Hoofdstuk 9: Het Ravijn

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

De stoet reed een dorp binnen. Het was aan het miezeren en het zag er naar uit dat het elk moment kon gaan stortregenen. Ze waren al vaker een dorp binnen gereden, maar deze keer zou het heel anders gaan. De kruisvaarders hielden halt en een aantal hoge heren stapten af. Ook Odo stapte af en wilde achter de rest aanlopen. Robert keek Odo vragend aan. 'Wij verdienen het om in een warm huis te slapen.' legde hij uit. 'We gaan aankloppen bij wat huizen en vragen om voedsel.' Robert stapte nu ook af. Hij bleef echter staan toe kijken hoe de ridders aanklopten. Het zag er op het eerste gezicht onschuldig uit, maar dat veranderde al snel. Het begon harder te regen en een aantal mensen kwamen in protest. Als de rijke mensen van de kruistocht in hun huis zouden verblijven, waar moesten zíj dan slapen? Odo was nog redelijk en had een huis geregeld waar ze konden verblijven. De bewoners zouden beneden slapen en Odo, Robert, Eileen en nog twee ridders zouden in de luxe bedden van het gezin slapen. Ze zouden mee eten met het gezin. Helaas was niet iedereen zo. Toen al de edelmannen de huizen van de rijke hadden genomen, begonnen de ridders de huizen van arme mensen binnen te stormen. het ging zo snel. Ze klopten niet en vroegen het niet. Ze stormden gewoon binnen en gooide de bewoners uit hun huis. Het ging van schelden naar schreeuwen en van schreeuwen naar slaan, van slaan naar wapens en van wapens naar de dood. Er klonk geschreeuw en gegil van de mensen die uit hun huis werden gezet. 'Onze ridders moeten ook ergens kunnen slapen.' zei Odo toen hij zag hoe de ridders de huizen binnen vielen. Robert keek van een afstand vol afschuw toe hoe de ridders kinderen uit huizen trokken. Een aantal bewoners verzetten zich en vochten terug. Dat was een slecht idee, want daardoor werden de ridder alleen maar boos. Ze trokken hun zwaarden en regen iedereen die zich verzette aan hun zwaard. Boeren kwamen naar buiten met knuppels en hooivorken om hun families te verdedigen. Terwijl de rijke bewoners van het dorp binnen bleven in hun grote huizen en alles negeerde. Robert wendde zijn gezicht af toen hij zag hoe bloed door de straten stroomde. Regenwater mengde zich met bloed en als een klein riviertje liep het bloed van onschuldigen mensen door de goot. Het werd weggespoeld alsof er niks gebeurd was, maar de lichamen van dode mensen en het geschreeuw verraden wat er gaande was.  Er werd harder gegild en kinderen zagen hoe hun ouders voor hun ogen werden doodgestoken. Er klonk bliksem en de lichamen van doden mensen lagen verspreid over de straten als mijnen in een mijnenveld. Overige bewoners renden hun huis uit. 'MAMA!' gilde een peuter, maar Robert durfde niet te kijken. Hij dacht weer aan de brand die hij had gesticht. Vier doden. Er waren vier mensen gestorven door hem. Kinderen hadden geen ouders meer door hem. Was deze afslachting ook zijn schuld? Hij probeerde zichzelf te overtuigen dat dit niet zijn schuld was. Hij had gezegd dat hij dit niet wilde. Maar deed niks om het te voorkomen. Een aantal boeren die mee liepen op kruistocht uitte hun woede op een bakker, die weigerde al zijn brood aan de kruisvaarders te geven. Ze sloegen met blote handen de man in elkaar tot hij niet meer bewoog. Het was al donker geworden en Robert deed de gordijnen dicht om het geweld niet te hoeven zien. Het geluid van geschreeuw galmde door het huis. De bewoners en logees van het huis probeerde het zoveel mogelijk te negeren, maar het lukte Robert niet. Hij was niet meegegaan op kruistocht om een dorp uit te moorden. De heer des huizes heette Michael Bloys en bracht het eten persoonlijk naar Roberts kamer. De kamer waar Bloys normaal zelf sliep. Hij vertelde Robert dat de ridders naar buiten waren gegaan om te vechten. Robert zuchtte, bedankte de heer voor het eten en liep naar de kamer van Odo. Hij zat door het raampje naar buiten te kijken. 'Kunnen we onze ridders niet bevelen terug te trekken?' vroeg Robert. Hij had een stuk brood meegenomen van het bord dat Bloys had gebracht en nam een hap. Odo schudde van nee. 'We hebben al het eten nodig voor de rest van de tocht.' Odo had zijn zin nog maar net afgemaakt toen ze geklop op de deur beneden hoorden. Ze keken elkaar geschrokken aan. Toen klonk er een enorme bonk en gerinkel van harnassen. Odo stormde de kamer uit en rende de trap af. Toen hij aankwam in de sierlijke hal van het grote huis zag hij een paar boeren staan. 'Dit huis is al bezet!' riep hij boos. 'Hoe durven jullie dit huis uit te zoeken. Dit is huis is veel te goed voor jullie.' De boeren keken Odo boos aan en eentje gaf de jonge bisschop een stomp in zijn gezicht. 'Dit is ons dorp!' Odo kreunde van de pijn. Een ander boer trapte Odo tegen zijn scheen. Robert stormde de trap af om zijn vriend te helpen. De boeren die in het dorp woonden kwamen massaal in opstand en Odo was niet de enige die klappen kreeg. Robert trok zijn zwaard en zwaaide het dreigend heen en weer. 'Verlaat het huis.' zie hij. 'Verlaat ons dorp.' zei de jongste van de boeren bijdehand terug. Hij had lang rood haar, sproeten en een mond vol rotte tanden. Odo herpakte zichzelf en mengde zich weer in de discussie. 'Hoe durven jullie een prins te bedreigen en hoe durven jullie een bisschop te slaan.' De roodharige boer haalde zijn schouders op en trok een dolk. Michael Bloys had zijn gezin verzameld en zat achter in de keuken achter een tafel. Alleen de jongste dochter zat onder een tafel in de gang. Ze nieste en de boeren keken onder de tafel. Een boer met een lange baard trok haar onder de tafel vandaan. Het meisje begon te huilen. Ze had blonde krulletjes, die keurig in twee staarten zaten gebonden met linten. 'Als jullie het huis niet verlaten steek ik het meisje neer.' Robert zag in zijn ooghoek hoe de 15 jarige zoon van Bloys uit de keuken kwam lopen om zijn zusje te beschermen. Robert gebaarde dat hij weg moest gaan, maar hij bleef staan. De boer met de baard hield een mes tegen de keel van het meisje. Toen haar broer dat zag rende hij in paniek op de boeren af. Hij liep recht in het zwaard van de roodharige jongen. Hij hapte naar adem en rochelde. Bloed druppte op de blinkende houten vloer. De jongen greep naar het zwaard dat dwars door hem heen was gegaan. Hij trok het uit zijn buik en viel slap op de grond. Zijn zusje gilde toen ze het zag gebeuren. Robert kokhalsde toen hij het gapende gat in het kind zag. 'Ik ga nu aftellen en als jullie bij één nog niet uit het huis zijn, gaat ze eraan.' zei de boer, die het kleine meisje vast hield. '3.' Hij bewoog langzaam zijn mes naar de keel van het meisje. '2.' Het mes raakte nu de keel van het huilende meisje. 'Ée-' de boer wilde één zeggen, maar werd gestopt door een pijl die dwars door zijn schouder zat. Het meisje rende gillend naar de keuken waar haar vader zat en de andere boeren renden weg. In de deuropening van de hal naar de keuken stond Eileen. In haar hand hield ze een boog, die voor de sier aan de muur had gehangen. Robert en Odo keken haar verbaasd aan. Ze had hun gered.
Die avond bleven ze in het huis van Michael Bloys en zijn familie. Ze probeerde de familie te troosten en tilden het lichaam van het kind naar zijn kamer. Daar legde ze het in bed en legden een deken over zijn lichaam. Dokters en lijkschouwers hadden nu geen tijd. De meeste renden buiten over de straat om gewonden te verzorgen en de lichamen bij elkaar te leggen op het grote plein voor de kerk. Rond 3 uur stopte het geschreeuw op straat, maar Robert kon nog steeds niet slapen. Af en toe hoorde hij een slepend geluid, het geluid van een lichaam dat over de straat werd gesleept. De regen bleef doorgaan en probeerde al het bloed van de straten te wassen. Een bijna onmogelijke klus. Robert voelde zich afschuwelijk en kon zich niet voorstellen dat er iemand in dit dorp kon slapen. Door hun verblijf waren die boeren binnengekomen. De zoon van Bloys was door hen vermoord en toch bleven ze slapen. Na lang liggen denken viel hij in een onrustige slaap. Hij droomde dat William de jongen was die werd vermoord en schrok de volgende ochtend met een schreeuw wakker.

Eileen zat achter op het paard bij Robert. Ze waren al twee maanden onderweg en Robert had geen idee meer waar hij was. Hij leerde Eileen beter kennen en Odo liep achter ze aan. Hij was het voorval in het normaal zo rustige dorpje nog niet vergeten, maar dacht er niet zo vaak meer aan. Het was al een week geleden dat ze het dorp binnen waren gekomen. Toen ze de dag daarna verder gingen, lagen de straten vol met bloed en op het plein lagen enkele tientallen lichamen in keurige rijen. Af en toe als hij sliep kreeg hij nachtmerries over de lichamen op het plein. Robert had de familie wat goudstukken gegeven voor de begrafenis van hun zoon. Eileen vermaakte hem met lange verhalen, die ze kende uit boeken. Daardoor vergat hij soms het dorp en het lijk van de jongen. Ze hield van lezen en verhalen en Robert vond het leuk om de verhalen te horen. Onderweg waren al veel mensen overleden. Er was weinig voedsel en 's nachts was het koud. Lang niet zo koud als in zijn koninkrijk of de koninkrijken van zijn broers, maar nog steeds was het koud. Robert wist niet wat hem te wachten stond. Hij wist niets over de smalle wegen die eraan zouden komen en de mensen die zouden sterven. Niets over de storm die zou komen. Het voorval bij het dorp was maar een klein ongeluk in vergelijking wat er komen zou. De stoet stopte met lopen en zette hun kamp op. Robert sprong van zijn paard en hielp Eileen met afstappen. Odo hielp de knecht die ze mee hadden genomen met het opdekken van hun "bedden". Ze hadden een grote kar met stro van een boer genomen en legde daar hun lakens op. Er knetterde overal vuren en er klonk gepraat. Odo ging meteen slapen. Hij was moe van het lopen en het was al laat. Eileen en Robert gingen bij een vuur zitten en keken naar de sterrenhemel. Robert wist veel over de sterren en vertelde alles wat hij wist aan Eileen, die geïnteresseerd naar de lucht keek.

De volgende dag gingen ze al vroeg weer verder. De stoet kwam weer op gang en het lopen begon weer. Robert zat weer op zijn paard, maar ditmaal was Eileen met Odo aan het praten. Ze liepen achter hem. Het maakte Robert blij dat Eileen en Odo toch met elkaar konden opschieten. Anders zou het nog een lange reis worden. Odo was een bisschop en kende dus veel verhalen. Robert keek achterom en zag dat Odo een verhaal vertelde. Eileen keek hem geïnteresseerd aan. Robert kon zien dat ze probeerde het verhaal te onthouden. Ze zou het later vast aan hem vertellen. Ze kwamen in een gebied met veel bergen en ravijnen. De zon weerspiegelde in de kleine beekjes die in het dal liepen. Af en toe schrokken de mensen van een vallende rots. Gelukkig waren de rotsen ver van hun vandaan. Robert begon zich te vervelen nu hij niemand had om mee te praten. Hij kon vanaf zijn paard het verhaal van Odo horen en besloot mee te luisteren. 'De man spreidde zijn armen en keek naar de menigte voor hem.' hoorde hij Odo vertellen. Robert had geen idee waar het verhaal over ging, hij had het eerste stuk gemist. 'Pas op het einde komt. Jullie zullen niet naar mij luisteren, maar als straks het einde komt zullen jullie rennen voor jullie leven.' Robert herkende nu het verhaal. Het verhaal ging over een oude man die beweerde de toekomst te zien. Hij vertelde dat er een grote storm zou komen waarbij veel mensen om het leven zouden komen, maar niemand geloofde hem. De twee geliefden, die de hoofdrol spelen in het verhaal besluiten ook niet te luisteren naar de gek. Als de storm begint, hebben ze meteen spijt. Ze vluchten, maar het meisje wil het opgeven omdat ze haar familie achter heeft gelaten. Haar geliefde kan haar overtuigen om toch met hem mee te gaan en samen vluchten ze. Robert had het verhaal al zo vaak gehoord dat hij hele stukken uit zijn hoofd kende. Ondanks de verveling en de traumatische gebeurtenissen in het dorpje was Robert even gelukkig. Hij dacht niet aan zijn broers en de problemen in Druma. Hij was in gedachten verzonken door het verhaal toen er plots donder klonk. Een kind gilde en mensen begonnen te rennen. Het begon te regenen. Het was de afgelopen week bijna elke avond gaan regen, maar deze keer plensde het. Het regende harder dan de avond in het dorp. Iets dat Robert als onmogelijk had gezien. Binnen een minuut was hij doorweekt en hing zijn haar in natte slierten langs zijn gezicht. Door de vele druppels kon hij bijna niets meer zien. Alles ging zo snel en het werd een chaos. Mensen schreeuwden en liepen tegen elkaar op. Robert zocht Odo en Eileen, maar kon ze niet vinden. Hij begreep niet waarom mensen zo paniekerig waren. Het was maar regen, dacht hij. Toen hij van zijn paard af stapte begreep hij pas waarom. Ze stonden vlak naast een ravijn. Grote stukken steen braken af en vielen naar beneden. Stukken steen die eerst de weg hadden gevormd. Ouders trokken hun kinderen weg bij de rand, bang dat ze zouden vallen. Robert zag een jonge vrouw het ravijn in vallen. Hij deed zijn handen over zijn oren en kneep zijn ogen dicht. Hij wilde het niet meer zien. Hij wilde niet dat nog meer mensen stierven. Hij wilde weg. Toen hij zijn ogen dicht had zag hij de vlammen uit het huis komen. Hij zag het kleine meisje naar hem op kijken. 'Waarom moest mijn papa dood?' vroeg ze hem. Robert schudde de herinnering weg. Maar hierdoor kwamen de beelden uit het dorp naarvoren. Hij had bijna niks gezien in het dorp omdat hij zijn ogen dicht had gedaan, maar het beeld van de lijken op het plein en het geluid van geschreeuw vulde zijn gedachten. Het ergste was nog dat als hij zijn ogen op deed er niks veranderde. Dit keer lagen er geen lijken in de straten, maar vielen er mensen een ravijn in. Een kind begon hard te huilen. Hij kon het niet meer aan. Hij wilde niemand meer horen schreeuwen of huilen. 'Stop!' schreeuwde hij. 'STOP!' riep hij harder. Er begonnen tranen over zijn wangen te lopen. Dit was allemaal zijn schuld. Het was zijn schuld dat er mensen stierven. Allemaal zijn schuld. Toen besefte hij zich dat hij Eileen en Odo kwijt was. Hij liep tegen de stroom in, op zoek naar Odo en Eileen. Ze liepen net nog achter hem. Het paard steigerde voor de rand van het ravijn. Robert verloor bijna de controle, maar trok hard aan de teugels. Hij hoorde gegil en herkende de stem van Eileen. Robert keek over de rand van het ravijn, waar het gegil vandaan kwam. Hij liet het paard los toen hij zag wat er gebeurde. Het paard rende weg, maar dat kon hem niks schelen. In het ravijn lag Eileen op een grote rots. Hij kon er naartoe klimmen. Ze huilde met grote snikken en keek over de rand. Robert twijfelde geen moment. Hij liet zich over de rand zakken en begon aan de klim naar beneden. Het was zo'n 10 meter naar Eileen. Als hij zou vallen kon hij makkelijk iets breken of zelfs sterven.  het was zijn schuld dat zij daar lag, dus hij moest haar helpen! Boven begon een vrouw tegen hem te schreeuwen. 'Ben je gek! Kom terug! Je zal sterven!' Toen hij op keek om naar de vrouw te kijken kwam er regen in zijn ogen waardoor hij verblind was voor een moment. Hij moest door klimmen zei hij tegen zichzelf. Hij had beter kunnen wachten tot het water uit zijn oog was. Zijn voet gleed van een gladde steen en hij dreigde naar beneden te vallen. Zijn hart sloeg een keer over, maar gelukkig greep hij zich op tijd vast aan een uitstekende tak. Hij herpakte zichzelf en klom het laatste stuk onhandig naar beneden. Hij kwam op het grote plateau waar Eileen aan de rand zat Haar rode jurk en lange zwarte haren wapperde wild in de wind. Robert liep voorzichtig naar haar toe. 'Eileen! Ga weg bij de rand!' Eileen keek om en schreeuwde overstuur dat hij haar moest komen helpen. Hij probeerde een stuk te rennen maar gleed alweer uit. Hij stond snel op en liep zo snel hij kon naar haar toe. Toen hij doorkreeg waarom ze aan de rand zat viel hij bijna van het plateau de diepte in. Ze zaten zeker 200 meter hoog, maar dat was niet wat hem zo liet schrikken. Een stukje onder het plateau waar Robert en Eileen op stonden hing Odo, de jonge bisschop, zijn beste vriend. Hij hing aan een grote steen en probeerde met zijn voeten grip te vinden. Robert haalde snel adem. Wat kon hij doen? Hij ging liggen en stak zijn arm uit naar Odo. Odo's rechterhand gleed van de rots, maar hij pakte snel een uitstekende tak vast. 'Odo!' riep Robert door zijn gesnik heen. Hij kon zich niet meer inhouden. Hij was een verschrikkelijk mens.  Hij hoorde zijn stem echoën tegen de stenen. Odo keek op, zijn lichte blauwen, bijna grijze ogen boorden zich in die van Robert. Iets waar Robert later nachtmerries van zou krijgen. 'Pak mijn hand!' Odo liet zijn rechterhand los en probeerde die van Robert vast te pakken. Zijn arm was te kort. Robert ging nog meer over de rand hangen. 'Robert!' gilde Eileen in paniek. Ze was bang dat Robert ook zou vallen. Er klonk bliksem en donder en het schreeuwen van mensen. Odo probeerde nog een keer de hand van Robert te pakken. Hun vingers raakte elkaar en Robert pakte Odo's vingers stevig beet. Hij ging nog verder over de rand hangen en viel nu bijna zelf ook. Eileen pakte zijn been stevig vast. Robert had nu de hand van Odo, maar hij kon hem niet goed vast houden. De regen had allebei hun handen nat en glad gemaakt. De bliksem sloeg in en toen verloor Robert de grip op Odo's hand. Odo schreeuwde en viel. Robert probeerde hem nog te pakken, maar Odo was te ver. Hij hoorde Odo schreeuwen en Eileen huilen. De blauwe ogen van Odo flitsten door zijn gedachten en hij schreeuwde. Het was voorbij. Robert kon alleen maar staren naar Odo die viel. Odo's gewaad wapperde in de wind en hij hield zijn armen in de richting van Robert. In de hoop dat iemand hem nog kon grijpen. Het leek eeuwig te duren en hij kon niks doen behalve staren. Toen hoorde hij een doffe knal. Het geluid ging door zijn lichaam heen en hij rilde. De mensen die hadden toegekeken schrokken toen ze het geluid hoorde. Eileen zat stil op het plateau. Het water droop uit haar haren en haar schouders schokte. Ze huilde. Robert was in shock; hij wilde huilen, maar het lukte niet. Hij wilde schreeuwen, maar het lukte niet. Hij kon alleen maar Odo zien vallen. Hij liep naar Eileen. 'Kom, we gaan naar boven.' zei hij stil. Eileen stond op en bleef maar huilen. Samen liepen ze naar de muur waar Robert naar beneden was komen klimmen. Hij begon te klimmen en toen hij boven was, zag hij dat Eileen nog beneden zat. 'Kom.' zei hij zacht. Eileen keek hem aan met ogen vol tranen. Toen begon ze te klimmen. Een stukje voor het einde stopte met klimmen. "Kinderen van het land, liefde is nog steeds het antwoord. Neem mijn hand." quote hij het verhaal dat Odo aan haar had verteld voor hij naar beneden was gevallen. Het was het einde van het verhaal. Eileen glimlachte droevig en greep toen zijn hand. Robert trok haar omhoog en omhelsde haar. Hij legde zijn hoofd op haar schouder en wilde huilen, maar het lukte niet. Zo zaten ze daar. Om hun heen regende het, schreeuwde nog steeds mensen en huilde nog steeds kinderen. Het was een chaos, maar zij bleven daar zitten aan de rand van het ravijn.

Eileen en Robert zaten samen op het paard en reden door de natuur. Ze werden omringd door heuvels en in de verte zagen ze een kerktoren. Ze hadden besloten om niet verder te gaan met de kruistocht en terug te keren naar Druma, het land van Robert. Het was een moeilijke keuze en ook gevaarlijk. Ze waren maar met twee en de reis was lang. Ze waren sneller op het paard dan met de hele stoet, maar het zou toch nog een maand gaan duren. Roberts leger zou wel verder gaan, maar dan onder leiding van een oude vriend van zijn vader Rufus. Eileen en Robert wisten de route niet meer precies terug, maar af en toe herkenden ze iets van de heen weg of vroegen ze het aan iemand. 

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro