Hoofdstuk 62

Màu nền
Font chữ
Font size
Chiều cao dòng

Nadat Ada de volgende ochtend haar weinige bezittingen had verzameld, omhelsden haar ouders haar nog een laatste keer. 
    "Ik zal je moeten gaan." Mai hield Ada vast bij haar schouder en bekeek haar trots. "Ik ben zo lang bang geweest voor dit moment. Maar nu weet ik tenminste dat ik je in goede handen achterlaat. 
    "Je bent al bijna een vrouw," zei haar vader, en hij klopte haar hartelijk op de rug. 

Ik voelde me nog steeds een indringer terwijl ik vanaf de deurpost toekeek hoe ze een voor een afscheid namen. Uiteindelijk maakte Ada zich van hen los. "We moeten gaan,' zei ze. 
    Haar ouders hadden tranen in hun ogen. Zelfs Jacobs gezicht was niet zonder een subtiele hint van verdriet. "We weten het," zei Mai. "We komen jullie snel opzoeken."
    "Doe dat," zei ik. "We laten jullie zo snel mogelijk weten waar we precies te vinden zijn."
    Ze knikte. "En Ro. Over wat je eerder zei, dat je nooit echt een familie hebt gehad... Je bent nu een deel van de onze."
    "Inderdaad," zei Joseph, een hand op de schouder van zijn vrouw leggend. 
    "Bedankt," antwoordde ik geroerd. Ik had geen worden om mijn dank nog verder uit te drukken. "Voor alles wat jullie voor me hebben gedaan."
    Ze glimlachten terug. "Ga nu," zei Mai. "Er is weinig tijd."
    Ik stak mijn hand uit naar Jacob en hij schudde hem, grijnzend van oor tot oor met zijn ferme greep. "Veel succes."
    Ik knikte ze allemaal nog een keer toe. 

En toen gingen we op weg, hand in hand door de duisternis, slechts gewapend met onze liefde en een onzekere toekomst waar we het beste van gingen maken. 

-//-

We waren omgeven door het woud. Onze handen waren samengeweven in een oneindige onuitgesproken belofte dat we elkaar nooit zouden laten gaan. Alle bomen, van de wijze eiken tot de jonge berken, observeerden ons. Voor het eerst voelde het alsof ze niet op me neerkeken en me veroordeelden, zoals ze hadden gedaan toen ik nog een eenzaam meisje was dat vol wrok en verdwaalde emoties tussen hun wortels door had gezworven. Nu bekeken ze ons met goedkeuring, bijna alsof we een van hen waren. 

Ik kneep zacht in Ada's hand en vroeg me af of zij de aanwezigheid van de oude zielen ook voelde. Ze reageerde door haar gefascineerde blik van de omgeving af te wenden en me aan te kijken, haar zachte trekken omlijst door het gedempte licht dat door de bladeren viel. "Het is perfect. Zo-" Ze zocht naar woorden. Haar ogen dwaalden over de groene lentetakken, de bladerkronen, de verse laagbegroeiing die wild over de grond kronkelde. "Vrij," besloot ze uiteindelijk. 

Ik glimlachte en luisterde naar het gezang van de vogels, een lied dat een ode leek aan de vrijheid en dat de lucht doorweefde van hoop en mijn hart opende. Het was lang geleden dat ik zoveel vogels bij elkaar had gehoord in het bos. Het was alsof ze wisten dat het gevaar was geweken, dat het monster was bedaard en zich had teruggetrokken. Of misschien waren ze gekomen voor de lentebladeren die overal ontsproten en het nieuwe leven dat in het bos was ontstaan bij de komst van de lente. Lente. Een schone lei, een nieuwe start, jonge bladeren en jonge zielen, een toekomstbeeld. Vrijheid. 

Ik keek Ada liefdevol aan. "We zullen een plek moeten vinden. Jij kiest, ik ken de omgeving te goed."
   "Dus ik kan overal stoppen waar ik wil?"
    Ik knikte. "Jij kiest."

Ze trok me onverwacht mee, een dicht bosje in. De struiken schraapten onplezierig over mijn huid. Toch volgde ik haar geïntrigeerd. Ze bleef eigenwijs lachen. "Je weet dat ik dit bos beter ken dan mezelf?" lachte ik terug. 
    "Het kan geen kwaad om je een beetje van de wijs te brengen. Voor jou moet het ook een beetje een verrassing zijn."
    Nu ze het ter sprake bracht, de lage varens waar we doorheen ploeterden kwamen me inderdaad niet bekend voor. We liepen verder tot de sterke geur van munt in mijn neus doordrong en het geluid van stromend water ons verwelkomde. Ada trok me lachend mee de open plek op en zoals ik al had kunnen voorspellen was het mjjn open plek. Daar waar alles was begonnen. 

"Hier," zei Ada. Ze maakte zich van me los en draaide op haar hakken een rondje om uitzicht te krijgen over de hele plek. "Er is water, munt, schaduw en zon. En het voelt als-"
Deze keer aarzelde ik niet om haar zin te beëindigen. Ik verraste haar door haar en haar warmte dicht tegen me aan te trekken. "Thuis." Het woord rolde soepel over mijn lippen, zekerder dan het ooit uit mijn mond had geklonken.  De plek waar het was begonnen. De plek waar een nieuw verhaal zich zou ontrafelen. En dit was het eerste hoofdstuk. "Ja," zei Ada. 

We kusten elkaar. Haar lippen waren warm en zoet en haar aanraking was zacht en allesbehalve dwingend, zo anders dan de eerste keer. Ik snoof haar geur naar binnen. Warme, lavendelgeurige liefde, vermengd met de frisse vrijheid van het woud. Mijn hart klopte in een snel en regelmatig ritme en even wist ik zeker dat haar hart in hetzelfde ritme klopte.
    Ze duwde me heel langzaam weg. Met tegenzin liet ik het toe. 

"Hoor je dat ook?" vroeg ze zacht. Er klonk verwondering door in haar stem.
    Ik luisterde geconcentreerd, maar hoorde slechts de immer aanwezige en onverstaanbare fluisteringen van het woud. "Wat hoor je?"
    "De bomen... Ze spreken."

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen2U.Pro