Hoofdstuk 7

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

In zekere zin is het eerste deel van het gesprek met Janna meer van hetzelfde: het gaat over mijn uiterlijk.
"Jouw oogkleur is echt heel bijzonder! Ben je daarin de enige in de familie?"
Ze loert daarbij naar Kamiel die er stokstijf en ongemakkelijk bij staat.

Mentaal probeer ik hem te waarschuwen dat hij losser moet zijn. Ook voor hem is dit oefenen, leren. Daar moet hij zich bewust van zijn. Maar hij heeft zijn focus compleet op het meisje die hem -gelukkig, voor onze missie- compleet negeert na die ene blik, en ziet mijn waarschuwing niet.
Janna wel, en zij kijkt verward, waardoor ik mijn blik snel weer op neutraal zet. Ik ben in mijn element: ik mag erop los ouwehoeren.

"Ja, nee, klopt," brabbel ik. "Mijn moeder heeft ook paarse ogen, maar de mannen gaan voor uhm..." Shit! Welke kleur ogen heeft Kamiel eigenlijk?
"Onbestemd modderig." Sluit ik af als ik de bruine kijkers van Kamiel ontmoet. Eerlijk gezegd hebben al mijn metgezellen het behoorlijk getroffen met hun uiterlijk, inclusief hun oogkleur. De mooie kleur bruin van alledrie de heren gaat in de verste verte niet door voor 'onbestemd modderig', maar is wel iets wat een jonger zusje zou kunnen zeggen, denk ik.
Janna lacht vrolijk mee als we de woeste blik van Kamiel zien. Volgens mij heb ik de juiste toon weten te leggen.
Gelijk daarop verstijf ik, want Janna zegt: "Ik zag dat je naar dat groepje daar keek, en vroeg me af of je ze kent?"

Alle alarmbellen gaan bij mij af. We hadden wel degelijk naar verschillende delen van de stad moeten gaan. Maar helaas, zo groot is de stad niet, en als oefening leek dit niet zo verkeerd. Maar de tweeling heeft het nu extra moeilijk, en ik heb me zo te horen ook al verraden. Wat moet ik zeggen? Ik krijg een flits van inspiratie.

"Nee, ik ken ze niet," lieg ik. "Maar ik vind die jongere zo knap."
Mentaal hoor ik de braakgeluiden van in ieder geval Kamiel. Ook zie ik aan de houding van de anderen dat zij nu ook mee luisteren. We moeten echt wat aan ons acteertalent doen. Als ik daarin de beste ben, -en daar lijkt het wel op- zijn we screwed.
Ik heb bij Janna de juiste toon getroffen. 100% mens als zij is, heeft ze geen idee dat ze met weerwolven in gesprek is en dat alles gehoord wordt wat ze zegt. Door alle weerwolven in deze ruimte. Dat is inclusief het chagrijnige echtpaar dat ik in een hoekje zie debatteren met elkaar. Het jonge stelletje lijkt veel op elkaar met hun glanzende donkere huid en ogen, en zijn ook erg knap als ze de frons van hun gezicht zouden halen. Zie ik ze nou een blik op ons werpen?

Janna heeft niet door dat ik afgeleid ben en giechelt: "Echt he! En die andere mag er ook zijn. Ik val wel op lang, donker en mysterieus."
Hierbij probeert ze Kamiel nog meer te negeren door praktisch met haar rug naar hem toe te gaan staan. Eindelijk snapt hij de hint: dit is een vrouwengesprek en hij is hier teveel.
Hij mompelt wat over drinken halen, en zit even later ongemakkelijk alleen aan een tafeltje.
Ik, aan de andere kant, voel me belachelijk trots. Een ander wordt buitengesloten zodat er alleen met mij gepraat kan worden. Dat is me nog nooit overkomen, zeker niet ten koste van een andere man die op een heel ander niveau staat dan ik. En dat bedoel ik niet positief naar mezelf toe.

Ja, vrouw zijn bevalt me wel. Ik heb blikken gezien van mensenmannen die niks met mijn albinisme te maken hebben. Vooral omdat ik daar nu niet op lijk natuurlijk. Mijn witte huid is misschien te wit voor een man, hoe discriminerend dat ook mag klinken, maar bij een vrouw lijkt het zo'n beetje het hoogste goed.

Omdat vrouwen dat doen, en ik daar alle verstand van heb, zeg ik: "Ik moet even naar het toilet. Ga je mee?"
Ze knikt, dit is inderdaad de normaalste zaak van de wereld voor haar. Punten voor mij.

We moeten geen van beiden plassen, maar dat is ook blijkbaar niet het idee van 'samen naar het toilet gaan'. Vrouwen zijn wonderlijke wezens.
Terwijl Janna een verse laag make-up opdoet, bestudeer ik mezelf -opnieuw- in de spiegel. Ik probeer afstand van mezelf te nemen, naar mijn beeld de kijken hoe een ander mij ziet. Ben ik knap? Ik zou het echt niet weten. Wacht, misschien kan Janna hierbij helpen?
"Janna, wat vind je dat ik aan mijn uiterlijk moet veranderen?"
Hmm, blijkbaar toch niet zo'n normale vraag, want ze kijkt me enigszins geschokt aan.
Ze zegt: "Niks! Je bent superknap. Net zoals je broer."
Echt? Waarom moest hij dan weg? O wacht, ze praat door.
"Het is dat ik op donker val."
O ja, dat is ook zo.
"Maar wat make-up helpt natuurlijk altijd," gaat ze dan verder. "Je hebt mooie lange wimpers, maar ze vallen bijna niet op omdat ze zo licht zijn. Daar zou ik zeker wat mee doen."

O-oh. Ik ook weer met mijn grote mond. Ik probeer achteruit te stappen, maar ze heeft me klemgezet en komt dreigend op me af met een mascaraborsteltje in haar hand.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro