Hoofdstuk 46

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

De volgende dag maakte ik mijn laatste voorbereidingen. Na een paar magere uurtjes geslapen te hebben, stal ik samen met Ada giechelend een set kleding van haar broer, die op dat uur van de dag aan het werk was. Nadat ik me had omgekleed vond Ada dat ik er nog steeds te vrouwelijk uitzag. Gelukkig had ze daar al een oplossing voor bedacht: ze scheurde een stuk laken af en gaf dat aan me. Met een steels glimlachje draaide ze haar gezicht weg. 
    "Ik zie wel dat je gluurt," merkte ik op, mijn net gestolen jasje onhandig uittrekkend.
    Ze lachte achter haar hand, die duidelijk haar zicht niet belemmerde zoals hij zou moeten. "Ik zou niet durven. Waar beschuldig je me precies van?"
    Ik besloot maar om daar geen antwoord op te geven en begon ook het onderhemd uit te trekken. Snel pakte ik de lakens op en bedekte mezelf, voordat Ada iets kon zien. "Help me even."
    Haar speelse blik verdween en ze hielp me met haar zachte handen om het stuk laken strak om mijn bovenlichaam te wikkelen. Ze trok het geheel aan en maakte het uiteinde achter mijn rug vast door het onder de stof te duwen.
    "Krijg je nog wel adem?" vroeg ze.
    Ik hapte moeizaam wat lucht naar binnen om te antwoorden. "Amper. Maar alles is beter dan zo'n vreselijk korset. Zolang ik door mijn buik adem is het prima te doen."
    "Doe snel die jas aan! Ik wil zien hoe het eruitziet."
    Ik trok het onderhemd weer aan en propte de onderkant in de broek. "En?"
    Ze lachte en gaf me plots een beetje verlegen een kus op mijn wang. Ze fluisterde in mijn oor. "Ik geef de voorkeur aan jou, maar deze jongen is ook perfect."
    Ik lachte ook en kuste haar terug.
    "Nou, nu moeten we nog een laatste ding regelen," zei ze toen, harder. Ik fronste mijn wenkbrauwen. Was er iets waar ik niet aan gedacht had? "Hoe heet je?"
    Ik aarzelde en deed mijn mond open. Daarna klapte ik hem weer dicht. 
    Ze glimlachte weer. "Dat is precies het probleem. Je moet het binnen een halve seconde kunnen zeggen."
    "Je hebt gelijk. Ik zal er over nadenken."

's Middags werden we allebei wat nerveuzer. We wisten hoe gevaarlijk de mijn was. 
    "Ada," vroeg ik op een gegeven moment zachtjes. "Het is toch wel oké dat ik 's nachts hier slaap, totdat ik een oplossing heb gevonden?"
    "Natuurlijk. Wat denk je dan, gek. Je dekt de kosten ruim als je de hele dag in de mijn werkt. Dat hoef ik mijn ouders niet eens te vragen, ik weet het zeker."
    "Goed."
    "Maar Ro, je moet me iets beloven." Ik keek haar nieuwsgierig aan. "Blijf in de buurt van Jacob."
    Ik wist dat ze het meende, maar ik kon het niet laten om een vies gezicht te trekken. "Is dat echt noodzakelijk?"
    "Hij kan je beschermen."
    "Ik kan best voor mezelf zorgen," merkte ik droogjes op. 
    "En vervolgens alle arbeiders laten zien dat je in een lynx kan veranderen? Ze zullen je bestempelen als heks, of erger." Ik ontweek haar blik. "Vanaf nu moet het anders. Je moet op elk moment van de dag opletten. Laat ze niet weten dat je met de wind praat. Of nog erger, dat je een vrouw in hun midden bent. Beloof het me."
    Ik keek haar aan en zag haar strakke blik. "Je hebt gelijk. Ik beloof het. Ik zal voorzichtig doen."

's Ochtends stond de hele familie op voor dag en dauw. De zon was nog niet opgekomen en iedereen was nog maar net wakker. Toch hing er een spanning in de lucht waar ik me maar al te sterk bewust van was. Natuurlijk waren Ada's ouders blij geweest dat ik extra geld voor ze zou verdienen, maar ze wisten welke risico's eraan verbonden waren. Joseph had zijn excuses aangeboden voor zijn opmerking de avond ervoor. Hij zat er nog steeds redelijk miserabel bij, wat in principe logisch volgde uit de flinke hoeveelheid alcohol die hij de vorige avond binnengekregen moest hebben. 
    "Is dat mijn jas?" vroeg Jacob plotseling.
    "Eh, ja-" 
    "Klopt," antwoordde Ada in mijn plaats. "En ze mag hem hebben. Zodra we genoeg geld hebben kopen we wel een nieuwe."
    "Maar dat was mijn enige-"
    Ada's moeder zond hem een waarschuwende blik en hij hield zijn mond. Zo duurde de stilte door tot het einde van het ontbijt.

Voordat ik het wist stond ik samen met Ada's gezin op de deurdrempel. Het deed me pijn om Ada's bezorgde verdriet te zien. Ik boog me naar haar toe.
    "Ik hou van je," fluisterde ik, zodat de rest het niet kon horen. 
    "Ik ook van jou," zei ze zachtjes terug.
    Ik sloeg kort een arm om haar heen en duwde haar toen weg. 
    "Tot vanavond," zei ik. Ada's familie herhaalde mijn groet.
    "Tot vanavond," mompelde ze zacht. De eenzaamheid en angst in haar stem was bijna onmogelijk te negeren, maar ik wist wat me te doen stond. Met een pijnlijke steek in mijn hart draaide ik me om. En zo gingen we op weg door het duistere Eadham. 

Onze adem maakte wolkjes in de nachtlucht. Joseph leidde ons door het kronkelende stelsel van straten, zoals hij me eerder ook naar de Vargassen had geleid. Maar deze keer was het anders. We liepen de andere kant op, door de arbeiderswijken. Overal liepen, renden en strompelden arbeiders richting de fabriek. En hoe ze zich ook voortbewogen, ze hadden allen iets gemeen: een lege blik in hun ogen. Ze waren slechts een nummer. Een van zovelen. En tot mijn grote schrik zag ik diezelfde machinale uitdrukking op de verbeten gezichten van Ada's familie. Ik probeerde niet naar ze te kijken, mijn blik net als zij naar voren te richten, naar waar we heen gingen. Maar telkens opnieuw trokken die in- en intrieste blikken me naar zich toe. Ik huiverde. Ik was de enige die ook maar interesse leek te hebben in de anderen die hier liepen. 

We liepen naar het centrum van de sloppenwijken, waar de huizen ouder waren en voor een groot deel uit baksteen bestonden in plaats van hout. Steeds meer grijze schepsels in vodden kwamen hun huizen uit en sloten zich aan bij de groeiende meute die zich als een enkel organisme door de straten bewoog. 

En toen zag ik het. De donkere contouren van het enorme gebouw doemden op uit de mist. Fabriekspijpen rookten al zachtjes door de vuren die nu langzaam hoger werden opgestookt. De menigte vertraagde en stopte uiteindelijk met lopen. We verdeelden ons in twee rijen. Ada's ouders zeiden kort gedag en voegden zich bij de andere rij. Jacob en ik bleven in de linker staan.
    "Is dit de rij voor de mijn?" vroeg ik zacht, proberend om niet op te vallen. Niemand anders praatte tegen elkaar.
    "Ja," zei hij bars, zonder me aan te kijken. "Verderop kan je je inschrijven als je nieuw bent."

Hij kreeg gelijk. Na enkele eeuwigdurende minuten wachten, kwamen we langs een houten tafel met een ongeïnteresseerd kijkende man in een sjofel pak. Jacob kwam naast me staan. 
    Ik verlaagde mijn stem een beetje, maar niet te overdreven, zoals ik had geoefend. "Ik wil me graag inschrijven."
    De man keek niet eens op van zijn papier. "Mijn of fabriek?"
    De stem klonk alsof hij dat al duizenden keren had gevraagd. En waarschijnlijk was dat ook het geval. "Mijn."
    "Leeftijd?" dreunde hij op.
    "Zestien."
    Voor het eerst keek hij een halve seconde op en bekeek me vanachter zijn ronde brillenglazen. Misschien had hij het met me te doen. "Naam?"
    "Robin. Robin Forrest." 
    Hij schreef het snel op in een kriebelig handschrift. Hij gebaarde met zijn hand om door te lopen. "Welkom in de mijn, je bent aangenomen," mompelde hij sarcastisch.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro