Hoofdstuk 10 - Hanne

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

'Papa?' Een stilte aan de andere kant van de lijn. 'Hanne? Goddank, ik werd net gebeld door de politie. Ben je oké?' Hoor ik mijn vader dan zeggen. Ik moet bijna alweer huilen bij het geluid van zijn stem. Hij is op bezoek bij zijn broer in Utrecht en heeft niks meegekregen van het feit dat er vijf meisjes waarschijnlijk vermoord zijn in zijn huiskamer. Tot nu. Ik mompel dat het goed met me gaat. 'Is het waar?' Vraagt pap en zijn stem heeft een bepaalde toon die ik niet goed kan plaatsen. Ik knijp mijn ogen dicht en houd de telefoon steviger vast, alsof iemand het elk moment uit mijn handen kan rukken. Dan zeg ik ja. Pap is even stil en zegt: 'Het komt allemaal goed. Ik kom naar je toe. Het komt goed.' Hij zegt het geloofwaardig, maar ik weet dat hij dat niet kan beloven.

Ik moet in de verhoorkamer blijven, ze kunnen me niet zo maar laten gaan en staan waar ik wil, ik word nou eenmaal verdacht van meervoudig moord. Het is nog steeds niet bij me ingezonken. Dit soort dingen hoor je in het nieuws, je leest erover in de krant, ziet het gebeuren in een serie of film. Maar nooit had ik gedacht dat het in mijn eigen leven zou gebeuren. Mijn leven die hiervoor ook al niet de beste was. Maar nu blijkt het nog erger dan ik dacht. Mijn vader komt de kamer binnen, ik sta op en we knuffelen. Het is een lange knuffel. Peters staat in de deuropening en wacht tot we klaar zijn. Mijn vader geeft hem een knikje en hij geeft mijn vader zo'n neppe glimlach. 'Meneer...' begint Peters. 'de Bruijn.' Antwoord mijn vader. Peters knikt en gebaart hem dat hij mee moet lopen naar de verhoorkamer hier naast. Ik durf te wedden dat hij mijn vader dingen gaat vragen over mijn gedrag thuis, of ik last heb van agressie de laatst tijd, dat soort dingen. Er is niemand meer in mijn verhoorkamer, de deur is dicht. Het enige licht komt van een felle hanglamp boven de tafel. Ik volg de ketting aan mijn handboeien tot ik ze niet meer kan zien. Probeer de tijd te doden en wat afleiding te zoeken zodat ik niet weer ga huilen.

Nadat ik een paar minuten om me heen heb gekeken komen mijn vader en Erick Peters terug. Peters zegt dat het DNA onderzoek terug is en dat mijn vingerafdrukken of DNA niet op het glas te vinden zijn. Glas?, vroeg ik. Ja, zei Peters, ze moorden zijn gepleegd door middel van glas dat volgens onze onderzoekers van een kapotgevallen fotolijstje was.  Natuurlijk was mijn DNA verder wel te vinden in het huis, wat logisch is aangezien ik er woon, maar ik heb niks uitgevoerd met de paraplu en van de mensen die me naar het huis hebben zien rennen hebben ze ook informatie gekregen dat leidt naar mijn onschuld. Maar het probleem is dat ze nu naar mijn telefoon en laptop gaan kijken. Het spraakbericht zal het onderzoek een nieuw leven in blazen. Ze vragen me de apparaten te ontgrendelen en ik werk braaf mee. Ze vertellen me dat ze me niet vast mogen houden nu ze geen reden meer hebben om te denken dat ik de moorden heb gepleegd, maar dat als er iets op mijn elektronica gevonden wordt, wat er toch verdacht uit ziet, dat ze me dan weer kunnen oppakken. Als er niks wordt gevonden bellen ze. Maar ik ben bang dat ik nog niet van ze af ben. Had ik dat spraakbericht nou maar niet gestuurd, had ik me nou maar ingehouden. We krijgen een kamer in het hotel hier niet zo ver vandaan aangezien ons huis nog een plaats delict is.

Ik wrijf in mijn vermoeide ogen. Ik heb afgelopen nacht slecht geslapen. Telkens weer komen de beelden terug, mijn blinde woede, de lichamen, het bloed, de sirenes, alles. De lege, open ogen van één van de meisjes. De meisjes die ik zo lang heb gehaat. De meisjes die me zo lang het leven zuur hebben gemaakt. Ze zijn er niet meer. Ze zijn weg. Dood. Maar ik heb het niet gedaan. De politie gaat me meer en meer verdenken, ik weet het zeker. Maar iemand anders heeft ze vermoord. Dat besefte ik me pas toen ik gisteravond in de auto zat met pap. We hadden niks tegen elkaar gezegd. We konden niks zeggen, wilden niks zeggen. Iemand heeft ze vermoord en ik ben het niet. Iemand is mijn huis, ons huis binnengegaan en heeft ze allemaal vermoord. Misschien waren het er wel meerderen. Iemand kan toch niet in zijn eentje vijf meisjes vermoorden? Hij zou de eerste kunnen grijpen, de keel door kunnen snijden, maar hoe zou hij dan de rest te pakken krijgen? Die zouden schreeuwen, rennen, smeken om genade, wat dan ook. Het moeten meerdere daders zijn geweest. Met hoeveel zouden ze zijn geweest? Waren ze gemaskerd? Hebben Crystal en de rest hun gezichten gezien voordat hun keel door werd gesneden met het glas? Wat was het motief van de daders? Over deze vragen heb ik de hele nacht gebrainstormd. Ik heb lopen ijsberen door mijn kamer, heb de ogen uit mijn hoofd gehuild en toen mijn tranen op waren, kwamen er gewoon weer nieuwe. Ik pak een set comfortabele kleding uit mijn koffer en strompel naar de gezamelijke ruimte. Mijn vader is vast nog in zijn slaapkamer. Ik pak een muffin van het glazen ding op de tafel in het midden. Ik hap er een groot stuk af, maar proef niks. Ik eet het hele ding in een paar happen op en gooi het papiertje netjes in de prullenbak. Dan ga ik terug naar mijn kamer, ik heb hier toch niks te doen. Mijn haar zit in een losse knot op mijn hoofd, ik haal het elastiekje eruit en kam mijn haar voor de spiegel in de badkamer. Alles gaat automatisch en het gaat volledig langs me heen. Alsof ik mezelf bekijk, in plaats van dat ik zelf beweeg. Ik kijk naar mezelf in de spiegel en merk nu pas hoe rood de huid rondom mijn ogen is. Van het huilen denk ik. Ik recht mijn schouders en zucht. Ik wil net de deur uit lopen als de telefoon gaat. Ik ren naar de telefoon en pak op, om een of andere reden buiten adem. De stem van Peters klinkt. 'Hanne, hallo, hoe gaat het met je?' Vraagt hij. De vraag verbaast me een beetje en ik vertel hem dat het goed gaat. Al gaat het niet goed. 'Ik heb goed nieuws voor je. We hebben niks gevonden op je telefoon.' Zegt hij opgewekt. Mijn adem stokt. Wat? Ze hebben het spraakbericht niet gevonden? Hoe kan dan? 'Sorry voor de toestand. Je kan helaas ook nog niet naar huis, er zijn nog steeds onderzoeken bezig naar de dader.' Vervolgt Peters. Hij lijkt ineens veel aardiger dan in de verhoorkamer. 'Oké. Bedankt.' Antwoord ik, niet wetend wat te zeggen. Peters groet me en ik groet terug. Dan hangt hij op. Wat een merkwaardig gesprek. Ik ben onschuldig.

Ik leg de hoorn langzaam weer neer en blijf even verward staan als ik beneden in de grote gezamenlijke ruimte van het hotel stemmen hoor, ze schreeuwen. Iemand gilt.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro