Hoofdstuk 56

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Het licht in de eeuwenoude ogen van de Bewaarder stierf langzaam weg. Buiten kwam het bos tot leven. Door het glas van een klein raampje zag ik hoe de takken van eikenbomen zich ritselend in onze richting strekten in een laatste vaarwel. Evelynn verliet de aarde met een glimlach. Ik ving haar op, legde haar voorzichtig op de grond en vouwde haar handen over elkaar. Ze had eindelijk vrede, na al die eeuwen. Zo gruwelijk als de dood kon zijn, zo vreedzaam en berustend was zijn andere zijde.
    Toch voelde het onbehaaglijk om met haar levenloze lichaam in een ruimte te zijn. "William," riep ik niet al te hard naar de woonkamer. 
    Hij kwam meteen binnen en knielde naast Evelynn neer. Een stille traan viel naar beneden op Evelynns sjaal en maakte een kleine vlek die steeds verder uitspreidde. Hij bracht zijn hand naar haar gezicht en sloot haar ogen. 
    Op het moment dat haar oogleden haar starende blik bedekten, stopte buiten het geritsel van de bladeren. Ik keek toe hoe Evelynns lichaam voor mijn ogen leek te vervagen en uiteenviel tot niets dan stof. Wat er van haar restte werd door een plotselinge windvlaag omhoog gestuwd. De stofdeeltjes verlieten de kamer via het raam. Slechts de geur van Evelynns kruiden bleef achter. William ging somber voor het raam staan en staarde de windvlaag na. 

Voor een moment lang was ik compleet in de ban van wat ik had gezien, maar die geschoktheid werd al gauw onderbroken door Ada, die schokkerig een teug lucht naar binnen zoog. Ik stond half op en boog me over haar heen. "Ada?"
    Haar ogen openden zich. De koorts was niet weggetrokken. Toch leek ze zich beter te voelen, want ze had me blijkbaar verstaan. "Ro. Hoe? Ik voel me..."
    Ik lachte naar haar. "Ik zei dat het goed zou komen." Ze probeerde overeind te zitten, maar ik duwde haar zachtjes terug op haar plaats. "Maar je moet nog herstellen."
    "Waar zijn we?" vroeg ze, de kamer inspecterend.
    "Evelynns huis."
    "Evelynn? Maar ik dacht dat ze..."
    Ik wierp een korte blik op William, die nog steeds in de rouw voor het raam stond. "Nee, ze had niks te maken met mijn zusje."
    "Oh." Haar sierlijke wenkbrauwen trokken zich samen in een frons. "Maar hoe heeft ze me beter gemaakt? Ik... Ik dacht dat ik dood ging."
    "Dat was je ook geweest. Als Evelynn haar leven niet voor je had gegeven."
    Ze staarde me sprakeloos aan met die glanzende ogen. "Bedoel je...?"
    "Ja."
    "Nee." Ze klonk in paniek. "Nee, dit wil ik niet. Ze had het niet moeten doen, niet voor mij."
    "Rustig," suste ik. "Ze was eeuwen oud. Ik heb het niet bedacht, ze heeft er zelf voor gekozen."
    Even was Ada stil. "Ik wou dat ik haar kon bedanken," fluisterde ze.
    Vervolgens sloot ze weer haar ogen en zakte terug in haar diepe slaap.
    "Ik ook," zei ik tegen niemand in het algemeen. "Geloof me, ik ook."
    Ik streek over haar wang en liep naar William bij het raam.

Ik legde mijn hand op zijn arm. "Het spijt me."
    Hij wendde met moeite zijn blik af en keek me aan. "Ik zie hoeveel je van haar houdt."
    Ik glimlachte onzeker. "Ja, ik hou van haar."
    "Dan is ze de prijs waard." 

William liep de kamer uit en de eetkamer in. "Thee?" vroeg hij. 
    "Graag." Hoewel ik niet het gevoel had dat thee de lege ruimte in mijn maag zou kunnen vullen, was het een welkome afleiding. Ada lag op haar ziekbed en ik zou haar zijde voorlopig niet durven verlaten om haar familie het goede nieuws te vertellen. 
    William kwam tegenover me aan tafel zitten, in stilte gehuld. Er ging een bepaalde wijsheid uit van die stilte waar ik nieuwsgierig van werd.
    "Hoe... Hoe oud was je toen je Evelynn ontmoette?"
    Hij knipperde kort bij de vraag. "Ik herinner me het niet. Erg jong."
    "Heb je familie? Iemand waar je heen kan?" Ik wist niet of de jongen klaar was voor deze vragen, maar wel dat ik ze een keer zou moeten stellen.
    "Nee." Zijn gezicht vertrok amper. "Mijn plaats is hier."
    Ik knikte betekenisloos voor me uit. Waar was mijn plaats? Bij Ada thuis? Nee. Ze waren goede mensen, maar niet mijn familie. De mijnen waren aantrekkelijk geweest, om alles in te vergeten. Maar meer dan angst voor het donker en een schraal loon hadden ze me niet gebracht. De Vargassen waren ook uitgesloten. En het bos... In het bos dwaalde mijn broer rond. 

William schonk twee koppen thee in en zette ze voor me op tafel. "Er zitten speciale kruiden in. Volgens Evelynn kalmeren ze de ziel."
    "Bedankt."
    Ik nam twee kleine slokjes van de warme thee. De smaak was scherp en zoet. "Sorry dat ik jullie niets meer heb laten weten. Nadat ik hier voor het laatst was, bedoel ik. Ik..."
    "Dacht dat Evelynn je zusje had vermoord," maakte hij mijn zin af, meteen ter zake komend. 
    "Ja. Ik had het nooit mogen denken."
    "Het is logisch. Je wist weinig. Je kende ons pas net."
    Ik nam nog een slokje. De warmte die de thee verspreidde was welkom en aangenaam. 

"Wil je vanacht hier blijven?" vroeg William. Pas op dat moment vielen de wallen onder zijn ogen me op. Ik wist dat ik er nog slechter uitzag dan hij. De afgelopen dagen waren ene voortdurende marteling geweest voor zowel mijn lichaam als geest. Alles wat er gebeurd was leek nog maar amper te zijn binnengekomen en ik wist dat er een pakket van emoties nog op me wachtte aan het einde van de weg. Ik had rust nodig, en voedsel. 
    "Ja," antwoordde ik William. "Ja, graag."
    "Je kan Evelynns kamer nemen, of net als ik een fauteuil in de woonkamer, als je dat prettiger vindt."
    Ik knikte dankbaar. "En... Is er ook iets te eten."
    "We hebben een groentestoofpot op het vuur staan."

Binnen een half uurtje was het eten klaar en haalde William de ketel van het vuur. Hij schepte wat groenten op twee borden en bracht het naar me toe. De groenten hadden vreemde kleuren en ik herkende de geur niet, maar ik was te hongerig om me er iets van aan te trekken. Zonder woorden at ik mijn portie. De kruiden die door de groenten zaten zorgden voor een perfect gebalanceerde combinatie tussen zoet en kruidig. William nam een smakeloze hap en bleef daarna zonder uitdrukking naar het eten staren. 
    Toen ik klaar was legde ik mijn bestek dwars over mijn bord, zoals me ooit aangeleerd was. "Ik breng ook wat naar Ada, goed?"
    Hij knikte wezenloos. "Ja, neem dit ook maar mee." Hij schoof het bord in mijn richting. Ik pakte het op en liep naar Ada toe.

Ze was wakker toen ik binnenkwam. "Die geur..."
    "Het smaakt goed. Je moet wat eten."
    Ik maakte me klaar om met de vork een beetje voor haar op te scheppen en het naar haar mond te brengen. Ze ging onhandig rechtop zitten. 
    "Weet je zeker dat dit gaat?" vroeg ik bezorgd. 
    Ze knikte en pakte het bord van me aan. "Ja, het lukt best. Ik word al beter."
    "Goed."
    Terwijl ik keek hoe ze met kleine, doch gretige hapjes de stoofpot naarbinnen werkte, verspreidde een warm gevoel zich door mijn lichaam. Een kalmte die een kopje kruidenthee mijn geest nooit zou kunnen brengen. 









Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro