ze houdt haar lippen op elkaar en slaat de eerstvolgende straat in.

Wanneer ik zie wat ik zie in de voorruit, slik ik. En nog eens. En nog eens. Er branden lichten in dat ene café, Café Barto herinner ik me nog goed. Er is niemand binnen dat kan ik zelfs van hier nog zien, maar er staan wel mensen buiten. De kerstverlichting is beperkt in deze winkelstraat, maar de andere straatverlichting is voldoende om een hele groep mensen op te kunnen merken. Felix herken ik meteen, Amelia, Kian, Monica, zelfs Liam en Gilles - al lijkt laatstgenoemde niet erg op zijn gemak en ziet Liam eruit alsof hij nog liever ergens door een sloot had liggen kruipen.

Ik sta met mijn mond vol tanden en we zijn nog niet eens geparkeerd. Ik wil het niet geloven. Arwen heeft echt geen café voor me gekocht. Echt niet. Echt niet. Echt niet. Ik knipper, één keer, twee keer, nog een tiental keer daarna.

'Misschien is het een idee om te stoppen met staren en uit te stappen,' merkt Arwen geamuseerd op.

Ik kijk haar onthutst aan. 'Wat is er aan het gebeuren?'

Nonchalant haalt ze haar schouders op. 'Eén manier om daar achter te komen, Hood.' Met die woorden opent ze haar eigen deur en stapt ze uit.

Met enige moeite stap ik dan ook maar uit. Mijn handen trillen enorm en ik merk meteen dat ik niet meer helder kan denken. Arwen heeft echt geen café voor me gekocht, blijf ik voortdurend herhalen.

Mijn beste vriendin haakt haar arm door de mijne en trekt me mee naar onze vrienden. Nog voor we goed en wel voor ze staan, beginnen ze al met klappen en joelen.

'Daar zijn ze dan eindelijk!' roept Felix enthousiast uit.

'Het heeft lang genoeg geduurd,' merkt Kian daarop op.

'Geduld is een mooie zaak,' zegt Amelia.

Ik kan niet anders dan lachen, van oor tot oor en non-stop. Laatstgenoemde is de eerste die echt iets tegen me zegt, wanneer Arwen en ik voor hen tot stilstand komen. 'Goed dat je je oma overleefd hebt, Robin,' glimlacht ze.

Ik druk een kus op haar wang en knik. 'Het was op het nippertje... Goed dat jij er niet bij was.'

Ze lacht. 'Dat zal ik maar van je aannemen.'

Vervolgens kijk ik afzonderlijk naar mijn andere vrienden. Felix met zijn jongensachtige grijns, ongewoon warrige haar en stralende grijze ogen. Kian met zijn legerjas, ietwat serieuze uitdrukking en fles champagne in de handen. Monica, Liam, Gilles.

Tegen het opkomende ongemak steek ik mijn handen in mijn zakken. Ik werp een korte blik op de stenen onder mijn voeten, voor ik mijn ogen over alle aanwezigen laat glijden. 'Dus, wat is hier precies de bedoeling van?'

Arwen zie ik als eerste bewegen. Ze krabt aan haar wenkbrauw, maar maakt geen aanstalten om iets te gaan zeggen.

Amelia werpt een blik op Arwen, die duidelijk zegt dat het haar idee was en zij het dus mag uitleggen.

Felix blijft stralend mijn kant op kijken. Hij ziet eruit alsof hij ieder moment kan beginnen op en neer springen, alsof hij echt wil zeggen wat er gaande is, maar hij zich inhoudt, omdat ook hij het woord aan Arwen wil laten.

Wanneer de stilte aanhoudt, hoor ik Liam iets tegen Gilles mompelen, waar laatstgenoemde zacht om lacht.

Felix kreunt en gooit zijn armen in de lucht. Hij mompelt Arwens naam en iets wat ik niet versta en zegt dan in mijn richting: 'Och, Robin, ze heeft je een café gekocht!'

Ze heeft je een café gekocht. Hoe overduidelijk het dan ook was, het dringt nog steeds niet tot me door. Een café. Niet Café Hood, niet van Hans. Café Barto, mijn café.

Arwen staat naast me maar wat te grijnzen. Ze kijkt naar mijn gezicht, naar mijn lippen, mijn neus en uiteindelijk recht in mijn ogen. 'Ik heb je een café gekocht,' herhaalt ze, op een, voor haar doen, enorm rustige manier.

In de achtergrond kan ik Liam horen fluisteren: 'Ze heeft hem een café gekocht. Wat een verrassing.'

Mijn beste vriendin moet het ook gehoord hebben, want ze rolt met haar ogen. Wanneer ze ziet dat ik lach, krullen haar mondhoeken vanzelf ook wat meer omhoog.

'Je hebt me een café gekocht,' zeg ik dan. Ik wilde het niet luidop zeggen, maar om één of andere reden voelt het nu pas echt. En eigenlijk nog steeds niet helemaal.

Arwen draait zich wat meer naar me toe, zodat we nu recht tegenover elkaar staan. Ze steekt haar hand in haar zak, om hem vervolgens naar mijn gezicht toe te brengen. Voor mijn ogen bungelt nu een sleutel. Ze houdt hem vast aan mijn o zo vertrouwde sleutelhanger, een boog met een pijl, die normaal aan mijn andere cafésleutel zou moeten hangen.

'Je had je sleutel thuis laten liggen toen je vertrok,' zegt Amelia, wanneer ze me ziet kijken, 'dus ik heb de sleutelhanger eraf gehaald en hem aan Arwen gegeven.'

Ik grinnik en laat mijn blik nog eens over de hele groep gaan. 'Er is echt aan alles gedacht, of niet dan?'

Arwen glimlacht me toe, wanneer mijn blik onherroepelijk weer op haar valt. 'We hebben ons best gedaan.'

In een impuls steek ik mijn hand uit, zodat ze de sleutel erin kan leggen. Dat doet ze ook. Wanneer ze klaar is, sluit ze mijn vingers eromheen en houdt ze mijn vuist vast. Onze blikken kruisen elkaar weer. Opnieuw sta ik met mijn mond vol tanden, dus doe ik maar wat me op dit moment het beste lijkt: ik trek haar in een omhelzing.

Haar hakken vandaag maken ons net even lang, prima voor mij om mijn hoofd op haar schouder te leggen, prima voor haar om hetzelfde bij mij te doen.

'Waar haalde je het geld?' fluister ik in haar oor, verbouwereerd.

Ze grinnikt zachtjes. 'Is dat je grootste zorg, Hood?' Ze pakt me nog iets steviger vast en gaat verder: 'Weet je nog dat mijn ouders extreem rijk zijn en ze jou veel liever hebben dan mij? Daar haal ik het geld dus.'

'Zomaar?'

Ze knikt, waardoor haar kin een paar keer op en neer hobbelt op mijn schouder. 'Zomaar.' Iets in me zegt dat het helemaal niet zomaar was, maar ik besluit er niet over door te vragen.

Wanneer ik voor een paar tellen mijn ogen sluit, voel ik op mijn blote handen en nek een paar koude tintelingen. Sneeuw. Meteen open ik mijn ogen weer. Sneeuw, echte sneeuw. Het is zo lang geleden dat het hier nog gesneeuwd heeft. Met een brede glimlach til ik mijn hoofd op, zodat ik naar de hemel kan kijken. Meer en meer sneeuwvlokken beginnen uit de lucht te vallen en binnen de kortste keren is heel de straat bedekt met een minuscuul laagje sneeuw.

Ik laat mijn beste vriendin los en zet een stap naar achter, zodat ik een overzicht heb over al mijn vrienden en hun aanhang. Met een vrolijke glimlach zeg ik: 'Ik denk dat dit een teken is dat we naar binnen moeten gaan.' Ik hou mijn nieuwe sleutel omhoog. 'Zie het als een inhuldiging van mijn nieuwe werkplek.'

Er wordt lachend geapplaudisseerd.

Mijn vingers trillen wat van de kou wanneer ik mijn sleutel in het sleutelgat steek, of misschien trillen ze nog van de schok. Ik open de deur en zet mijn eerste stap naar binnen. De lichten waren al aan, dus moeten ze op voorhand al wel binnen zijn geweest, maar hoe dan ook, voelt het goed om nu de eerste te zijn die hier een stap binnen zet. Een eerste stap naar een nieuw tijdperk.

Alles is nog zoals ik het me herinner. De bar, de krukken, de tafels en stoelen, ze zijn allemaal nog steeds van hetzelfde hout gemaakt. De haard staat nog steeds statig in de hoek. Mijn blik glijdt echter meteen naar de nog niet aangestoken letters die erboven zijn gehangen. 'Robin Hood' spellen ze uit, mijn neonlichten. Nu valt me ook op dat ze mijn biljart ook al hebben verhuisd, die staat nu naast de bar achterin. Hij past perfect in het oude, knusse stamcafé-interieur. Ze moeten dat allemaal verhuisd hebben toen ik bij mijn ouders was, want tot een uur of drie-vier was ik nog in Café Hood. Dat idee maakt me nog eens zoveel dankbaarder.

Amelia is de enige die naast me komt staan, terwijl de rest de ruimte verkent, naar toilet gaat of al plaatsneemt aan een uitverkoren tafeltje. Ik werp een blik opzij, op haar ingetogen uitdrukking en de sneeuwvlokken die in haar haar zijn blijven hangen. 'Ze had het je gezegd, neem ik aan?' Niet wat ik eigenlijk wilde zeggen, maar het komt er toch uit.

Mijn vriendin knikt en richt haar ogen op de vloer. 'Ze bedoelde het goed. Ze wist ook wel dat je het uiteindelijk wel zou zeggen, maar ze had een beetje hulp nodig bij het plannen, dus...' Ze zucht zachtjes. 'Ze heeft het niet tegen iedereen gezegd. Felix wist het maar half en Kian wist het tot gisteren helemaal niet.'

'Het is oké. Ik had het je zelf al veel eerder moeten zeggen.' Ze kijkt me weer aan, kleine glimlach om haar lippen. 'Er is toch nog één ding dat ik wil weten,' zeg ik dan.

Ze knikt en wacht geduldig af.

'Hoe hebben jullie deze plek gevonden?' Ik kijk rond me. 'Ik bedoel, natuurlijk was je erbij toen ik hier naar binnen kwam kijken, maar toen stond het nog niet te koop en het is nog maar een week geleden dat ik te horen heb gekregen dat mijn contract verbroken zou worden, dus hoe hebben jullie het voor elkaar gekregen?'

Amelia wiebelt wat met haar wenkbrauwen. Het verbaast me, want ze doet dat nooit, maar het doet me ook lachen. 'Ik werkte nog steeds in deze stad tot vandaag en ik ben hier opgegroeid, ik heb zo mijn bronnen. Voor de rest was het volledig Arwens werk, trouwens. Ik vertelde haar over dit café, de eigenaar is onlangs overleden, niemand om zijn bezittingen aan na te laten.' Ze werpt een blik op de trap, recht tegenover ons naar rechts - naar links zijn de toiletten. 'Er is ook een appartement hierboven. Arwen vond dat een must, aangezien je nu in een "klein krot" woont, om het in haar woorden te zeggen.' Een café, een appartement, als ik niet oppas word ik emotioneel.

'Dus, je zegt me nu dat ik niet alleen het café heb van mijn dromen, maar ik ook een beter appartement heb?' Ik voel de tranen al prikken in mijn ogen. Dit is meer dan ik ooit van had kunnen dromen.

Amelia knikt. 'En allemaal dankzij die geweldige vrienden van je.' Ze kijkt me samenzweerderig aan. 'Je moet je spullen uiteraard nog verhuizen, maar íemand heeft ervoor gezorgd dat er al wel een bed op je wacht, en van mijn bronnen heb ik vernomen dat het van uitstekende kwaliteit is.'

Ik lach en kijk haar met een uitdagende grijns aan. 'Zullen we het straks eens uitproberen?'

Voor ze me een antwoord heeft kunnen geven, hoor ik Felix' stem boven alles uitkomen. 'Allemaal hierheen, mensen, het is tijd voor een toost!'

Ik weet wel beter dan daar tegenin te gaan, dus pak ik Amelia's hand in de mijne en loop ik met haar naar de tafel. Er zijn al glazen champagne ingeschonken en twee glazen fruitsap - één voor Arwen en één voor Gilles.

Wanneer iedereen een glas in de hand heeft, worden alle blikken op mij gericht, afwachtend. Ik schraap dan maar mijn keel. Ik probeer zelfs niet de juiste woorden te vinden, maar open gewoon mijn mond en begin te praten: 'Een toost op houden van,' ik kijk mijn twee beste vrienden kort aan, 'op verliefd worden,' ik knipoog naar Amelia, 'en nieuwe vriendschappen,' mijn blik gaat naar Gilles, 'maar bovenal een toost op nieuwe avonturen en nieuwe ervaringen en op een heel gelukkig nieuwjaar!' Ik hef mijn glas op en mijn vrienden doen hetzelfde. In koor zeggen we 'schol', waarna we bijna synchroon een slokje nemen.

Mijn vrienden, de steunpilaren waarop ik ben gebouwd. Zonder hen zou ik niemand zijn en zonder hen zou ik hier niet zijn. Mijn vrienden, het hoogtepunt van mijn verhaal.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro