Hoofdstuk 23

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Rosalinde

Ik ben zo uitzinnig woedend! Hoe durft hij?!
Het stoom komt nog net niet uit mijn oren, maar dat is omdat dat fysiek onmogelijk is. Anders was dat zeker wel het geval geweest.
Maar om de allerliefste vrouw van de hele wereld zo te laten stikken? Dan heb je zonder meer ballen.

Ik zal iemand niet snel met mijn connecties om de oren smijten, maar ik sta op het punt om dat nu wel te gaan doen. Ik weet nog niet wat ik hem aan wil doen, maar het zal zeker pijnlijk zijn. En vrijheidsberovend. En pijnlijk.

En het ergste is dat ik niet eens uiting kan geven aan mijn razernij want ik moet Vivian troosten. De arme vrouw zit diep in de put. Een man die zijn mate een paar minuten laat wachten, vind ik persoonlijk al vreemd, onacceptabel zelfs. Maar vooruit. Ik snap dat er bepaalde redenen zijn waardoor je opgehouden kunt worden.
En Vivian had zelf geeneens moeite met een heel uur wachten. Dat zal de liefde wel zijn.
Maar ook die tijd zijn we ruimschoots gepasseerd. Het loopt ondertussen tegen de middag en behalve mijn dag die eigenlijk vooral verpest is, heeft hij ervoor gezorgd dat zij diep ongelukkig is. En dat, mijn 'vriend', is ontoelaatbaar.

Maar ik klem mijn kaken op elkaar en wat je dan ziet en hoort is het toppunt van geduld als ik zeg: "Vivian, kom. Er moet wat gebeurd zijn. Anders was hij hier wel geweest."
Hij moet minimaal dood zijn, wil ik hem dit vergeven, maar dat is een verhaal die ik niet aan haar neus op ga hangen.

"Het is tijd om een hapje te gaan eten," probeer ik. Mijn maag helpt goed mee door net heel hard te gaan knorren. Dat is volgens mij ook de enige reden waarom ze toegeeft. Had ik al gezegd hoe lief ze is? Altijd denkt ze aan een ander. En hoewel ik niet zo lief ben, is het zelfs mij gelukt om mijn mond te houden over mijn eigen mate, want het gaat nu om haar en niet om mij en mijn vrouwelijke misschien-mate. True, ik kom weleens met waanzinnigere verhalen, maar het feit dat ik niet weet of ze mijn mate is of niet, zal niet goed opgevat worden door Vivian. Het feit dat ik haar dan nooit genoeg vertrouwd heb om mijn geheim met haar te delen zal absoluut niet goed vallen. Tenminste, dat zou dan haar uitleg zijn van de situatie. Want natuurlijk vertrouw ik haar wel. Alleen, als ik het vertel, dan is het waar. Dan kan ik er niet meer omheen. Het is niet voor niks dat ik het er ook nooit over heb met mijn moeder.

Zwijgend lopen we terug naar White Star en dan zeg ik: "Zullen we bij Mees kijken, misschien is hij daar?"

Het doet me pijn als ik de hoop weer op zie laaien in haar ogen. Haar gretig zie knikken. Ze loopt opeens vlugger. En ik knijp mijn ogen tot spleetjes en beloof hem in stilte een pijnlijke dood, mocht dat niet al gebeurd zijn natuurlijk. Opeens begin ik toch te twijfelen aan zijn vermeende slechte bedoelingen.

We lopen naar de receptie waar Mees rustig wat administratie aan het wegwerken is. Hij kijkt op, en heeft een afwezige blik in zijn ogen. Een blik die ik wel herken, maar niet bij hem. Ik frons mijn wenkbrauwen, maar heb belangrijkere zaken aan mijn hoofd. Ik zeg luid: "Hee Mees, is die Boris hier?"
Ik kan het niet laten om wat vies te klinken, en ik hoop dat dat Vivian niet opvalt. Want natuurlijk zal ze het nog steeds voor hem opnemen.

Mees kijkt onzeker en daar heb ik natuurlijk helemaal niks aan. Ik zeg scherp: "Zijn ze hier, of zijn ze ergens anders? Je hebt ze dan toch wel weg zien gaan?"

Maar dat is duidelijk niet het geval gezien zijn onbegrijpelijke blik, en zonder nog een minuut te verspillen stamp ik langs hem heen en richting de eetzaal.
Daar is niemand.

Mees komt me niet achterna merk ik na een vlugge check, en dus loop ik brutaal door, in de richting van de eerste verdieping.
Daar is ook niemand.

Sterker nog. De deuren staan allemaal open, de bedden zijn keurig opgemaakt en nergens is iets van bagage te zien.
Nu is het natuurlijk algemeen bekend dat weerwolven licht reizen, maar er zouden toch énkele spullen moeten rondslingeren? Het ziet er hier uit alsof Mees geen gasten heeft.

En behalve Boris is er nog een groep die hier zijn standplaats zou moeten hebben. Mijn mate, zeg maar. Waar zijn die? Waar zijn ze allemaal? Iets klopt hier niet.

Ik stamp terug naar de receptie waar Vivian enigszins ongemakkelijk smalltalk aan het voeren is met Mees en vraag gebiedend, me niks aantrekkend van enige beleefdheid: "Mees, heb jij hier gasten?"

Mees leeft eindelijk wat op en kijkt me aan alsof ik gek ben. Hij zegt enigszins verontwaardigd: "Er zijn hier al in geen maanden nieuwe personen geweest. Dus hoe zou ik aan nieuwe gasten moeten komen?"

En dan wordt het toch tijd om dit allemaal heel erg vreemd te gaan vinden.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro