11_Part_2

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Vlak voor het moment van aanvang staat hij beneden in de grote ontvangsthal. In tegenstelling tot het begin van de middag, is het nu prachtig versierd met attributen van elk grote huis uit de Stad van de Drakenrijders. In de grote witte fontein in het middelste deel van de hal, recht onder de koepel van glas waar de zonnestralen naar binnen schijnen, liggen enkele rozenblaadjes, iets wat wordt gezien als de geur en de plant van Huize Ignem, het huis van de passie en het vuur. Tevens is er voldoende groen aanwezig om Huize Vigor tevreden te stellen, het huis van kracht en gezondheid ziet de kleur groen en planten als hun attribuut, om duidelijk te maken dat zij van Huize Vigor zijn. Er wordt gebruik gemaakt van zilveren bestek en servies voor Huize Sagacitas, en met behulp van Elfenvuur is er voor gezorgd dat de rest van de families zich op hun gemak voelt. Er zijn enkele blauwe vlammen voor Huize Aeris, en zwarte voor Meester Pàntú Gotuku, gevoed door glanzende witte fakkels die aan de muren van de grote hal hangen, waar ook gedineerd zal worden. Uiteraard is het verdere grootste deel volledig wit, zonder een enkele vorm van viezigheid of vlekken.
Achteraan in het midden van de hal staat een ontzettend lange witte houten tafel, met keurige witte zetels, duidelijk bedoeld voor de familiehoofden en hun directe familie. Het is gedekt met zilverwit servies, goudkleurige servetten en kraakhelder witte kandelaars die met witte kaarsen een zachte gouden gloed over de tafel verspreiden.
In de buurt van de grote tafel staan enkele ronde tafels, elk voor zes tot acht personen, natuurlijk ook gemaakt van wit hout. Daarvoor, enkele meters verwijderd van de duidelijk meest kostbare en belangrijkste tafels, staat een tiental lange, brede tafels met witgeverfde banken. Het is zeker dat dit de tafels voor de minderbedeelden zijn.
"Helemaal achterin zitten de bedienden van de hoge Huizen, samen met de iets of wat rijkeren uit de Stad van de Drakenrijders zelf. Ik vraag me af naast wie ik zal zitten," zegt Norryah uit het niets. In de drukte die is ontstaan door het perfectioneren van iets wat er al geweldig uitziet, heeft hij niet doorgehad dat zijn persoonlijke bediende naast hem is gaan staan.
"Het komt nooit voor dat het gevolg van elk grote Huis meekomt, dus het zal voor mij de eerste keer zijn dat ik bedienden uit andere Huizen tegen zal komen." Ze glimlacht opgewonden bij de gedachte. "Misschien dat het nog ooit voor zal komen dat ik hen weer zie. Ik hoop zo dat ze aardig zijn!"
Elias grinnikt bij de gedachte, zijn jonge bediende is zo'n vrolijk kind dat je haar moeilijk niet vriendelijk kan behandelen. "Dat zal vast niet zo'n probleem zijn," zegt hij dan ook tegen haar.
Ze knikt, een vrolijke twinkeling in haar ogen. "U ziet er goed uit, Elias, ik hoop dat u het naar uw zin zal hebben vanavond."
Hij bedankt haar, maar voordat hij iets over haar uiterlijk kan zeggen – iets waar ze duidelijk veel moeite voor heeft gedaan - onderbreekt het familiehoofd van Huize Caelum hem. "Je kunt gaan, Norryah," zegt Forto. "Elias, ik wil je graag voorstellen aan mijn broer, Xian Caelum."
Nu pas valt het hem op dat er een onbekende man naast Forto staat, met aan zijn arm vrouwe Keya Caelum, de vrouw bij wie hij terecht is gekomen vlak na zijn aankomst in de Stad van de Drakenrijders, beiden gekleed in wit. "Salve, dominus, domina," zegt hij beleefd, terwijl hij een lichte buiging maakt met een rechte rug, leunend op zijn staf.
"Hij is naar behoren onderwezen, zoals het hoort," glimlacht Keya. "Je hebt hard gewerkt, nietwaar, jongen?"
Hij knikt kort. "Zeker, domina," antwoordt hij. "Een halve dag les van vrouwe Du'Quinione, en daarnaast een halve dag les in de drakenleer."
Ze mompelt goedkeurend.
"Moeder," bestraft Xian haar. "Mompelen in het bijzijn van gasten is niet beleefd, dat weet u maar al te goed." Ze wuift hem weg. "Natuurlijk, Xian, natuurlijk. Wat een interessanter verhaal is, is hoe deze jongeman op deze plaats terecht is gekomen. Doe je verhaal, jongen, ik hoop dat je geoefend hebt, want je zult deze avond je verhaal vaker moeten doen."
Hij knikt opnieuw en begint dan aan het verhaal. Zoals Forto heeft gevraagd vertelt hij alles, en laat hij niets weg, op zijn blinde vriendin Arya na, het meisje voor wie hij dit alles doorstaat. Alles om haar weer terug te kunnen zien, alles zou hij doen.
Keya weet dat hij iets weglaat, hij heeft het verhaal immers ook aan haar verteld – ínclusief Arya – maar gelukkig zegt ze er niets over, en bekijkt ze haar zoon Forto met een samenzweerderige blik.
"Een interessant verhaal kun je wel zeggen inderdaad, moeder," zegt Xian na afloop. "Ik vraag me af met wie je hier bent gekomen, en waar deze persoon gebleven is."
"Je bent niet de enige," zegt Forto. "Wij breken ons hoofd er ook over, maar er wordt aan gewerkt." Meer zegt hij niet, hij houdt bewust dingen achter voor Xian, of is het voor hem?
Niet veel later ontmoet hij ook Amara Caelum en Fleming Ignem met hun zes kinderen. Amara, een relatief jonge vrouw, draagt een bordeauxrode jurk die met elke stap over de vloer glijdt. De mouwen lopen vanaf haar ellebogen zo wijd uit, dat de uiterste punten haast tot halverwege haar bovenbenen komen als ze haar handen gekruist voor haar borst houdt. Fleming Ignem, het familiehoofd van Huize Ignem, is een charmante man, met een vriendelijk aura dat om hem heen hangt, samen met een geur van rozen en iets wat hij alleen maar pittig kan noemen, vurig, zoals het het familiehoofd van het Huis van het vuur en de passie betaamt. Toch kan hij het gevoel niet van zich af zetten dat dit alles slechts een masker is dat hij op zet om het vertrouwen van anderen te winnen.
Hij weet dat iedereen hier gaat voor het eigenbelang, en slechts een uitzondering zal zover gaan ook de rest van de familie te beschermen.
Niet voor het eerst bedenkt Elias zich dat hij op een gevaarlijke plek is beland, hier in de Stad van de Drakenrijders, de Stad waar niets is wat het lijkt.

Na Fleming en Amara ontmoet hij Darryl Aeris, een ijzige jongeman die niet eens de moeite doet om te verbergen dat hij iedereen wantrouwt, en zijn vrouw Regina Caelum, dochter van Forto. Darryl is enkel gekleed in satijn in allerlei tinten blauw, wat zijn ijzige uiterlijk niet ten goede doet. Naar zijn schatting kan hij niet ouder zijn dan vijfentwintig zomers, maar zoiets weet je nooit zeker bij de rijkeren. Regina ziet er daarentegen prachtig jong oud, niet veel ouder dan hijzelf. Hoewel ze een dochter is van Forto, is dit niet direct te zien aan haar uiterlijk. Haar lange blonde haren hangen als goudstrengen om haar scherpe gezicht heen, verweerd door het gevaar van het leven in een van de hoge families. Haar ogen zijn veel wijzer dan ze zouden moeten zijn, het is net alsof ze alles in zich opneemt, elk kleine detail, om vervolgens alles grondig te kunnen herinneren. Haar blik is haast, berekenend, kil. Maar het meest van alles straalt ze een immense kalmte uit. Ze is beheerst. Als hij er over nadenkt weet hij dat ze net een open boek is, waarvan je de regels niet kunt lezen. Hij wéét dat ze nadenkt over wat ze zegt, hij wéét dat ze meer is dan ze lijkt te zijn. Hij voelt dat, zelfs al is ze een dochter van Forto Caelum, zijn beschermheer, dat hij meer van haar te vrezen heeft dan dat hij in eerste instantie dacht. Voor de tijd dat hij hier is, zal hij haar met al zijn macht te vriend moeten houden.
Wanneer het kille tweetal anderen begroet, weet hij er voor te zorgen een beleefde aftocht te maken. Hij is van plan om vanuit een hoekje of neutraal punt – de fontein misschien – iedereen te bekijken, te bepalen wie er zo uitziet dat hij hen kan vertrouwen, maar zodra hij zich voorzichtig laat zakken op de rand van de fontein, staat er een tweetal ogen vlak voor zijn neus.
"Dus jij bent Elias, de mysterieuze jongen die op een nog mysterieuzer wijze hier terecht is gekomen?" De bruine ogen horen bij een vrolijke stem en een lachend gezicht. 
Elias deinst een beetje terug bij het zien van zoveel blijheid.
"Mijn naam is Zafux Caelum, zoon van het oh zo geweldige familiehoofd van Huize Caelum. Zafux, je weet wel, de gast die je bij Keya, mijn grootmoeder, heeft gebracht toen je daar bijna lag dood te gaan. Je bent daar wel bovenop gekomen toch?" ratelt hij.
Dus deze blije kerel is Zafux? Na het zien van de ijskoningin Regina had hij toch iets anders verwacht van haar bloedeigen broer. Zafux, die er ongeveer even oud uitziet als hij, is in tegenstelling tot zijn zus, het evenbeeld van Forto Caelum, zijn vader. In zijn witte pantalon met witte blouse met gouden riem en ketting, ziet hij er uit als een jongere versie van het familiehoofd van Huize Caelum.
"Ik ben inderdaad Elias, dominus Caelum," antwoordt hij beleefd, op zijn hoede.
Zafux trekt een verafschuwend gezicht. "Er is geen reden om tegen mij zo beleefd te doen, Elias. Ik heb een hekel aan beleefdheden, noem me gewoon Zafux. Oh en trouwens, dit is Yuuki Ignem, mijn lieftallige verloofde. Op midwinternacht zal ze de mijne zijn, hè, Yuuki?"
Achter hem staat een tenger, jong meisje in een vuurrode jurk. Haar lange zwarte haren zijn lang niet zo prachtig als die van Regina, maar door de gelaatstrekken op haar gezicht heeft ze een interessant uiterlijk, waardoor ze op een bepaalde manier vele malen knapper is dan de zus van haar verloofde. Ze is haast fascinerend.
Het meisje knikt vluchtig, een blos verschijnt op haar getinte wangen. Om haar hals draagt ze een witte verlovingsketting, zoals het alle verloofde vrouwen van hoge komaf betaamt.
"Ze is wat verlegen, maar perfect voor mij," zegt Zafux terwijl hij een arm om haar slanke middel slaat, de liefde duidelijk doorschijnend in zijn ogen. Het meisje, Yuuki, begint nog heviger te blozen dan voorheen, al kijkt ze met een verliefde blik naar haar verloofde.
Zafux kijkt even op als hij zijn vader aan de andere kant van de hal een gebaar ziet maken. "Oh, we moeten gaan Yuuki, iemand wil Elias spreken," zegt hij. "Je bent meer dan welkom om ons later deze avond te vergezellen aan tafel, Elias." Met die woorden is hij weg, en staat Meester Pàntú Gotuku plots voor zijn neus. "Heer Elias," zegt hij met zijn lichte en zachte stem. Hij draagt hetzelfde zwarte gewaad als toen Elias hem ontmoette in zijn landhuis, vlak nadat hij was aangekomen in de Stad van de Drakenrijders, en Keya hem er had gebracht. Hij had er zijn lot gehoord, zijn ongelukkige lot. Hij herinnert zich elk woord nog alsof hij ze enkele hartslagen geleden had gehoord, zelfs al is het weken, - twee manen - geleden dat hij in de Stad van de Drakenrijders is terechtgekomen. 

"Je zult de Stad van de Drakenrijders niet verlaten. Je zult de Stad van de Drakenrijders niet verlinken aan anderen. Je zult op geen enkele manier contact zoeken met anderen die zich niet bevinden in de Stad van de Drakenrijders. Van dit alles zal jij niets doen, totdat de Goden je waardig hebben bevonden."

Alleen om die woorden, de woorden waarmee Meester Gotuku zijn lot bezegelde, heeft hij een hekel aan de man. Om juist die reden kan hij de zachte, lichte stem niet uitstaan, omdat hij er met die stem voor zorgde dat hij nooit terug zal kunnen naar Sforai, naar Arya, dat lieve blinde meisje. Zijn vriendin. Daarom begroet hij Pàntú Gotuku ijzig, met een neutraal gezicht en een beleefde buiging. "Meester Gotuku," zegt hij emotieloos.

"Morgen is het zover, als de zon is opgekomen, nietwaar? Als Torin met zijn eerste stralen onze aarde, onze Gaia verwarmt, zal jij je destinatie te weten komen. Je zult dan weten wat je te doen staat om je aan de drakengeesten te bewijzen." Een vriendelijke glimlach ligt op zijn lippen, maar iets aan die glimlach geeft hem de kriebels.

Hij kan er niet omheen, hij vertrouwt Meester Gotuku niet. "Dat klopt," antwoordt hij dan ook kortaf. "Paetinet, dominus," zegt hij daarna om zich te verontschuldigen, waarna hij zich omdraait en wegloopt. Haast direct wordt hij tegengehouden door Heer Forto, die hem met een goedkeurende blik tegemoetkomt. "Je doet er goed aan Meester Gotuku niet blindelings te vertrouwen," zegt hij. "Van elk van de familiehoofden is hij de gevaarlijkste, de meest gewiekste, de sterkste van alle geesten."

Elias kijkt half geschrokken naar hem op. "Was het zo duidelijk dat ik hem niet vertrouw, dominus?"

"Het spatte er vanaf."

Forto legt zijn hand op zijn schouder en brengt zijn mond naar zijn oor. "Je lerares in de Drakenleer, Saffiera Askren, is nergens te bekennen. Ik zou graag hebben dat je haar even gaat zoeken voordat het diner van de maanavond begint. Als ik je aan iedereen voorstel, wil ik dat zij er bij is om te laten zien dat zij je onderwijst," fluistert hij vlug. "Probeer er voor te zorgen dat niemand je ziet als je wegsluipt, goed? En blijf daarnaast niet te lang weg, ik wil niet hebben dat iemand je gaat missen."

Elias knikt.


Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro